Ramat-Gan, 2000
Het is oorlog en de buitenlandse griezelkabinetten die het land een hak willen zetten, bemoeien zich weer eens met Israël. De Palestijnen zijn opnieuw in opstand gekomen, nadat Likoed-leider Ariel Sharon in vredestijd een bezoekje had gebracht aan de Tempelberg.
De Palestijnen vatten dat op als heiligschennis, want een Jood op het terrein van de Al haska-moskee is als een dodelijke bacterie. En dat is vreemd, want in een democratisch Israël, waarin naar vrede wordt gestreefd tussen Arabieren en Joden moet het toch mogelijk zijn, dat een Jood en een Arabier zich vrij in het land en op alle plaatsen kunnen bewegen. Maar dat is niet zo.
Het gevolg is dat de Palestijnen de stenen maar weer eens hebben opgepakt. De wapens die de Palestijnse politie-agenten hebben gekregen van de Israëliers om de rust in bijvoorbeeld Ramallah en Hebron te bewaren, worden dit keer tegen de Israëlische soldaten gebruikt. En hoewel de Palestijnen brullen dat de Israëliers met hun overwicht aan wapens bezig zijn de Palestijnse burgerbevolking het leven zuur te maken, wordt gemakshalve vergeten dat achter de stenengooiers mensen met pistolen en messen staan.
Bij de Palestijnen vloeit meer bloed dan aan Israëlische kant. Ook Palestijnse kinderen worden helaas de dupe van de opstand. Op de televisie zijn beelden te zien van begrafenissen. De doden worden als helden naar hun laatste rustplaats gedragen. De wereld reageert onthutst en van diverse kanten wordt geprobeerd de rust te herstellen.
De Palestijnse leider Yassar Arafat heeft echter niet zo’n zin meer om te praten, zolang hij zijn droom van een Palestijnse staat nog niet door de Israëliers gerealiseerd ziet en na zijn dood in 2004 mogelijk door vergiftiging – in 2020 – nog niet is uitgekomen. Daarom maar het eigen heft in handen nemen, schijnt hij te redeneren.
Het bezoek van Sharon aan de Tempelberg was een goede aanleiding om de ‘intifada’ met zijn zegen te ontketenen. De islamistische verzetsorganisatie Hizbullah die vanuit Libanon regeert, ontvoert drie Israëlische soldaten en weet daarmee de Arabische wereld verder op te hitsen. Ondertussen gaan de gevechten in de Palestijnse gebieden door en verkeren de Joden in levensgevaar.
Dat de haat diep zit, wordt nogeens dik onderstreept als twee Israëlische reservisten in hun auto verdwalen en in Ramallah op het politiebureau belanden. Het nieuws verspreidt zich als een lopend vuurtje. Het verhaal gaat dat het twee soldaten betreft die in het geheim in de Palestijnse gebieden zouden opereren. Waar of niet waar, een bende Palestijnen dringt het politiebureau binnen en de Palestijnse agenten ‘vergeten’ hun wapens te gebruiken en kunnen of willen de meute niet tegenhouden.
Een Italiaanse cameraploeg legt getuigenis af van het gebeuren. Via een raam kan de hele wereld meekijken hoe een Palestijn met zijn vingers een victorieteken maakt als een van de reservisten onzichtbaar op de grond wordt afgeranseld. De lynchpartij gaat de wereld over. Eén van de lichamen wordt uit het raam gegooid en een andere menigte stort zich op hem. Een man steekt met een houten rechthoek op het bovenlichaam van de reservist in. Het lichaam wordt zwaar verminkt.
De onrust spreidt zich over Israël uit. In Ramat-Gan waar we wonen, vlakbij Tel-Aviv, blijkt de belangstelling om met de bus te reizen behoorlijk afgenomen te zijn. Ook de winkelcentra worden gemeden en wie naar binnen wil, wordt extra gecontroleerd. De bomaanslagen op bussen en winkelcentra ligt bij menigeen nog vers in het geheugen.
Ook bij de afhaalstations van gasmakers hebben zich mensen verzameld. Wij zijn er ook maar voor de zekerheid naar toe gegaan om een beschermingspakje voor onze zoon aan te schaffen, want je weet maar nooit of er nog raketten met bijvoorbeeld mosterdgas naar binnen worden geschoten.
Berichten dat aartsvijand Irak troepen zou verzamelen aan de grens met Jordanië hangen nog in het geheugen. En hoewel Egypte vrede heeft gesloten met Israël lijkt de waarde daarvan erg broos als Moebarak de indruk wekt de babysitter van Yassar Arafat te zijn. Daar staat weer tegenover dat de Amerikaanse president Bill Clinton (lees: Donald Trump) min of meer de beschermengel is van de Israëlische premier Ehud Barak (lees: Benjamin Netanyahu) en Syrië en Iran de handen boven de hoofden houden van de islamitische terreurorganisaties Hizbullah en Hamas. De ‘jihad’, heilige oorlog, ligt weer voor de deur. Maar Clinton, Barak en Arafat is het ook niet gelukt een definitieve oplossing te vinden voor het Midden-Oosten. ‘Als Rabin niet was vermoord’, zo stelde Clinton, ‘was die vrede wel bereikt.’
Terwijl de wereld in de clinch ligt met Israël spelen zich binnenshuis hele andere zaken af. Doron heeft hele andere dingen aan zijn hoofdje. Met zijn twee maanden kijkt hij tegen iets aan wat hij allemaal nog niet kan definiëren. Hij heeft nog de grootste moeite om controle te krijgen over zijn lichaamsdelen en het komt zeker niet in hem op een ander kwaad te doen. De meeste kracht legt hij in het huilen als noodsignaal dat hij wil eten en dat hij graag verschoond wil worden. En voelt hij zich op zijn gemak, dan ontvouwt hij een ontwapende lach.
In de woonkamer ronkt de motor van de borstpomp. Flesjes moeten worden gevuld met moedermelk, want na drie maanden zwangerschapsverlof is de tijd gekomen voor Ofra om het werk weer op te pakken. Een poging om salarisverhoging te krijgen, viel in duigen. Er was een goede reden om daarover te beginnen, want de eigenaar van het bedrijf was achter haar rug om op zoek gegaan naar een andere kracht, die haar baan zou overnemen en daarin te slagen, had hij stiekem een advertentie geplaatst voor een media-manager.
Ook was hij gaan samenwerken met een andere reclamebureau, dat een budget van een miljoen dollar inbracht. Zijn vrouw, die de broek aan scheen te hebben, kreeg uiteindelijk een visitekaartje met daarop de functie van Ofra, ‘media-manager’. Een andere medewerkster had Ofra dat in vertrouwen verteld. Toen ze hem met deze feiten confronteerde, bleek dat hij het stil had gehouden, omdat hij nu ze een kind had gekregen haar privésituatie als een probleem was gaan zien.
Hij leek erop aan te sturen haar aan de kant te willen zetten, omdat een vrouw met kind weleens een bedreiging kon vormen voor zijn bedrijfsvoering. Vooral als ze zich ongerust zou maken over haar kind dat thuis werd verzorgd door haar man of als ze een uur eerder naar huis wilde om zich van haar moederlijke taken te kwijten. De kwestie liep met een sisser af.
Op topniveau proberen de politici de rust in Israël te herstellen, Clinton, Barak, Arafat, Abdullah, Moebarak, Serano, ze vliegen naar Sharm-el-Sheikh in Egypte om een akkoord te bereiken. Op de televisie gunnen Barak en Arafat elkaar geen blik waardig. Na twee dagen komt er toch een overeenkomst om het geweld te smoren. Maar niet iedeeen is daar blij mee. Er zijn figuren die liever een oorlog willen beginnen en de Joden willen vernietigen.
Een Arabier noemt zijn zoon Hitler en anderzijds wordt een nieuwe genocide op de Joden gepropageerd. Eén van die Joden is Doron. Net als in de Tweede wereldorlog toen er ook geen verschil werd gemaakt tussen oud en jong. Ik vroeg me af in wat voor wereld ik nu weer was gestapt. Ik had al vele werelden meegemaakt, maar deze was gek tot in al zijn vezels.
Het is rustig in het huis. Buiten keft een hond om aandacht en de wind ruist door de bomen. Het is weer eens tropisch heet in Tel Aviv, waar het verkeer hectisch door de straten raast. Doron en ik konden het goed met elkaar vinden, zolang tenminste de flessen met voeding klaar stonden, anders gilde hij het uit. Het kwam weleens overdreven over, omdat ik wist wat hij kennelijk niet wist dat in een handomdraai de fles naar zijn mond zou worden gebracht. Als hij was verzadigd, maakte hij weer een ontspannen indruk, lachte als hij in zijn hals werd gekieteld, en was rustig als hij de vrolijke beelden van kinderprogramma’s volgde op televisie en die bron van rust gaven in het dagelijkse geweld op de beeldbuis.
Dat geweld leek op een burgeroorlog waarin Palestijnen het bleven opnemen tegen het Israëlische leger. Hoewel het qua wapenarsenaal een ongelijke strijd was en de Palestijnen het met minder moesten doen, schrokken de Israëliers toch weer op als er opnieuw een aantal soldaten was gedood. Iedere keer was het een naar gezicht de foto’s te zien van de doorgaans jonge soldaten die als poortwachters Israël beschermden.
Israël bleef een land van conflicten, zeker omdat het als bezetter van Palestijnse gebieden werd gezien. Maar dat is relatief als wordt bedacht dat de Joden zelf ooit zijn verdreven uit het Midden-Oosten en besloten hebben terug te keren, en als het moest ervoor zouden knokken. Wat kon je anders als onderdrukt volk, dat miljoenen van zijn soortgenoten zag vergast en verbrand. Al die betweters aan de zijlijn, zoals de Verenigde Naties die Israël liever veroordeelde dan beloonde als het zichzelf weer eens verdedigde, konden beter hun mond houden.
Ook mijn leven werd erdoor aangetast, want tijdens het winkelen werd tot twee keer het openbare leven stilgelegd, omdat ergens een verdacht pakket was achtergelaten. Het zou immers weleens een bom kunnen zijn. Maar de bom ging dit keer niet af in Ramat-Gan, maar in Jeruzalem waar vlakbij de markt een auto uit elkaar spatte en twee omstanders doodde, waaronder de dochter van een vooraanstaand politicus.
Het conflict kwam wel heel dichtbij toen de bus waarin mijn vrouw naar haar werk ging tot ontploffing werd gebracht. Het was haar geluk dat ze een bus eerder had genomen.
Maar ook de soldaten waren kannonnenvoer, want ze waren hun leven niet zeker en het verdriet ging door merg en been als er weer één om het leven was gekomen. En dat zou niet anders zijn bij de families als een Palestijn het leven liet.
Wie kon daar belang bij hebben. Zeker niet de ruim honderdduizend betogers voor de vrede die zich haden verzameld op 4 november 2000 bij het gemeentehuis in Tel-Aviv om de moord op Nobelprijswinnaar voor de vrede, premier Yitzhak Rabin, te herdenken.
Zijn opponent Yasser Arafat had dezefde onderscheiding ontvangen, maar tijdens de crisis ging op internet een kettingbrief rond om er bij het Nobelcomité op aan te dringen dat Arafat zijn onderscheiding moest inleveren, omdat hij schoolkinderen in de strijd tegen de zwaar bewapende Israëlische veiligheidstroepen wierp om een Palestijnse staat te krijgen met Jeruzalem als hoofdstad. Maar voor de Israëliers was Jeruzalem ondeelbaar met als uitzondering, dat Arafat zelfbestuur kon krijgen over bepaalde Arabische delen, maar dat was niet genoeg voor hem.
Honderd min of meer bekende bemoeizuchtige Joden in Nederland meenden in een advertentie in een landelijk dagblad, dat Israël de problemen aan zichzelf te danken had door de Palestijnse bevolking te onderdrukken, zonder te beseffen dat Israël ook geld doneert aan de Palestijnen met de aantekening dat het nodige aan de strijkstok van Arafat zou blijven hangen.
Een typisch voorbeeld van hoe met geld wordt omgegaan, is de vijftig miljoen toen nog gulden die Nederland voor de bouw van een zeehaven in Gaza heeft uitgetrokken. Tot drie keer toe is er een eerste steenlegging geweest, maar van een haven is geen spoor en waar het geld is, is niet bekend. ‘Zelfkritiek, meneer, daar gaat het om, je moet niet iedere keer kijken naar de ander, maar ook eens stilstaan bij je eigen daden’, reageert een kennis als het onderwerp ter sprake komt.
Je mag van geluk spreken als het een dag rustig is in Israël en geen soldaten zijn doodgeschoten en het leed weer aan je ogen voorbij trekt. Israël is in de greep van de media en die laat maar al te graag de wereld een negatief beeld zien van het land, wellicht in de ijdele hoop, dat ze het door er aandacht aan te besteden, kunnen stoppen. Maar de problemen in Israël lijken eerder op een natuurramp die een eigen leven leidt. Om de zoveel jaar was er sprake van een opleving van de ‘intifada’ die door de tijd weer werd ingehaald.