László Krasznahorkai – Satanstango (315 p.). Wereldbibliotheek, €24,90
Het boekIn een vervallen gehucht ergens in Hongarije, waar ooit een agrarisch staatsbedrijf was gevestigd, wonen nog maar een paar losers die er niet op tijd weg hebben kunnen komen. Een bedrieger met demagogische kwaliteiten en zijn helper, die door de bewoners messias-achtige kwaliteiten worden toegedicht, komen na lange afwezigheid terug in het gehucht. Ze beloven de dorpelingen een mooie toekomst, maar door met het koppel in zee te gaan zijn de mensen uiteindelijk nog slechter af. De vertalerMari Alföldy (Boedapest, 1962) studeerde Klassieke Talen en Hongaars aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1998 werkt zij voornamelijk als literair vertaler, en vertaalde sindsdien onder meer de roman Gloed van Sándor Márai, en werk van György Konrád, Imre Kertész, Dezs? Kosztolányi, László Krasznahorkai, Margit Kaffka en Géza Ottlik. Daarnaast publiceert ze ook poëzievertalingen. Ze leidt vertaalworkshops, is gastredacteur van literaire tijdschriften en houdt lezingen en interviews met Hongaarse auteurs. Haar werk werd onderscheiden met de Hongaarse Kosztolányi Vertaalprijs en het Gouden Kruis van Verdienste van de Republiek Hongarije, en onlangs bekroond met de Filter Vertaalprijs. Mari Alföldy is oprichtster en organisator van de Hongaarse Salon Amsterdam, waar maandelijks Hongaarse culturele evenementen worden gehouden.
László Krasznahorkai schreef Satanstango al in 1985. Het boek werd verfilmd en is wereldberoemd geworden. Toch heeft het tot 2012 geduurd voordat het in het Nederland werd vertaald. Hoe komt het dat het toen pas werd opgepikt?
‘In 1987 heeft er een vertaald fragment van Satanstango (toen vertaald als ‘Diabolische tango’) gestaan in een Hongaars nummer van het literaire tijdschrift Bzzlletin, maar dat deed toen niet veel stof opwaaien. De complete roman is in 1990 in het Duits gepubliceerd maar daarna is het internationaal gezien stil gebleven eromheen, wat je inderdaad niet zou verwachten gezien het succes van de film (1994). Het boek is de laatste jaren aan een soort revival begonnen: in 2012 verscheen bijvoorbeeld de Engelse vertaling.
Ik heb niet het idee dat je manier van vertalen ervan afhangt of het een beroemd boek is of niet; in mijn beleving ga je als vertaler zitten, je begint met vertalen en gaat stug door tot je klaar bent, Vooruit, misschien heb je bij een grote naam een iets hogere tolerantiedrempel voor obscure passages. Trouwens, veel boeken die ik heb vertaald zijn in zekere zin beroemd, het zijn klassieken of werken van bekende auteurs.’
Is het terecht dat het zo’n beroemd boek is geworden?
‘Ja, ik vind van wel. Krasznahorkai zet een sfeer neer die je lang bijblijft en gebruikt daar uitzonderlijke stilistische middelen voor. De lange, gecompliceerde zinnen waarin hij alles heel gedetailleerd beschrijft, ingevoegde stukjes tussen aanhalingstekens met het gezichtspunt van het personage maar ook subjectieve teksten van personages in de vertellerstekst, wat in het Nederlands soms niet eens kan vanwege de afwijkende grammatica van de directe rede.
Knap is ook dat het verhaal vanuit verschillende gezichtspunten beschreven wordt, zodat de personages blind in het verhaal lijken rond te strompelen; de lezer weet langzamerhand steeds meer, maar pas tegen het eind komt alles bij elkaar; een catharsis blijft echter uit.
Het boek heeft veel sterke scènes, die me allemaal zijn bijgebleven. Een centrale scène is het wachten op Irimiás en Petrina in de kroeg, dat uitmondt in een duivelse danspartij waarna iedereen in een dronken slaap valt en de verwachte redders alleen de blinde accordeonist wakker aantreffen. Is trouwens ook prachtig in de film.’
Is het ritme en die vurigheid van de tango ook terug te vinden in de stijl en taal van de roman?
‘Het tango-achtige zit ‘m in de opbouw: steeds een stap vooruit en een stap terug. De hoofdstukken zijn zelfs zo genummerd dat er in de tweede helft wordt teruggeteld tot één. De laatste zinnen zijn ook gelijk aan die in het begin.’
Heb je veel contact gehad met de schrijver tijdens het vertalen?
‘Ja, hij nam NB zelf contact op via de uitgever en bood aan om te helpen als ik vragen had. Die had ik…
Ik kende het boek wel maar had het nog nooit helemaal grondig gelezen, dus dat deed ik eerst. Ik had de gelijknamige film van Béla Tarr ook gezien, lang geleden. Bij een bepaalde scène die ik me niet helemaal kon voorstellen, heb ik Krasznahorkai gevraagd of ik uit mocht gaan van de beelden van de film, maar hij zei dat de visuele wereld van de film van Béla Tarr was en niet van hem.
Je komt onderweg wel dingen tegen die je moet uitzoeken. Er zijn woorden die je op meerdere manieren kunt interpreteren en sommige passages zijn vrij obscuur. Ergens is er bijvoorbeeld sprake van een uitdrukking die zowel “de politie bellen” als “de politie erbij halen” kan betekenen. Ik vroeg me af in welke tijd het boek precies geplaatst moest worden en of je mocht veronderstellen dat een kroeg op het Hongaarse platteland toen een telefoon had. Het antwoord was dat je aan de jaren zestig moest denken en dat er in die tijd nog beslist geen telefoon was in zo’n kroeg, dus ik besloot ze de politie te laten halen. Dat is trouwens een van de interessante kanten van het boek: dat het enerzijds heel detaillistisch en concreet is, anderzijds wordt het verhaal slechts vaag in tijd en ruimte geplaatst. We bevinden ons duidelijk ergens in Hongarije, maar niet in een concrete plaats; ergens in de twintigste eeuw maar niet een exacte historische context.
Gelukkig mocht ik alles aan de schrijver vragen. Ik denk dat hij mijn vragen waardeerde, hij zag dat ik zijn intentie probeerde vast te houden en niet bijvoorbeeld dingen ging uitleggen die hij bewust vaag hield, wat de Duitse vertaler wel deed. Toen ik vroeg of hij liever had dat ik mijn vragen telkens stuurde als ze opkwamen of dat ik ze opspaarde, schreef hij: ‘ik antwoord zoals u de vragen stelt, u bent de enige die telt hier, u creëert nu een nieuwe tekst op grond van de mijne. U moet weten dat ik heel hoog waardeer wat u doet, wat vertalers doen. Het Nederlandse boek wordt uw boek…”’
Waar ben je bij deze vertaling het meest trots op?
‘Uit de reacties die ik krijg blijkt dat ik er kennelijk in geslaagd ben de Nederlandse lezer mee te trekken ‘in de zinnen en hun geheimen’ – om met de jury van de Filter Vertaalprijs te spreken –; dat doet Krasznahorkai namelijk ook met de Hongaarse lezer in zijn fenomenale zinnen en demonische beschrijvingen. Een dergelijke gelijkwaardigheid met het origineel is het ultieme doel van de vertaler.’
In Nederland zijn we niet zo bekend met Hongaarse literatuur. Zijn er trends in de Hongaarse letteren gaande en hebben die overeenkomsten met de hedendaagse Nederlandse literatuur?
‘Echt literaire trends zie ik niet. Wat ik wel zie is dat de huidige Hongaarse leiders een voorkeur aan de dag leggen voor literatuur met een conservatieve, nationalistische inslag. Als dit het criterium voor het promoten van Hongaarse literatuur in het buitenland wordt, kan het ertoe leiden dat inferieure literatuur in het buitenland naar voren wordt gebracht. Gelukkig blijven ook de minder welgevallige auteurs doorgaan met schrijven, evenals de uitgevers met publiceren. Zo publiceerde Pál Závada, wiens Jadviga’s kussen een paar jaar geleden hier in Nederland vrijwel onopgemerkt is gebleven, onlangs de roman Natuurlijk licht uit de romancyclus die een soort Vergangenheitsbewältigung voor Hongarije poogt te zijn waar de huidige autoriteiten en hun aanhangers maar niet aan willen. Dat vind ik een belangrijke ontwikkeling. Beter laat dan nooit.’
Hebben wij in Nederland een bepaalde smaak als het gaat om boeken uit Hongarije die hier worden uitgebracht?
‘Overeenkomstige kenmerken tussen de vertalingen zou ik niet durven noemen, wel staan in Nederland duidelijk andere Hongaarse schrijvers bovenaan de lijst dan in Hongarije. Als je de gemiddelde Nederlandse literatuurliefhebber zou vragen een Hongaarse schrijver te noemen, zou waarschijnlijk de naam van Sándor Márai vallen. Hij is uiteraard ook in Hongarije zeer bekend, maar zijn oudere tijdgenoot Kosztolányi staat hoger in de canon. De doorsnee Hongaar zou waarschijnlijk nog oudere schrijvers noemen die iedereen op school gelezen heeft, maar die in Nederland vrijwel onbekend zijn.
Onder de hedendaagse auteurs is in Nederland waarschijnlijk nog steeds György Konrád het bekendst, mede door zijn indrukwekkende optreden in de televisieserie van Wim Kaiser in de jaren negentig, waar mensen nog steeds over beginnen als hij ter sprake komt. Ook Imre Kertész was voordat hij in 2002 de Nobelpijs voor de literatuur kreeg bij het grote publiek in Hongarije relatief onbekend, terwijl in Nederland zijn werken vrij snel vertaald werden.
In Hongarije zouden in de eerste plaats Péter Esterházy en Péter Nádas genoemd worden. Eerstgenoemde is wel in het Nederlands vertaald, maar zijn postmoderne, speelse stijl sprak de Nederlandse lezer kennelijk minder aan. Nádas iets meer, maar zijn magnum opus Parallelle verhalen (2005) wacht nog steeds op vertaling. Een andere grote naam is György Spiró, die ik al jaren zonder succes aan een Nederlandse uitgever probeer te koppelen omdat ik erg enthousiast ben over zijn boeken. Gelukkig kunnen we nu Krasznahorkai afstrepen van het lijstje “grote naam in Hongarije, onbekend in Nederland”.’