Ome Willem, wie kent hem niet? De man van joepie de poepie, met een papje… en natuurlijk het beroemde broodje poep! Maar liefst zestien jaar lang zaten we op woensdagmiddag aan de buis gekluisterd om te genieten van de avonturen van Ome Willem en zijn vrienden. Nog steeds wordt de serie regelmatig op televisie herhaald. Het format van Ome Willem blijkt tijdloos…
Schrijver en acteur Aart Staartjes, bedacht de kinderserie in 1974. Hij nam zelf de rol van Toon voor zijn rekening. De rest van de cast bestond uit Edwin Rutten (Ome Willem), Jennifer Willems (Teun), Pieke Dassen (August) en de muzikanten alias geitenbreiers Harry Bannik op de piano (de hoofdgeitenbreier), Frank Noya op basgitaar (de papjesgeitenbreier) en Harry Mooten op accordeon (de grote grijze geitenbreier). De liedjes en sketches werden geschreven door Willem Wilmink, Karel Eijkman, Hans Dorrestijn, Ries Moonen, Fetze Pijlman en Jan Riem.
Het format van de Film van Ome Willem, was simpel en altijd hetzelfde. Ome Willem komt met veel spektakel het podium op door een papieren deur heen, gevolgd door een enthousiaste begroeting. Kinderen, oftewel rakker, komen het podium op met tekeningen en de grote grijze geitenbreier krijgt een kus op zijn hoofd. Ome Willem klimt vervolgens achter zijn drumstel en het thema van de uitzending wordt ingeluid met een lied: Luister even wat ik vraag… De rest van de voorstelling is een vrolijke mix van sketches, buitenfilmpjes, liedjes en poppenkast. Grappig detail was dat de kostuums van Ome Willem, Teun, Toon en August dikwijls veranderden, terwijl het geitenbreier-orkestje altijd keurig in smoking is.
Rode lijn door de uitzending was altijd een of ander conflict tussen de personages, dat natuurlijk altijd goed kwam waarna werd afgesloten met: deze vuist op deze vuist. Tijdens het programma mochten de kinderen vragen stellen, meezingen, plassen, en zelf op het podium komen. Naast de vaste cast, deden ook regelmatig gastacteurs mee met de voorstelling. Onder andere Joke Bruijs, Karin Bloemen, Wieteke van Dort, Imca Marina, Haye van der Heyden en Frits Lambrechts bezochten de set. Maar wie er ook langskwam en wat er ook gebeurde, een aflevering of optreden van Ome Willem was altijd één groot feest!
Acteur, regisseur, presentator, documentairemaker en schrijve Aart Staartjes (Amsterdam, 1938 – 2020) bedacht De Film van Ome Willem in 1974. Voor zijn overlijden blikte hij terug op de serie.
Aart Staartjes: “Ik kwam op het idee toen de Vara mij de opdracht gaf om een eenvoudig kleuterprogramma te maken. Het mocht niet te veel geld kosten. Gezien de socialistische inslag van de Vara, leek een rechtse VVD-er als hoofdpersoon me wel spannend. Het was ook de tijd van ‘de anti autoritaire opvoeding’, waar ik geen voorstander van was. Zo kwam ik op het idee van een rechtse vader met een stel domme figuren er omheen, en een keurig orkestje…
Ik had al talloze commercials ingesproken met Edwin Rutten en dat deed hij goed. Hij was geknipt voor ‘Ome Willem’. Ook met Pieke Dassen had ik al eens gewerkt, en hij was ook nog poppenspeler. Jennifer Willems werd me aangeraden door de Vara. Mijn karakter Toon was niet bijzonder belangrijk. Ik was de wijste van de domme clowns, en verder deed ik maar wat. Onze karakters waren geliefd omdat kinderen brommerige en stuurse types nu eenmaal leuker vinden dan lieve, slijmerige juffrouwen en meneren…
De samenwerking liep vanaf het begin goed. We hebben in al die jaren zelden ruzie gehad. Er werd veel geïmproviseerd, vooral door Edwin. Dat moest ook wel, omdat de anderen vaak hun tekst kwijt waren. Edwin denderde altijd door als een tank… Omdat hij zo muzikaal was, liep hij toch altijd gelijk met het orkestje onder leiding van de beroemde Harry Bannink.
Het succes van Ome Willem ligt naar mijn idee in de combinatie van goede teksten en goede muziek, geschreven door Jan Riem, Karel Eijkman en Willem Wilmink, met een rommelige uitvoering. En natuurlijk de reagerend kleuters, die vaak dwars door de scènes heenliepen en voortdurend moesten plassen. De Film van Ome Willem was, kortom, een aantrekkelijke chaos!”
Edwin Rutten (Groningen, 1943) is in Nederland wereldberoemd als Ome Willem.
Edwin: “Aart belde op met de vraag of ik wel eens iets voor kinderen gedaan had. Ik heb er twee, antwoordde ik, dus ik zit midden in de doelgroep… Ik had nog nooit voor kinderen opgetreden, maar in wezen zijn ze niet anders dan volwassenen. Ze hebben het allemaal net zo goed door. Ze zijn wel onbevangen, en dat vraagt om extra zorgvuldigheid. Belangrijk is om nooit kinderachtig te zijn. Natuurlijk breng je dingen op kinderniveau, maar je moet altijd gewoon normaal doen.
De kinderleeftijd is een belangrijke periode. Tussen 0 en 12 gebeurt het: de vorming, waarden en normen, muzikale beleving, smaak, interesse, nieuwsgierigheid… Daarna gieren de hormonen door de lijven. Ik identificeer met de kinderen. Wat vindt een kind van zes spannend en leuk? Met de handen helemaal in een grote bak vla! Nou, dat deed ik dan. En als ik onverhoopt toch te ver ging, hup het stoffer en blik erdoorheen en verder. De kracht van Ome Willem lag in het onvoorspelbare en de snelle beweging van links naar rechts. Van het ene extreem naar het andere, van heel streng naar alles mag, van de ene mood naar de andere. Die haat-liefde verhouding, dat is veel sterker dan alleen maar leuk en lief. Als je alleen maar spekkies krijgt, wil je een bal gehakt…
Ome Willem had kwaliteit, het was niet flinterdun en nooit zoetsappig. Door het rommelige karakter leek het of we de boel ter plekke bij elkaar verzonnen. Maar we werkten met een draaiboek. Alles was geschreven: de openingsscene, de poppenkast, de liedjes… Maar de kinderen mochten mee doen, en dat liet zich natuurlijk niet bedenken. Daarom was een strakke lijn nodig, zodat er ruimte was voor wat kon gebeuren, voor improvisatie. De term ‘geitenbreiers’ voor het orkestje – altijd keurig in smoking- was van Willem Welmink. Ik maakte er vervolgens hoofdgeitenbreier (Harry Bannink), papjesgeitenbreier (Frank Noya) en de grote grijze geitenbreier (Harry Mooten) bij.
Ik ben dol op alliteratie. Net als ‘ri ra rillen, ga maar zitten op die…’ En hups daar gingen ze. Ik houd ook van dubbele bodems, een grapje voor thuis. Dan keek ik ineens heel streng in de camera en riep: voeten van die bank! Joepie de Poepie ontstond ter plekke. Toen ik de eerste keer door die papieren deur heen kwam. Er stond niks in de tekst. Wat moest ik zeggen? ‘Goedemiddag’ of ‘dag kinderen?’ Uit pure wanhoop riep ik: ‘Joepie!’..’dé…’ de rest volgde vanzelf…
Mensen vragen wel eens of ik nooit moe word van ‘Ome Willem’. In tegendeel. Ik ben er blij mee. Ik heb 16 jaar een programma mogen maken en word nog steeds gebeld om erover te vertellen. Laatst had ik een rolletje in GTST, ik speelde een oplichter. Kreeg ik van een oude dame in de supermarkt bij de kassa een kneepje in mijn wang: U bent wel een boefje Ome Willem! Dat is toch geweldig?
Een hoogtepunt? Het feit dat ik in alle gehandicapteninstellingen van het land heb gestaan. Laatst was ik ergens ter ere van het 25 jarig bestaan, waar ik ook de opening was geweest. Optreden voor gehandicapten vind ik heerlijk. Een mooie spiegel ook. Want wat is eigenlijk normaal? Ik vind dat je niet pathetisch moet doen over gehandicapten. Wij zijn statistisch gezien in de meerderheid, daardoor zijn wij toevallig ‘normaal’. Ik hou ook van het contrast. De ene dag op een tafeltennistafel staan voor twintig kinderen, de volgende dag in een vol Carré. De kern blijft namelijk hetzelfde. Het gaat om die nucleus, het kunstje dat je doet. Als je twintig kinderen vanaf een tafel kunt bezighouden, kun je dat ook met een groot publiek. Je bent diezelfde limonadesiroop. Je moet er alleen niet te veel water bij doen…
Na afloop van de voorstelling nam ik altijd afscheid in de hal, om kinderleed te voorkomen. Het gevoel dat er iets uitgedeeld was, maar jij had het gemist… In die hal konden alle kinderen nog even iets vragen of laten zien. Dat hoorde erbij. Die hal was ook een graadmeter. Als ik daar geen zin meer in had, was het tijd om te stoppen. Zover is het nooit gekomen! Ter ere van het dertigjarig jubileum van Ome Willem hebben we 180 voorstellingen gedaan. Alles uitverkocht. Voor kleine kinderen blijft Ome Willem leuk. De tijden veranderen, en daarmee ook de verpakking, de buitenkant, maar een kind is een kind. Nog leuker vond ik om te zien dat de zaal vol zat met kinderloze twintigers en dertigers. Hoe dat komt? Ome Willem kwam bij ze binnen toen ze jong waren. In die fase van 0 tot 12, de periode waar het allemaal gebeurt. Toen het leven nog gewoon leuk was!”
Dr. Marga Akkerman (1944) is kinderpsychologe. Op de site van Ome Willem beantwoordt zij vragen van ouders en kinderen. Marga kent ‘Ome Willem’ al jaren…
Marga: “Ik leerde Edwin kennen in mijn eerste studiejaar psychologie. We werden op een feestje aan elkaar voorgesteld door een gemeenschappelijke vriendin. Of ik Edwin een beetje bij de hand wilde nemen bij de studie? Bij de hand nemen, heb ik nooit gedaan, dat ging ook niet bij Edwin. Wel hebben we aan tafel op mijn studentenkamer heel wat tentamens voorbereid. Samen met Edwin’s oude schoolvriend René Holdert en mijn psychologie studerende verkering Carel Akkerman, werden theorieën volledig omgedraaid en uit het verband getrokken. We lagen regelmatig te huilen van het lachen! Na de studie gingen onze wegen beroepsmatig gezien uiteen. Maar de vriendschap bleef, en ook altijd in hoge mate gebaseerd op humor. Niks is te gek. Edwin is een brok energie, verbaal zeer begaafd, en heeft een enorm gevoel voor humor. Als ik aan hem denk, begint mijn hart al te lachen. Ome Willem was hem op het lijf geschreven!
Toen mijn kinderen klein waren, en hij in buurt optrad, gingen we altijd kijken. Een keer zaten we op de eerste rij (hij wist van niks), plofte hij ineens tussen het publiek pal naast mij en mijn kindertjes! En geen moment van zijn á propos! Edwin was de grote Oom met heel veel kind erin, die tegelijkertijd precies wist wat hij deed. Wat ik ook heerlijk vond aan zijn voorstellingen, was dat de kinderen niet zo werden aangezet tot gillen zoals je vaak ziet bij kinderartiesten. Zijn ‘broodje poep’ is een stuk verfijnder!
Al een hele tijd wilde Edwin graag samenwerken, liefst in mijn praktijk voor kinderpsychotherapie. Hij praten met de ouders, ik met de kinderen. Maar mijn werk is aan strenge overheidsregistraties gebonden en daar past helaas zijn humorvolle inventiviteit niet in. Op de Ome Willemsite is onze samenwerking eindelijk gelukt. Het is een luxe om de artiest en zijn publiek zo goed te kennen!”
Frederieke de Jonge (43, kok) groeide op met Ome Willem.
Frederieke: “Woensdagmiddag na school… Ik mocht altijd kijken. En als mijn vader thuis was, keek hij mee. Vanaf het begin was het lachen. Zoals Ome Willem door die nep-deur denderde… Elke week was het weer spannend hoe hij er deze keer doorheen zou komen. Dan een liedje, altijd met een broodje poep en het thema van de dag: luister even wat ik vraag, luister wat ik vraag vandaag… En dan begon het! Ik wilde niets liever dan in dat publiek zitten, en keihard meezingen en dan met hoed en boa het podium op, bij Ome Willem…
Want dat was misschien wel het leukst van Ome Willem, het was niet alleen vóór maar ook mét kinderen. Dat maakte het ontzettend spannend. Alles kon. De kinderen mochten zich verkleden, mee praten met de poppenkast, mee zingen… Ik vond alle personages leuk. Ze hadden ook lol onderling op het podium. Dat straalde er vanaf en werkte aanstekelijk. De geitenbreiers bijvoorbeeld, die konden vaak niet stoppen met lachen. Zij waren het geweten van het hele stelletje, de braveriken. Het orkestje vond ik sowieso geweldig. Muziek speelde een belangrijke rol.
Toch was Ome Willem favoriet. Zoals hij met dat petje achter dat grote drumstel zat! Hij was ontwapenend lief en tegelijkertijd het stoutst van allemaal. Ook als hij als strenge, wijze oom op de kinderen lette, was hij eigenlijk nog steeds heel stout. Zijn personage was tijdloos. Een hele grote vent, die net zo is als een kind.
Soms zie ik Ome Willem ineens voorbij komen op tv. Ik blijf dan altijd even hangen. Als volwassene zie ik natuurlijk hoe ‘flauw’ het is. Plaatsvervangende schaamte, zoiets. Wat ook opvalt is de rust van het programma. Niet dat gejaagde wat veel kinderprogramma’s tegenwoordig hebben. Het is puur en oprecht. Niks fout, alleen af en toe stout. En welk kind, of mens, is dat niet bij tijd en wijlen? Ik moet er in ieder geval nog steeds hartelijk om lachen. Daarin ligt natuurlijk ook de kracht van het programma: die kinderlijke humor. Net als Ome Willem zelf, letterlijk en figuurlijk tijdloos. Edwin Rutten zal voor mij ook altijd een beetje Ome Willem blijven. Zelfs toen ik hem zag als Sinterklaas en als Daddy Warbucks in de musical Annie. Ome Willem is en blijft nu eenmaal Ome Willem. En zo hoort het ook!”
Foto: wikipedia