De grens tussen Turken, Syriërs, Koerden, Turkmenen, Armenen, Assyriërs en Arabieren

Waar vandaag een barbaarse strijd wordt gestreden, werd ooit de beschaving geboren. Dat was nog ver voordat er grenzen werden getrokken.

Het is november, 2011 en het motregent in Mesopotamië, de Levant, de Oriënt, het Midden- of het Nabije Oosten, wat jij wil. Op de gevel de letters Nusaybin, wit op blauw, net als bij ons. Het stationsgebouwtje zelf is op slot, maar er wordt druk gebaard vanuit een kringetje mannen dat verderop op het omvangrijke rangeerterrein thee zit te drinken. Kom erbij vriend, ahlan wa sahlan, als ik in mijn steenkolenarabisch informeer naar de vertrektijd van de trein. De trein, jazeker. Morgenochtend meneer, negen uur. Het kaartje koop je bij de conducteur.

Een van de strak gepakte mannen komt van de andere kant: uit Qamishli. Tweemaal daags passeert hij de grens tussen Syrië en Turkije. Voor zaken. Geen enkel probleem die grens, zegt de man, we zijn tenslotte allemaal familie, want allemaal Koerd. Ik informeer bij de Syrische Koerd nog even naar de demonstraties in Qamishli, die een aantal maanden eerder veertig mensen het leven gekost zouden hebben, toen het Syrische leger het vuur op demonstranten opende. Hij weet er niets van, of wil er niets van weten natuurlijk.

We zijn tenslotte allemaal familie, want allemaal Koerd

Nusaybin, Qamishli, what' s in a name. Heel vroeger heette de stad Nisibis, en was het een belangrijke handelsplaats. Ooit was er ook een veldslag, tussen Romeinen en Parthen, de voorlopers van de Perzen, op hun beurt weer voorlopers van de Iraniërs. Net als er nu gevochten wordt tussen de barbaren en een ongemakkelijke gelegenheidscoalitie. Tussen de stadsdelen ligt een wildgroene zone, afgebakend met prikkeldraad, rollen scheermesjes, aangewaaide plastic zakken en wachttorens. Dwars door het midden een weg, met halverwege twee vlaggenmasten en kantoortjes rond een slagboom: de grens.

Die grens is een gematerialiseerd hersenspinsel van Sykes en Picot, diplomaten die begrippen werden, nadat ze begin vorige eeuw namens grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië het Midden-Oosten verdeelden in invloedsferen. Sferen die als inktvlekken over historische kaarten liggen, en uitgroeiden tot voldongen feit: grenzen. Hoe arbitrair, dat kun je zien aan de soms loodrechte lijn die ze door het land trekken. Een lijn die lang lastig dwars over akkertjes ging, door families liep, een volk verdeelde. En die nu – een eeuw later – een keiharde grens blijkt, waarachter ineens veiligheid of geweld doemt.

Pal naast die lange, loodrechte lijn tussen Turkije en Syrië ligt een spoordijkje met rails: die Baghdadbahn, aangelegd in dezelfde tijd dat Sykes en Picot het Midden-Oosten tussen hun opdrachtgevers verdeelden. Net als de Hejazbahn – een trein waarmee Turken en Duitsers samen de woestijn probeerden te penetreren, helemaal tot in Mekka – moest de Baghdadlijn de Britse wereldhegemonie breken. Er zijn historici die de eerste wereldoorlog niet wijten aan dat ene pistoolschot in Sarajevo, maar juist aan deze Duits-Ottomaanse strategie.

Nusaybin-Ceylanpinar

Voor het rangeerterrein van Nusaybin een lange rij vrachtwagens, die besnorde chauffeurs een voor een haaks op de wagons manoeuvreren. Arbeiders laden koelkasten, airco's en kleiner spul over in een eindeloos lange rij treinwagons. Alles naar Kirkuk en Mosul, grote steden van een florerend Koerdistan. Ik klim de trein in de andere kant op, en neem plaats in een ouderwets comfortabele coupe: zes zetels, bagagerek, tafeltje met kacheltje eronder. Het raampje kan nog gewoon open.

Met gemiddeld drieëndertig kilometers per uur tuft de dieselmotor de volgende twaalf uur door het Mesopotamische laagland. Aan de linkerkant loopt vierhonderd kilometer lang eerst de helling van het spoortalud met daarachter een karrespoor, een hek, dikke rollen scheermesdraad en weer een karrespoor. Maar die laatste ligt dan in Syrië. Achter de locomotief slingert een eindeloos lang lint goederenwagons, want de grens loopt lang zo kaarsrecht niet als op de kaart. Dezelfde landarbeiders halen aan beide zijden dezelfde zomergewassen binnen: katoen, pompoen.  Met regelmaat rijst uit het land een tel op, als molshoop uit een strak gazon.

Tels, ook wel tall of tepe, zijn geaccumuleerde overblijfselen van eeuwenlange bewoning, want netjes slopen en afvoeren deden ze vroeger nog niet. Daags tevoren sta ik bovenop de tel van het Turks-Koerdische dorp Yuvacali, hemelsbreed zestig kilometer naar het noorden. Met boerenzoon Fatih loop ik rond de voet van de tel, opgebouwd uit vele lagen geschiedenis, omdat elke beschaving hier bovenop de vorige bouwt. Met de neus van onze schoenen schoppen we stukjes Byzantijns mozaïek, Romeins aardewerk omhoog. Fatih wijst me op de fundamenten van een Armeense kerk, en daar: van het Joodse kwartier van het dorp.

Fatih werd tot gids opgeleid door Allisson, een struise Britse die jaren geleden haar Istanboels luizenleventje inruilde voor opbouwwerk in het dorp van haar man, een Koerdisch ingenieur. De projecten waarmee ze het dorp hogerop probeert te tillen bestaan voor een belangrijk deel uit bezoek van Westerse toeristen. Geen all-inclusive volk, maar ecotoeristen die Allisson bij aankomst streng toespreekt over kledingvoorschriften, na eerst uitvoerig de Koerdische geschiedenis te duiden.

Koerden, zegt Allison, zijn sterk verwant aan zigeuners. Lang geleden vertrokken uit India, neergestreken in Iran, druppelden ze langzaam door tot aan de Bosporus. 'Vergeet dat ook ik een hoofddoek draag,' zegt Allison. 'Koerden mogen conservatief zijn, dat zijn ze vanwege hun cultuur, niet vanwege de islam.' Koerden schaarden zich eeuwenlang achter het Yazidi-geloof; ze aanbaden daarbij de pauw. Zou je het op de man af vragen, dan zijn ze moslim. 'Maar veel van hun gewoontes zijn nog Yazidi, ook al weten ze dat niet meer.' Dat verklaart de huidige Koerdische inspanningen om de Yazidi’s tegen ISIS te beschermen.

Dertig kilometer verder naar het zuiden ligt Göbeklitepe, waar professor Klaus Schmidt al decennialang jaar met een handvol Duitse archeologen en veertig Koerdische arbeiders graaft naar de wortels van sedentarisatie, ofwel het begin van de menselijke vestiging op één plaats. Volgens Schmidt bouwde de mens in Göbeklitepe zijn eerste tempel, en kwamen daar zoveel mensen op af dat ongemerkt de sedentarisatie intrad en vervolgens de beschaving werd geboren. Afgelopen zomer overleed Schmidt onverwacht, zijn werk wordt voortgezet. Want hoe rijk is dit land wel niet, aan geschiedenis en verhalen? Elke stap een nieuw verhaal.

In Ceylanpinar, de trein is drie uur en ruim honderd kilometers verder, is het gedaan met het rustige ritme van de rails. Koerdische gezinnen klimmen de trein op, stormen de coupe in. Het talrijke kroost wordt uitbundig gevoerd, tot grote ergernis van de andere passagier in onze coupe. Hij zoekt oogcontact, knikt zijn hoofd naar de familie, en haalt vervolgens zijn prominente neus op. Of hij nu Turk is, Turkmeen, Armeen, Assyriër of Arabier, sunni of shia, of toch misschien een laatste christen, ik weet het niet meer. Geen Koerd in elk geval.

Ceylanpinar-Akcakale

Daags voor de treinreis loop ik twintig kilometer door de San Liurfa Delta, niet ver van de spoorweg, waar boeren niets dan katoen telen. Katoen telen kost veel water, water dat de Turkse overheid via de bouw van een omtreden stuwdam van Koerdische dorpjes hogerop heeft weggeleid, zodat die nu op een houtje moeten bijten. De voettocht eindigt in Harran, een stad met groot toeristisch potentieel. Hier geen telletje, maar een enorme berg, laag na laag vol historisch bewijsmateriaal van de lange, rijke bewoning. Abraham, bijvoorbeeld, zou in Harran gewoond hebben, voordat hij melk en honing ging zoeken.

Of hij nu Turk is, Turkmeen, Armeen, Assyriër of Arabier, sunni of shia, of toch misschien een laatste christen?

Fier overeind staat nog de toren van wat de eerste universiteit ter wereld heet te zijn, en waar wetenschappers onder het vrijzinnige bewind van kalief Harun al Rashid de basis legden voor algebra en sterrenkunde. Bovenop de berg graaft een ploegje archeologen naar, ja, naar wat eigenlijk? 'Abraham, waha. We leggen huizen uit die tijd bloot. Dus dat zou kunnen. Maar Abraham, dat is een legende,' zegt de Turkse archeoloog, die vervolgens klaagt over de zuinigheid van het Turkse departement van cultuur. Het is koud, het regent en de opgraving ontbeert een overdekking. Het water spoelt precies het huis van Abraham in.

Later sukkelt de trein gestaag weer door. Ongemerkt heeft de prikkeldraadgrens plaatsgemaakt voor een enkel karrenspoor, met nu en dan een Syrisch wachtpostje. Soms takt het karrenspoor even af, tot precies voor de rails, om aan de Turkse kant zijn pad weer te hervatten. De boer moet ploegen, grens of niet. Even later keren de scheermesrollen ter linkerzijde af en toe weer terug, veelal in platgelopen staat.

Langer stopt de trein in Akcakale, een typische grensplaats. Rechts het Turkse deel, links wonen de Syrische Koerden. Ertussenin een grenspost met trots wapperende vlaggen. Een jaar later kom ik Akcakale opnieuw tegen, nu op tv en in de krant. Er is een granaat neergekomen, afgeschoten vanuit Tell Abyad, de Syrische helft van het dorp. Daarbij heeft een halve familie de dood gevonden.

In NRC Handelsblad lees ik dat het dorp uit Arabische Turken zou bestaan. Een ander verslag heeft het over een Koerdisch dorp, en verslag verder wonen er voornamelijk Turkmenen. Op een foto van Der Spiegel zie ik vrouwen weeklagen, ze dragen allemaal de felpaarse hoofddoek: Koerdisch dus. 

En vorige week – we zijn inmiddels drie jaar verder – kom ik halte Ayn al Arab tegen op het nieuws. Kobani, heet de plaats in het Koerdisch, waar nu tienduizenden Koerden in allerijl de grens oversteken. Over die grens heet het plaatsje weer Turks: Mursitpinar. Of het daar veilig blijft voor de vluchtelingen is de vraag, want ook Koerden en Turken kennen natuurlijk hun beslommeringen. Met dank aan Sykes en Picot

 

Mijn gekozen waardering € -

Een actualiteit staat zelden op zichzelf, die komt voort uit context. Daarom reist Anthon Keuchenius (1964) graag rond, ongeveer tussen Heuvelrug en Jemen, om die context in tekst en beeld te brengen. Liefst ruim voor- of nadat die actualiteit zich voordoet. Of waar anderen hem laten liggen.