‘Spanjaarden werken om te leven, en leven niet om te werken, zoals jullie Noordwest-Europeanen’, luidde het credo toen ik tijdens mijn studie in Granada woonde en me verwonderde over de hoeveelheid vrije dagen. Achter elke katholieke feestdag plakken Spanjaarden nog een dag, om een puente (letterlijk vertaald: brug) te maken naar het weekend. Voor mij betekende dat: veel tijd om tripjes te maken. Maar in Carmona ben ik nooit geweest.
Het is zondagochtend 10.00 uur als we dit stadje tussen Sevilla en Córdoba inrijden. Een kleine twintig jaar na mijn Erasmusjaar mag ik de 12-daagse rondreis door Andalusië begeleiden. Met de buschauffeur bespreek ik wat handig is, terwijl ik de plattegrond van de stad bestudeer. Carmona heeft een stadsmuur met een poort, dat lijkt me een goed beginpunt. En: makkelijk om terug te vinden als we over een uurtje weer verzamelen. Dat lijkt me genoeg tijd, want wat is hier nou te doen op dit tijdstip. ‘Prima plan’, vindt de chauffeur.
‘Je kunt er vast een kanon afschieten en de winkels zijn dicht, want het is zondagochtend, toch maken we even een stopje in Carmona’, vertel ik door de microfoon. Verwachtingsmanagement is belangrijk, weet ik inmiddels. Nooit te hoge verwachtingen wekken, want dan valt het misschien tegen. ‘Het fort kunnen we op zondag niet bezoeken, maar misschien kunnen ergens een kopje koffie drinken.’ Nederlanders en een koffiepauze in de ochtend: veel makkelijker kun je een volk niet blij maken.
Als de chauffeur bij Puerta de Sevilla stopt, helpt een verkeersregelaar ons met oversteken. ‘Goh, is hier soms iets te doen?’, vraagt een van de deelnemers. Eenmaal door de Moorse stadspoort ontdekken we dat de straat bezaaid is met dennentakjes. De smalle straat omhoog naar het plein is opgefleurd met doeken. Onderweg komen we langs altaren met mariabeelden en kaarsen. Terwijl we foto’s maken, halen Spanjaarden met muziekinstrumenten ons in.
‘Wat ben jij nu voor reisleider? Niks te doen!’, lachen mijn deelnemers. ‘Kunnen we hier wat langer blijven? We willen zo’n processie wel eens zien!’ Ik bel de buschauffeur om later af te spreken. En verleng die afspraak nog een keer, want het duurt even voordat de processie op gang komt. De barman bij wie ik koffie bestel, vertelt dat ze vandaag Corpus Christi vieren. Vanaf het terras in de zon heb ik goed zicht op de mannen in pak, die met serieuze blik de last verdelen op hun schouders. Onder muzikale begeleiding brengen ze de maagd van Rosario van de ene kerk naar de andere. Mijn groep staat in korte broek vooraan om meisjes in prachtige witte jurken te fotograferen. Zelf voel ik me ook lichtelijk underdressed met mijn praktische wandelsandalen.
Na afloop stapt iedereen opgetogen de bus in. ‘Er was inderdaad helemaal níets te doen in Carmona!’, vertellen ze de buschauffeur. ‘Het was ge-wel-dig. Het hoogtepunt van de reis’, zegt een ander stralend. Het valt te raden wat mijn gasten vanaf dat moment riepen, telkens als ik voorstelde om ergens te stoppen. ‘Daar is vast níets te doen, hè!’