De groene steden van de toekomst

Over honderd jaar woont het overgrote deel van de mensheid in steden. Maar die zien er wel heel anders uit dan de steden van nu: schoner, beter, gezelliger en liefst ook mooier en groener. Hier alvast een inspirerend visioen voor de volgende eeuw…

Stel, je gaat op een avond in 2014 nietsvermoedend slapen en je ontwaakt de volgende ochtend een eeuw later… Het is 2114. Je wordt gewekt door je huiscomputer, een fijnzinnig technologisch wondertje dat zo’n beetje je hele huishouden organiseert, zodat jij alle tijd overhoudt om je te concentreren op creatievere zaken.

De vers gezette cappuccino staat al klaar wanneer je je ogen open doet en je gordijnen schuiven geluidloos open, zodat je niets hoeft te missen van het spectaculaire ontwaken van de bruisende, groene ecostad. Het uitzicht is fascinerend: bij de eerste zonnestralen openen de kruinen van de wolkenkrabbers zich zoals een bloem haar kroonblaadjes ontvouwt. De hele dag volgen hun ranke fotovoltaïsche dakpanelen de zon en zetten ze de lichtstralen om in gratis energie.

De huiscomputer gebruikt trouwens geen wekker. Hij heeft gewoon de zeven flatscreens aangezet die aan de muren van je slaapkamer hangen. Het waren de klepperende ooievaars van scherm 3 en het drukke getsjilp van de Afrikaanse wevervogeltjes op scherm 5 waar je zojuist van wakker werd. De oehoe van scherm 1 heeft kennelijk een drukke nacht gehad en ligt als een zak aardappels uitgeteld te dutten op haar eieren. Op scherm 2 liggen ook de vossen nog in diepe rust en scherm 4 is leeg: de slechtvalken van je eigen dak zijn kennelijk al op pad. Op scherm 6 heeft zich vannacht een drama voltrokken: waar je gisteren nog twee steenarendkuikens telde, is er nu nog maar eentje over… Balen! Gelukkig is het witpluizige kleutertrio in het kerkuilennest op scherm 7 nog compleet: zelfs het jongste uilskuiken ziet er weldoorvoed uit, al is hij nog altijd iets kleiner dan de andere twee.

Lommerrijke terrassen bieden volop privacy

Hoewel je huis zich op de zesentwintigste verdieping van een hoge torenflat bevindt, heb je het gevoel alsof je in een riante villa middenin de natuur woont. Het is mooi weer, dus je drinkt je eerste kop koffie in de boomrijke tuin op je 400 vierkante meter grote terras. De eerste sporters rennen al in flitsend runnerstenue over de bruggen tussen de daken. De zon laat de halmen van je siergrassen oplichten en je appelboom staat in volle bloei, terwijl paarse seringen hun heerlijke geur verspreiden. Je hoort gezoem van bijen. Toch is het zo vroeg in de ochtend nog best frisjes, dus je zet evengoed je buitenverwarming aan. Energie genoeg tenslotte.

Zodra je je koffie op hebt, slenter je tussen de bloembedden door naar je moestuinhoek, waar in verhoogde bedden de eerste spinazie en radijsjes al opkomen. Terwijl je je babyplantjes tevreden verder de grond uit kijkt, verschijnt boven de beukenhaag een bekend gezicht: de buurvrouw. Of je gezellig bij haar in de tuin komt ontbijten, want ze heeft vanochtend een brood gebakken. Lekker!

Er zijn slechts drie stappen voor nodig om op haar terras te komen, want er is een ruime open doorgang in de beukenhaag; de tijd van suffe hekjes, muurtjes en schuttingen ligt al lang achter ons. Er wordt toch niks gestolen of vernield en de lommerrijke terrassen bieden genoeg privacy voor wie daar behoefte aan heeft.

Zwemmen op het groene dak

Onder het genot van versgebakken brood met biologische boter en zelfgemaakte jam bespreek je samen met je buurvrouw de holografische ochtendkrant, die zich laat lezen en bekijken op de gevels van de gebouwen aan de overkant. Nieuwsberichten worden afgewisseld met foto’s, gedichten, tekeningen, filmpjes en andere kunstuitingen van je medestadbewoners.

Of jij wat ziet in een eigen luchtvoertuig, wil je buurvrouw weten. De handige vliegtuigjes kunnen verticaal opstijgen en landen, en ze zijn heel goed te betalen tegenwoordig. Maar nee, voor jou hoeft dat niet zo. Dan moet je zo’n ding elke avond weer helemaal opvouwen, daar heb je geen zin in. Bovendien heb je geen luchtvoertuig nodig, want het kost je maar tien minuten om naar je werk te gaan.

Twee wolkenkrabbers verderop stap je via de dakbrug zo de glazen torenflat in waar je werkt: een van de vijftien stadsboerderijen die alle stadsbewoners voeden. Dit werk bevalt je uitstekend. Het is zinvol en afwisselend. Soms ben je een hele dag aan het zaaien in de spiralende, bewegende plantenbedden die volop zonlicht vangen, dan weer een hele dag aan het oogsten. Tussendoor sta je af en toe een dag groente en fruit te verkopen op de immense versmarkt op de begane grond. Of je leidt buitenlandse delegaties stadsboeren rond of werkt nieuwe collega’s in.

Aan het eind van elke werkdag spoel je het zweet van je lijf onder je regendouche, die zijn water vervolgens afvoert naar je eigen tuin. Als het mooi weer is, dan ga je daarna zwemmen op het groene dak, in een gigantisch openluchtzwembad dat door decoratieve, vogelrijke rietkragen wordt gezuiverd. En natuurlijk ben jij niet de enige. Andere bewoners van jouw woontoren verzamelen zich ’s avonds ook graag op het dak voor een duik, een hapje en een praatje. Er is altijd wel iemand die een gezellige barbecue organiseert…

Mensen hebben elkaar nodig

Anno 2114 zijn de steden nog vele malen mooier en spectaculairder dan de visionairen uit de vorige eeuw in hun stoutste dromen durfden te hopen. Het gaat allemaal veel verder dan keurig binnen onze eigen ecologische voetafdruk blijven: overal om je heen is overvloed en natuur, in totale harmonie met de brandschone technologie van nu.

De duistere, verwarrende jaren van doemdenken en uitsterven, van tekorten en vervuiling en van schuldgevoel en eenzaamheid zijn allang voorbij. Die noemen we nu een beetje lacherig de industriële middeleeuwen, met hun doorgedraaide consumentisme, vage financiële producten en graaiende aandeelhouders.

We hadden toen nog maar bitter weinig vertrouwen in het onmetelijke menselijk potentieel.

Tweehonderd jaar geleden, in 1914, leefde slechts 10% van de wereldbevolking in steden. Een eeuw later, in 2014, was dat al ruim de helft van alle mensen op aarde.

Maar grote steden werden op tv, in films en in de literatuur steevast afgeschilderd als broeinesten van criminaliteit, overbevolking en vervuiling. Te veel mensen die dicht op elkaar wonen en werken, daar komt alleen maar rottigheid van, dacht men toen.

Velen idealiseerden het ‘pure’ leven op het platteland. Maar door overvloedig gebruik van pesticiden en grootschalige landbouw en veeteelt bleef er van het platteland al gauw bitter weinig over.

Tegelijkertijd maakte de razendsnelle opkomst van sociale media steeds duidelijker hoe hard mensen elkaar nodig hebben. We gingen eindelijk inzien hoe belangrijk het is om optimaal te kunnen netwerken en elkaar te ontmoeten. We willen onze diensten en producten en kunst aan elkaar verkopen, voor elkaar koken en samen eten, muziek maken en verhalen vertellen. Het individualiseringsproces dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw was ingezet had ons namelijk vooral eenzaamheid gebracht.

Tijdperk van crisis en transitie

De daverende, decennialange systeemcrisis van de eenentwintigste eeuw viel samen met een tijdperk van noodgedwongen transitie, die een totale ommekeer in ons denken en handelen teweegbracht. Zo’n tijdperk van radicale verandering komt maar eens in de 150 a 200 jaar voor. Maar de mensen waren er hard aan toe.

Hoe we aan het begin van de eenentwintigste eeuw leefden, maakte velen ziek, zowel psychisch als lichamelijk. Allerlei soorten dieren en planten stierven in een angstwekkend hoog tempo uit en ook ons werk was zo veeleisend, dat we bijna nergens anders meer aan toekwamen. Aangenomen dat we werk hàdden, want door de crisis sloten steeds meer bedrijven hun deuren.

Hoe we aan het begin van de 21e eeuw leefden, maakte velen ziek, zowel psychisch als lichamelijk

Maar juist doordat het steeds moeilijker werd om te overleven, werden mensen ook steeds creatiever. Er ontstonden steeds meer samenwerkingsverbanden van onderop en gevestigde bureaucratische instituties begonnen te wankelen, terwijl wetenschappers koortsachtig aan oplossingen werkten. Daarbij maakten ze (voor waterzuivering, energie en vervoer) uiteraard in toenemende mate gebruik van biomimicry, het vertalen van oplossingen van de natuur naar oplossingen voor menselijke problemen.    

De nieuwe schoonheid is overal

Nu, een slordige eeuw later, zijn de steden onbeschrijfelijk mooi geworden. We kunnen ons niet meer voorstellen dat we ooit met minder genoegen hebben genomen. Tegenwoordig houden architecten zich strikt aan de grondbeginselen van de bouwbiologie: zo veel mogelijk natuurlijke materialen, al dan niet gerecycled. Overal zie je 0-materialen, hout uit de FSC-bossen en onverwoestbaar bamboe.

De ontwerpen zijn ook minder strak en rationeel dan in de vorige eeuw, maar organisch en emotioneel: Gaudi en Hundertwasser waren hun tijd ver vooruit.

Dankzij de nieuwe schoonheid overal om ons heen is het aantal depressies en vage psychische en lichamelijke klachten tot een historisch minumum gedaald. Dat komt niet alleen doordat alles om ons heen zo veel mooier is geworden, maar ook omdat de wereld van de mensen veel gezelliger is geworden, veel minder gericht op prestatie en competitie.

We zijn inderdaad een mierenmaatschappij geworden. Ooit was dat een schrikbeeld, mensen zouden hun individualiteit verliezen en willoze radertjes in een machine worden. Maar naarmate we meer van mieren gingen begrijpen, kwam ook het besef dat een mierenmaatschappij juist ultieme vrijheid biedt aan ieder individu. Iedereen mag eigen baas zijn of juist in een team werken als hij dat liever doet. Je mag net zo vaak van baan veranderen als je wilt, maar uiteindelijk gaat het om het grote geheel, daar zijn we het inmiddels allemaal wel over eens.

De bijna prehistorische Griekse filosoof Seneca zei het immers al: om echt gelukkig te worden is het niet belangrijk om veel geld en spullen te bezitten; het is veel belangrijker om vrienden te hebben, een analytisch leven te leiden en zinnig werk te doen.

Auto’s maken geen brokken meer

Over werk gesproken: er is amper nog zoiets als woon-werkverkeer in de groene ecosteden van 2114, waar inmiddels ruim 95% van de wereldbevolking leeft. De meeste mensen werken op loopafstand van hun werk, of gewoon thuis. Winkels en fabrieken bevinden zich niet langer in winkelcentra of op industrieterreinen, maar gewoon in de woontorens.

Het is bijna onvoorstelbaar dat we ooit op vele tientallen kilometers afstand van ons werk woonden, en elke dag opnieuw in lange files stilstonden in zware auto’s die juist gemaakt waren om hard te rijden. Het was totale gekte: zo veel vervuiling, weggegooid geld en verspilde tijd! Om nog maar te zwijgen van de vele verkeersongelukken…

Anno nu zijn smog en fijnstof voorgoed verleden tijd; alles rijdt op waterstof of schone elektriciteit

Anno nu zijn smog en fijnstof voorgoed verleden tijd; alles rijdt op waterstof of schone elektriciteit. En met de huidige zelfdenkende huurauto’s die bij elke torenflat klaarstaan is het niet eens meer mogelijk om elkaar dood te rijden: je steekt je pasje in de gleuf, toetst je eindbestemming in en via GPS rijdt je schone huurauto daar zonder brokken naartoe. Onder de grond razen hogesnelheidstreinen naar alle uithoeken van de stad, en op mooie dagen wordt er vooral heel veel gefietst en gewandeld.

De stad als ecosysteem

Waterstof voor onze transportmiddelen halen we vooral uit algen, die trouwens ook de energieverslindende airconditioning wereldwijd hebben vervangen. De meeste torenflats hebben tegenwoordig een buitenzonwering of tweede huid gevel van transparante buizen waarin algen in water zweven. Deze decoratieve bioreactors leveren eigenlijk meer energie op dan we nodig hebben. Zeker nu we ook overal zonlicht in energie omzetten. Sommige gebouwen hebben zelfs nog zo’n tweede huid van stekels die windenergie leveren.

Steden van gemiddelde grootte brengen vandaag de dag moeiteloos zo’n 100.000 megawatt voort. En dan te bedenken dat ouderwetse ‘fossiele’ energiecentrales uit de vorige eeuw hooguit 900 megawatt konden ophoesten!

Ook met water springen we heel anders om dan vroeger, toen we onze wc’s nog doodleuk doorspoelden met drinkwater. Parken en stadstuinen slingeren als groene linten overal door de stad en zijn strategisch gesitueerd en ingericht, zodat ze regenwater vasthouden en zuiveren.

Bovendien zijn alle wegen en trottoirs waterdoorlatend, zodat elke regendruppel wordt opgeslagen in de grond en later weer kan worden opgepompt.

Op zee pompen oude boorplatformen uiteraard niet langer olie op: er zijn ingenieuze zuiveringsinstallaties bovenop gebouwd, die zout water zoet maken, waarna het via de oude buizenstelsels naar het vasteland wordt afgevoerd. In gebieden waar de zeespiegel is gestegen, bewegen drijvende steden mee met de bewegingen van het water.

Het heeft erom gespannen, maar het is ons uiteindelijk toch gelukt om in amper een eeuw tijd van een destructieve, verspillende wereld te evolueren naar wereldsteden als gezonde, volwassen ecosystemen, die zichzelf voeden en onderhouden. En buiten de grenzen van die groene steden is de natuur in alle vrijheid –en in al haar onverwoestbaarheid!- aan een inhaalslag begonnen.

Net op tijd.

Meer weten? Bezoek dan deze inspirerende websites:

www.inhabitat.com

www.vegetalcity.net

www.vincent.callebaut.org

www.evolo.us

Mijn gekozen waardering € -

Journaliste met een zwak voor de natuur EN de menselijke natuur. Werkt(e) onder meer voor natuurmagazine Roots, Wereld Natuur Fonds, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en is mede-auteur van zeven boeken over de natuur.