Lappenvoort, Ooijpolder, Wieringermeer en verder nog zo’n vierduizend polders telt ons land. Al eeuwenlang leggen Nederlanders oppervlaktewateren droog om vruchtbare landbouwgrond en woongebieden te winnen, en ze spuiten land op, zoals IJburg en de Marker Wadden in het (voormalige) IJsselmeer.
Sinds mensenheugenis strijdt Nederland tegen water, maar vooral na de Watersnoodramp in 1953, waarbij 1836 mensen om het leven kwamen en circa honderdduizend mensen huis en haard verloren. Geflankeerd door de al ingezette ruilverkavelingen kwamen er dijken, rechte sloten, drainages en sluizen. Om economische redenen werden delen van rivieren rechtgetrokken. Bovendien zijn grote oppervlakten van het IJsselmeer ingepolderd. Via de grote rivieren stromen er grote hoeveelheden zoet water Nederland binnen, in dezelfde vaart stromen die ook weer weg — de zee in.
Rond 1950 telde Nederland ongeveer tweehonderd drinkwaterbedrijven, tegenwoordig zijn het er tien, zoals Vitens in Oost-Nederland en Waternet in de regio Amsterdam. Samen met het grootste Vlaamse drinkwaterbedrijf zijn ze eigenaar van KWR, het kennisinstituut voor watervoorziening en -technologie dat allerlei onderzoek voor ze uitvoert.
‘Wij onderzoeken drinkwater van de bron tot de tap’, vertelt Ruud Bartholomeus, hoofdonderzoeker ecohydrologie bij KWR. ‘Het natuurlijke systeem, zoals het smeltwater dat hierheen stroomt en de regendruppel die in de bodem zakt. We kijken hoe het water zich in de grond gedraagt en welk deel ervan beschikbaar is om drinkwater van te produceren. Dat niet alleen, we onderzoeken ook de effecten van ontwatering, van waterwinning op de natuur en landbouw, en effecten van klimaatveranderingen. Alles heeft met elkaar te maken.’
We zijn eraan gewend dat er altijd schoon drinkwater uit de kraan komt. Ineens waarschuwde het RIVM dat er in 2030 te weinig kan zijn. Wat is er gebeurd?
‘De bronnen waaruit drinkwater wordt gewonnen, staan steeds meer onder druk. Gewoonlijk wordt zestig procent van het drinkwater uit grondwater geproduceerd en veertig procent uit oppervlaktewater, met name uit Rijn, Maas en IJsselmeer.
Grondwater wordt voor grotendeels gebruikt door de natuur, de landbouw en de industrie. En dus ook voor drinkwater in Oost- en Zuid-Nederland. Normaliter wordt dat steeds aangevuld met regenwater. Het regent in Nederland meer dan er verdampt.
De waarschuwing van het RIVM komt echter niet uit de lucht vallen. Het grondwater is niet op, maar is steeds minder goed beschikbaar. Het grondwaterpeil daalde in de afgelopen decennia steeds verder, waardoor plantenwortels er niet meer bij kunnen en funderingen van gebouwen kunnen verzakken. Voor de drinkwaterproductie geeft dat geen directe problemen, omdat we dat uit diepere lagen halen. Maar vergis je niet, water is één systeem. Door water uit een diep niveau weg te pompen, zakt het hogere grondwater naar beneden. De effecten voor natuur en landbouw laten zich makkelijk raden. Die geleidelijke grondwaterdaling noemen we verdroging en de effecten ervan zijn groot, vooral op de natuur.’
Over een langere periode bekeken, hebben de landbouw, en andere grondwateronttrekkingen veel invloed op de grondwaterstand. Ook de verstedelijking speelt een rol. Die begon begin twintigste eeuw en nam vanaf 1950 een enorme vlucht. Bovendien wordt er sinds die tijd veel meer zoet water gewonnen. Gemiddeld gebruiken we meer — de meeste woningen kregen een wc met spoeling, en een bad of douche — er zijn nu ook acht miljoen meer bewoners dan in 1950. Vanaf die tijd is Nederland ook intensiever ontwaterd, met drainages, dammen, greppels en sloten. Het zoete water moest zo snel mogelijk weggeleid worden, om wateroverlast voor de landbouw tegen te gaan. Hierdoor is de grondwaterstand steeds verder gezakt.
Ruud Bartholomeus vervolgt: ‘De voortgaande verdroging valt samen met de klimaatverandering en extremere droogteperiodes, zoals recent van 2018 tot 2020, en vorig jaar. Dan regent het nauwelijks en er wordt meer water uit de grond onttrokken, bijvoorbeeld om akkers te beregenen. Huishoudens gebruiken dan ook meer. Je kunt je voorstellen dat we zo snel aan onze grenzen raken. De zogeheten “duurzame beschikbaarheid” van drinkwater is veel kritieker geworden. Hierbij komt ook dat door de lagere zoetwaterpeilen het zilte water van de Noordzee steeds verder het land in trekt, wat een aanslag is op de kwaliteit van het oppervlaktewater.’
‘Complicerend is dat er meerdere partijen over de grondwaterstand kunnen gaan. De meeste slootjes in de hogere gebieden van Oost-Nederland zijn namelijk eigendom van grondeigenaren. Zij kunnen daar zonder overleg de stuwtjes in hun sloten een stukje lager zetten. Zo daalt het water in hun eigen slootjes en stroomt het grondwater daarin weg waardoor de grond droger is en ze makkelijker met machines het land op kunnen.
De “duurzame beschikbaarheid” van drinkwater is veel kritieker geworden
Burgers verwijderen tuintegels om meer water vast te houden. Als op een perceel ernaast het grondwaterpeil juist actief wordt verlaagd, dan wordt tegels wippen — sorry voor de uitdrukking — water naar de zee dragen.
De grote klapper maken we niet met tegeltuinen, zeker niet in de landelijke gebieden. Het hele watersysteem moeten we daar op orde krijgen. Water is één systeem. Beheerders en gebruikers moeten de verschillende functies echt samenhangend beschouwen.
Schort het daar aan? Dat het diverse gebruik van water en land als gescheiden systemen beschouwd wordt? Zijn we hierom in de huidige situatie beland?
Nederland had in 1976 ook een extreem droog jaar. Er is beleid voor gekomen, maar daar is weinig mee gedaan. Een van de redenen waarom de droogte nu tot problemen leidt, is omdat kwesties veertig jaar lang vooruitgeschoven zijn. Iedereen lijkt nu overvallen door de extremere droogte en de duur ervan in de afgelopen jaren. Maar zonder die nieuwe werkelijkheid zou de urgentie nog steeds niet worden gevoeld. Ik denk dat er nu meer besef komt dat we het systeem samen op orde moeten houden. Omdat spreekwoordelijk het water ons nu aan de lippen staat.
Het peil van het IJsselmeer werd dit voorjaar vijf centimeter verhoogd om voorbereid te zijn op een droge zomer. Wie besluit dit?
Rijkswaterstaat is de beheerder van de grote wateren: de meren, rivieren, en soms ook kanalen. Provincies beheren het diepe grondwater; zij verlenen vergunningen voor grote onttrekkingen door de industrie en voor drinkwater. Gaat het om de kleinere waterlopen, dan kom je uit bij het hoogheemraadschap of waterschap. Die beheren ook het ondiepe grondwater, dus of het te droog of te nat is voor landbouw en natuur. Ook gaan ze over de zuivering van restwater. In steden gaat het trouwens nog anders. Daar beheert de gemeente het rioolstelsel en het peil in de grachten.’
Geleidelijke grondwaterdaling noemen we verdroging
Dat er bij grondwater strijdige belangen spelen, is voorstelbaar, maar bijna de helft van het drinkwater — veertig procent — komt uit oppervlaktewater. Daar is toch meer dan genoeg van?
‘Op het eerste gezicht wel, maar dat hoort ook bij het totale watersysteem. Vrijwel al ons oppervlaktewater komt uit de bergen: via de Rijn — een smeltwaterrivier — en de Maas — een regenwaterrivier. Het IJsselmeer-niveau is nu verhoogd, omdat er weinig sneeuw in de bergen is gevallen. Verwacht wordt dat komende zomer het peil van de rivier laag kan zijn. Nog los van de vraag of de verminderde aanvoer ook gebruikt kan worden voor allerlei functies, waaronder dus de drinkwaterproductie.’
‘De lage rivierstanden in droge zomers stemmen niet gerust. Dat er dan minder grondwater voor drinkwater is, betekent niet dat we dan zomaar kunnen overschakelen op rivierwater. Ten eerste is daar de toevoer misschien niet voldoende, ten tweede — nog belangrijker — als het volume rivierwater laag is, is de concentratie vervuilende stoffen erin hoger. Het kan te vervuild zijn om er drinkwater van te maken. Als we het hebben over beschikbaarheid gaat het over volume, maar ook over kwaliteit.’
Dan moet een verhoogd IJsselmeer uitkomst brengen.
‘Eh, het IJsselmeer is de nationale regenton, maar in een droge zomer zal die niet genoeg soelaas bieden.’
Gezien het watersysteem en specifiek drinkwaterwinning, wat vindt u ervan dat er telkens delen van het oorspronkelijke IJsselmeer worden afgesnoept voor woningbouw, windmolenparken, Marker wadden? Steeds xx- kilokuub water dat dan minder beschikbaar is.
‘Er zijn significant veranderingen in het waterbeheer en ik vind het af en toe tenenkrommend welke keuzes er voor andere dossiers gemaakt worden, omdat ze zo het waterbeheer en de zoetwaterbeschikbaarheid beïnvloeden. Ook als het gaat om bouwen op natte gronden, zoals in uiterwaarden van rivieren. Doe dat niet, denk ik dan. Misschien is het voor een bepaald beleidsdossier een aardige keuze — bijvoorbeeld de plaats voor een nieuwe wijk, of eilandjes voor vogels — maar voldoende samenhang, daar ontbreekt het nog wel eens aan.’
Het IJsselmeer is de nationale regenton, maar in een droge zomer biedt die te weinig soelaas
‘Biodiversiteit, stikstof, woningbouw, bevolkingsgroei, klimaat, energietransitie, welk thema je ook bij de kop pakt, er moet veel meer worden afgewogen wat de relatie is met de waterbeschikbaarheid. Wat betekenen plannen voor het grond- en het oppervlaktewater? Kan je het water bufferen? Blijft er genoeg over voor ons allemaal?’
‘In plaats van individueel de waterstand te regelen met stuwtjes, is het beter om minder sloten te hebben in een gebied, en om zelfs een deel ervan dicht te gooien. Door diepere watergangen breder en minder diep te maken, kun je bij overlast nog steeds water kwijt, maar de ondergrond houdt veel meer vast. Zo krijg je automatisch hogere grondwaterstanden. Dat is de basis van de transitie. Kortom, het beleid moet veel holistischer worden. Door de intensieve verwevenheid van functies moeten er pijnlijke keuzes worden gemaakt.’
Zonder drinkwater blijft er weinig leven meer over, dan zijn er geen woningen meer nodig. Het is een primaire levensbehoefte, ook om voedsel te laten groeien. Waarom krijgen andere dossiers voorrang?
‘Omdat andere belangen voorrang krijgen. Daar hebben de waterbedrijven zelf aan bijgedragen. Het watersysteem was wel belangrijk, maar de nadruk lag niet op te droge maar op te natte condities.’
Het beleid in Nederland moet veel holistischer worden
‘Daarom wil KWR zijn bevindingen zoveel mogelijk kenbaar maken. We spreken met politici, ambtenaren en ook andere onderzoekers in de hoop dat onze kennis veranderingen teweegbrengt. Wij maken echter geen beleid, wat er wel of niet gebeurt hebben onderzoekers geen zeggenschap over.’
Terug naar de drinkwaterproductie. Gewonnen grond- en oppervlaktewater is nog geen drinkwater.
‘In oppervlaktewater kunnen chemische en organische stoffen zitten, die via de riolen, uit de industrie en als zwerfvuil in het water zijn geraakt: schoonmaakmiddelen, ziektekiemen en microplastics, uitwerpselen. Bestrijdingsmiddelen die op de gewassen worden gespoten kunnen in de bodem zakken en komen in het grondwater terecht. Met verschillende zuiveringstechnieken halen de drinkwaterbedrijven er alle verontreinigingen uit. Daarvóór zijn er ook al bewerkingen. Zo gaat rioolwater eerst al door de zuiveringsinstallaties van de waterschappen. Daarna wordt het op het oppervlaktewater geloosd.
Krijgen we water op rantsoen, bijvoorbeeld een bepaalde hoeveelheid per persoon, of tijdens bepaalde uren van de dag?
‘Deels gebeurt dit al. Wettelijk moeten alle woningen van water worden voorzien, maar dat geldt niet voor industriële gebouwen. Nu al wordt de industrie niet overal aangesloten. Het voordeel is dat het bedrijfsleven al stevig nadenkt over minder gebruik, en hergebruik. Het leveren van drinkwater gaat voor economische belangen, zoals landbouw. Daarom zijn er soms al beregeningsverboden. Dit soort begrenzingen komen er ook voor grondwatergebruik. Partijen zullen vaker schade moeten accepteren.’
En zoet uit zout winnen?
‘Brak water kan ontzilt worden via omgekeerde osmose, een techniek die veel energie kost. Er blijft een reststroom over van zout en andere verontreinigingen. Onderzocht wordt wat daarmee het beste gedaan kan worden. Brak water voor drinkwaterproductie gebruiken, gebeurt in Nederland nog slechts op onderzoekschaal.’
‘Allerlei oplossingen ten spijt, we moeten ons realiseren dat zoet water niet meer ongebreideld gebruikt kan worden. Er zijn grenzen aan wat gefaciliteerd wordt. We kunnen niet altijd meer op de beschikbaarheid vertrouwen en ook niet meer overal doen wat we willen. Het gebruik moet structureel omlaag én we moeten aanvullende bronnen vinden, anders zullen er tekorten zijn. Zonder adequate maatregelen verwachten we binnen tien jaar problemen. Het gemiddelde gebruik per persoon moet naar beneden en het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat er voor droge periodes grenzen gesteld worden aan het watergebruik. Waarbij dan wel de vraag is hoe die gehandhaafd moeten worden.’
Kunnen we zelf nog iets doen?
‘Tuinen groener maken, regenwater opvangen voor tuin en wc, wassen aan de wastafel. Lang was ik ook tegen zwembadjes, tot ik hoorde dat die voor mensen die geen mogelijkheden hebben om op vakantie te gaan, belangrijk zijn. Daarom ben ik wat milder; als ze het zwembadwater daarna bijvoorbeeld voor de tuin gebruiken …
‘Dé oplossing ligt echter niet bij de burger. Ik maak me vooral hard voor samenhang, en de verantwoordelijkheid die partijen hebben om die op orde te krijgen en te houden.’
‘Geen enkele sector kan achteroverleunen. De industrie moet andere waterbronnen ontwikkelen, steden moeten vergroenen, agrariërs moeten hogere grondwaterstanden accepteren en soms teelten kiezen die bestand zijn tegen drogere periodes. Drinkwaterbedrijven moeten hun bedrijfsvoering aanpassen. En allemaal moeten we zuinig en bewust met water omgaan en zo een dienst aan het grotere systeem bewijzen.’
En wij gaan een hogere kuub-prijs betalen.
‘Daar komt het uiteindelijk wel op neer.’
Ruud Bartholomeus (1980) studeerde Land, water en milieubeheer aan Hogeschool Larenstein (Velp) en Hydrologie aan Wageningen Universiteit. Zijn promotieonderzoek deed hij aan de VU en bij KWR, waar hij na zijn promotie in dienst kwam. Bartholomeus is hoofdonderzoeker van het team Ecohydrologie bij KWR, en chief science officer. Hij is als onderzoeker verbonden aan Wageningen Universiteit. Dit voorjaar werd hij voorzitter van de Nederlandse Hydrologische Vereniging.
Een iets uitgebreidere versie van dit artikel werd gepubliceerd in HP/De Tijd, juni 2023.
Enkele punten uit de Kamerbrief van minister Harbers (IenW), Water en Bodem sturend (25 / 11 / 22):
– Er moeten meer zoetwatervoorraden komen. Bijvoorbeeld meer opslaan in het IJsselmeer en in het Markermeer, onze ‘nationale regenton’.
– Niet meer bouwen op plaatsen die later nodig zijn voor bergen en afvoeren van water, zoals in diepe polders en in de uiterwaarden.
– De bodem minder bedekken, zoals minder stenen in de stad.
– Sommige plaatsen een hoger grondwaterpeil: geeft water als het een tijd niet regent, remt daling van veenbodems en vermindert uitstoot broeikasgassen.
– Lozingen van koelwater begrenzen.