In Hoorn werd onlangs gedemonstreerd tegen het standbeeld van de slavendrijver en vóór het blijven van de zeeheld die Hoorn groot maakte. Het beeld is immers cultuurhistorie en zo’n beetje de enige bezienswaardigheid. Om critici tegemoet te komen en de betekenis van het beeld in een context te plaatsen, werd eerder al een plakkaat geplaatst dat vermeldt dat het standbeeld niet onomstreden is.
Wingewest
Een regelrechte uitnodiging om het beeld neer te halen, zou ik denken. Een standbeeld mag dan een stukje cultuurhistorie zijn, maar wel iets uit lang vervlogen tijden. Een eerbetoon aan een slavendrijver is niet meer gepast. Vrijheid van meningsuiting wel. Dus plemp dat beeld in de binnenhaven!
De Limburger besteedde twee dagen achtereen ruim een volle pagina aan de Hoornse standbeeldrellen, want de VOC hoort ook bij onze vaderlandse geschiedenis. Zo leren wij het althans op school. Wij Limburgers horen bij het Koninkrijk der Nederlanden, dus moeten wij leren over de Gouden Eeuw en zeehelden als Admiraal de Ruyter, Piet Hein en Witte de With. Zij waren het die Nederland groot maakten.
In werkelijkheid bestond er toen slechts een Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waar wij Limburgers niet bij hoorden. Terwijl de gefortuneerde handelaren in slaven en specerijen zich laafden aan delicatessen uit de Oost, mochten Brabanders en Limburgers de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden uitvechten en zonder inspraak belastingen betalen. Limburg was, net als de koloniën, slechts een wingewest.
Regout
Pas rond de industriële revolutie drong de VOC-mentaliteit door tot Limburg. Petrus Regout kocht in 1834 een stoommachine en werd daarmee grondlegger van de Sphinx en de rijkdom in Maastricht. Als ik het wel heb, staat het standbeeld van Nederlands eerste grootindustrieel nog steeds overeind in de Boschstraat in Maastricht.
Dat beeld lijkt me echter ook niet meer onomstreden. Zoals Jan Pieterszoon Coen van Holland een welvarende natie maakte met het uitbuiten van volkeren in den vreemde, zo buitte Petrus Laurentius Regout duizenden arbeiders uit in zijn eigen Maastricht, onder wie honderden kinderen. Tot 1872 werkten kinderen vanaf 9 jaar 6 dagen per week, 16 uur per dag. Daarna nog ‘slechts’ 11 uur. De erbarmelijke omstandigheden waarin de arbeiders en kinderen woonden, werkten en leefden, werden haarfijn beschreven door Ton Van Reen in De Lichtverkoper. Een historische roman die De Limburger ooit als feuilleton plaatste.
Omsmelten
Om rellen te voorkomen zou Maastricht het standbeeld beter kunnen omsmelten. Bijvoorbeeld tot een beeld van bijvoorbeeld de schrijver die de ware historie van de stad beschreef. Of nog beter: een beeld van Casper Marres, hoofdpersoon uit De Lichtverkoper. Want niet Regout, maar kinderen als de denkbeeldige Casper hebben Maastricht groot gemaakt.
Maar hoe nu verder met het beeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn? Weet ik veel. Voor mijn part zetten ze hem ondersteboven op z’n sokkel. Of ze laten hem fier rechtop staan, maar dan met zijn hoofd onder zijn arm. Zo blijft het beeld bewaard en daarmee een stukje cultuurhistorie. Maar het eerbetoon is er dan wel af. Voor toeristen wordt het er dan een stuk leuker op. Misschien dat er dan zelfs Limburgers met plezier naar Hoorn afreizen.
© Marc van der Sterren
Dit artikel stond op 1 juli 2020 als opiniestuk in dagblad De Limburger