'Ga naar Afrika. Ga daar onder een boom zitten en kijk. De mensen komen vanzelf naar je toe. Luister naar wat ze te zeggen hebben en na een jaar weet je vast wel wat je voor elkaar kunt betekenen.’
Het zijn niet de adviezen die je verwacht van een oud-missionaris die in de jaren zestig naar Afrika vertrok om de negertjes te onderwijzen en het Woord van God te onderrichten. Pater Frans Meddens is een van hen. Hij is de zoon van de oprichter van Nunhems zaden.
Sinds kort heet dit bedrijf Bayer CropScience Vegetable Seeds. Het zaadveredelingsbedrijf in het Limburgse Nunhem mag dan zijn ingelijfd door de Duitse multinational, maar het bloeit als nooit tevoren. Bayer heeft reeds laten weten het Limburgse onderdeel te willen uitbreiden. Nu werken er 500 personeelsleden, binnen afzienbare termijn zijn het er 1.500.
Roomser dan de paus
Maar genoeg over multinationals en groentezaden. We gaan het hebben over de zoon van de grondlegger: Frans Meddens. Toen het bedrijf van zijn vader vijftig jaar bestond, vertrok hij als Witte Pater naar Ghana om de negertjes te bekeren. Maar bij terugkomst was hij zelf bekeerd.
Nee, hij is niet van zijn geloof gevallen, ‘maar ik heb meer geleerd van hen, dan zij van mij.’ Zijn missie in Ghana zit nu bijna 40 jaar op, maar hij is nooit helemaal geland. Al zit hij hier tevreden op zijn kamer in zorgcentrum Sint Elisabeth in Haelen, Afrika zit in zijn ziel en nog elke dag in zijn hoofd.
Hij is inmiddels 87. Hij oogt fragiel, maar zijn ogen zijn doordringend en zijn stem vastberaden. Het was niet meer dan logisch dat hij priester werd. Zo ging dat in die tijd, vertelt hij. ‘En mijn ouders waren roomser dan de paus.’
Het priesterschap lag voor de hand, Afrika als bestemming leek wel voorbestemd. Als kind tekende hij al maskers. Zwarte maskers. En hij las boeken over Afrika. Een meisje dat tijdens een wandeling naar school over trouwen begon kreeg van hem te horen: ‘Nee dat kan niet, want ik moet naar Afrika.’
Misschien was dat wel ingegeven door zijn vader, al heeft de priester hem amper gekend. De kleine Frans was nog maar twee toen hij stierf. Maar het was een man met een vooruitziende blik. ‘Over Afrika had hij een duidelijke mening. Als Afrika niet haar eigen priesters krijgt, zal ze nooit een eigen kerk krijgen.’
En moeder had in haar enthousiasme een Ghanese priesterstudent in huis genomen, die uiteindelijk in z’n eigen land tot Priester werd gewijd. Dus vijf jaar voor zijn vertrek als missionaris naar Ghana, bezocht Meddens het land al.
De festiviteiten vonden in het relatief welvarende zuiden plaats, blikt Pater Frans terug vanuit zijn praatstoel. ‘Daar was vis, daar was handel. Er waren scholen en het Christendom was er al 200 jaar oud.’
Maar hij had in die tijd ook de gelegenheid gekregen om het noorden te bezoeken. ‘En daar moest ik zijn. In het noorden was het armoe troef.’ Er waren vrijwel alleen blanke paters. ‘En een paar zwarte nonnen. Maar in Afrika lopen de vrouwen altijd voorop.’
Heidenen
Zo kwam hij terecht bij Rudolph Ahaloe, de eerste zwarte Priester in het gebied Navrongo. Een desolate streek die wegens de droogte elk jaar een hongerseizoen van enkele maanden kent. De armoede was overweldigend, maar wat Frans vooral raakte was de vrolijkheid.
De vrolijkheid, maar ook het wereldbeeld van de Ghanezen en hun levenshouding. ‘Het is zo mooi. Hoe kunnen wij hen als heidenen bestempelen? Pater Frans gaf de leerlingen les, maar stond met zijn mond vol tanden wanneer een leerling zich hardop afvroeg waarom ze zoveel moesten weten. ‘Bij ons hebben we een oude man, die weet alles’, zei hij. ‘Als één het weet, dan weten we het allemaal.’
Dit was het soort filosofie waar de kersverse missionaris bescheiden van werd. En de bescheidenheid, zo merkte hij al snel, kan niet groot genoeg zijn. ‘Het zusje van bescheidenheid is bewondering. En ik was zo verwonderd, dat ik vooral gekeken heb.’
Nee, het echte bekeren ging de missionaris niet goed af. Natuurlijk was zijn onderricht aan de leerlingen gebaseerd op de kerk en de bijbel, maar Pater Frans had te veel respect voor hun cultuur en tradities om hen die af te nemen.
De priester ging zich juist verdiepen in hun cultuur. In Afrikaanse verhalen, sprookjes en de dagelijkse gang van zaken. ‘Het is een volk met een heel eigen traditie, waarvan wij dachten dat het primitief was. Maar als je langer daar bent – je ziet hun geloof en hun kracht – dan merk je dat juist wij iets van hen kunnen leren. Dan ga je niet bekeren, maar waarderen.’
Toen Pater Meddens na tien jaar terugkwam, was zijn wereldbeeld dan ook compleet verschoven. ‘Ik heb er meer gekregen dan dat ik er gebracht heb’, zegt hij beslist.
De wijsheid van de aardpriester
Afrikanen hebben een geloof, een overtuiging. Ze hebben hun eigen traditionele priester: de Tindana, ofwel de aardpriester. ‘De Tindana is verantwoordelijk voor de akkers. Voor de aarde. En de aarde, dat is onze moeder. Grond verkoop je dus niet, de grond, daar leef je van.’
De Tindana blijft altijd op de achtergrond. Hij wordt door de gemeenschap aangewezen. Het moet iemand zijn die de tradities kent en in armoede leeft. Hij krijgt nooit betaald, niet meer dan soms wat eten. En hij loopt altijd op blote voeten. De voeten verbinden hem met de aarde en zijn voorouders. Hij is vrij van alle bezit en dus van alle zorgen.
Het is daarom dat hij om raad wordt gevraagd. ‘Hij is een soort psycholoog’, weet Meddens. ‘Hun geloof is soms mooier en dieper’, vindt de priester. ‘Het verschil is dat Jezus van Nazareth ons iets komt vertellen uit die wereld waarin de Tindana leeft.’ De wijsheid van het Christendom komt van boven. In Afrika komt de wijsheid van beneden.
Zieltjes winnen
Maar heeft hij achteraf geen spijt van zijn werkzaamheden als missionaris? Van de intentie waarmee hij werd uitgezonden? Het was immers de intentie van de kerk om Afrikanen een westers geloof op te dringen dat in de plaats moest komen van tradities die als heidens en primitief werden beschouwd.
Op die vraag heeft hij direct een uitgebreid en passend antwoord klaar, met een lange aanloop. Hij heeft er decennia over nagedacht. Het is een verhaal dat begint bij zijn moeder die 91 is geworden. ‘Voor haar was het fantastisch dat ik priester was. We hadden een speciale band.’ Toen moeder 90 was, vroeg ze haar zoon of ze het wel goed gedaan had. Haar leven, en de opvoeding van de kinderen. En Frans antwoordde haar: ‘Als u het nog eens mocht doen, zou ik u adviseren het precies hetzelfde te doen.’ Waarop moeder zei: ‘Jongen zeg me dat nog eens.’
Maar toch zei ze later: ‘Als ik eenmaal in de hemel ben, dan pas ga ik goed voor mijn kinderen zorgen.’
Hoe goed je het ook doet, achteraf kan alles beter. Zo moet hij erkennen dat de katholieke kerk de Afrikanen wel degelijk waardevolle tradities heeft ontnomen: ‘De idee dat iemand iets terugwil, komt in Afrika helemaal niet voor!’ Wanneer iemand in nood is, moet je hem helpen. Zelf kom je immers ook ooit in de situatie dat je hulp nodig hebt. 'De perfecte verzekering. Dat systeem troffen de missionarissen aan en dat hebben ze om zeep geholpen. Nu willen ze voor elke inspanning geld zien.’
Maar dat missionarissen alleen in Afrika waren om zieltjes te winnen, dat gaat er bij hem niet in. ‘We hebben hen leren lezen. We hebben scholen gebouwd. Technische scholen. We hebben hen leren bomen planten – dat was een taboe! We hebben gezondheidscentra opgericht en hen geleerd over ziekenzorg. Dat hebben we gedaan!’ En, zegt de oud-missionaris: ‘als we er nog zieltjes hebben gewonnen, dan was dat mooi meegenomen.’