‘Waar ben ik aan begonnen, dacht ik in het begin? Het eerste jaar was heel heftig. Ik was continue gestrest voor het moment dat hij wakker zou worden. Hij huilde en schreeuwde aan één stuk door. Het was nét geen drie uur per dag, waardoor hij buiten de categorie ‘huilbaby’ viel. Ik wilde ook niet dat hij een huilbaby was. Ik wilde niet toegeven aan mezelf en ook niet aan mijn omgeving, dat het niet goed ging. Ik wilde zó graag dat alles leuk was…
Ik probeerde van alles om hem te troosten. Baby’s huilen niet zonder reden dus ik liet hem nooit zomaar liggen. Ik nam hem zoveel mogelijk in mijn armen. Buiten wandelen was er niet bij, daar krijste hij te hard voor. Wat zouden mensen wel niet denken? Ik kaartte het aan bij de huisarts en op het consultatiebureau, maar hij was gezond en goed op gewicht. Er was niets aan de hand. Ik liet het rusten. Ik wilde zo min mogelijk bemoeienis.
Ondertussen was ik vaak de wanhoop nabij. Ik had geen idee waar ik mee bezig was en ik werd steeds onzekerder. Het ergst waren de goedbedoelde adviezen van andere moeders. Iedereen wist het beter. De ene zei dat ik dit moest doen, de ander dat. Maar alles wat ik deed, werkte averechts. Als ik andere moeders met rustige baby’s zag, die niet huilden of schreeuwden of dingen kapot maakten, was ik zó jaloers! Wat deed ik fout?
Heel geruststellend was een interview in een tijdschrift met een pedagoog die uitlegde dat de mensen die het hardst hulp nodig hebben bij de opvoeding van kinderen, de mensen zijn bij wie pedagogische strategieën het minst werken. Dat ging over ons! Bij mij werkte niks. Misschien lag het toch niet aan mij. Misschien lag het aan mijn zoon, aan zijn karakter. Hij is woest geboren.
Mijn zoon is verwekt in de week dat mijn moeder is begraven. Ze is na een ziekbed overleden aan kanker. Mijn moeder was een ingewikkeld mens. Ze was fel en koppig en recalcitrant. Een relschopper. Ze heeft nooit goed voor mij kunnen zorgen en onze relatie was gecompliceerd. Op haar sterfbed beloofde ze terug te komen als mijn eerste kind. Ik weet nog dat ik dacht: laat maar lullen!
Toch heb ik later wel eens gedacht: potverdikkie, zou ze het voor elkaar hebben gekregen? Maar ik geloof niet in reïncarnatie. Dat mijn zoon zo op mijn moeder lijkt, is genetisch verklaarbaar. Hij heeft tenslotte vijftig procent van mijn genen. Haar ziel en wezen zit in mij en dat heb ik doorgegeven. Want dat er veel van haar in hem zit, dat is duidelijk.
Ik kijk terug op een moeilijke jeugd. Als kleuter ging ik met mijn koffertje van hot naar her. Ik ben uiteindelijk opgegroeid bij mijn tante. Toch ben ik niet verbitterd. Ik heb mijn moeder vergeven en het verleden geaccepteerd. Ik begrijp waarom mijn moeder bepaalde keuzes gemaakt heeft, ook al waren ze niet goed voor mij. Ik ben teleurgesteld in dingen en er zijn herinneringen waar ik verdrietig van word. Maar het is wat het is.
Wat ik vooral heb overgehouden aan mijn jeugd, is de drang om het anders te doen. Van jongs af aan verlangde ik naar een liefdevol en harmonieus gezin. Ik wilde het anders doen dan mijn moeder. Ik zou wél met mijn kinderen knuffelen en ze alle warmte en liefde geven. Ik ging het goed maken. Dat het zo stroef verliep met mijn zoon, was daarom extra moeilijk om te accepteren. Zat ik wéér met gedoe en geschreeuw!
Mijn zoon is nu negen en hij kan nog steeds heel boos worden. Hij is permanent lastig maar het gaat met ups en downs. Er zijn periodes dat hij bij het minste of geringste explodeert. Maar hij heeft ook fases dat hij beter in zijn vel zit. Als hij denkt dat mensen tegen hem zijn, als hij verliest bij een spel of als hij pech heeft, zie je de spanning opbouwen en ontstaat er een wolkje boven zijn hoofd.
Natuurlijk hou ik van mijn zoon. Hij is weliswaar moeilijk, maar hij is niet alleen een boze driftkikker. Hij is ook heel bijzonder en getalenteerd. Hij is intelligent, creatief, fantasievol en gevoelig. Als ik hem vertel over de situatie van vluchtelingen is hij tot tranen toe geroerd… Hij heeft weinig vriendjes maar een paar hele goede. Zijn beste vriendje is net zo temperamentvol als hij dus die zijn aan elkaar gewaagd.
Tegelijkertijd wordt hij ook gepest. Hij is zo anders dan de andere kinderen. Als er in de klas iets is voorgevallen, komt hij woedend uit school. Hij racet dan op zijn fiets voor me uit naar huis. Mensen zeggen vaak: Waarom zeg je niet ‘gewoon’ dat hij naast je moet fietsen? Maar dit kind accepteert geen orders. Als ik tegen hem zeg dat hij iets moet doen, is het meteen mis! Niemand mag bepalen wat hij wel of niet doet. Alles moet op zijn manier en anders wordt hij woest.
We gaan al een tijdje met onze zoon naar een therapeut en dat is heel leerzaam. Zij laat ons ook naar ons eigen gedrag kijken. We zijn bijvoorbeeld vaak te controlerend. Als hij brult, lossen we het voor hem op. Niet doen, zegt zij, geef hem meer verantwoordelijkheid. Laat hem zijn eigen problemen oplossen. Dus in plaats van meteen een glas water voor hem te pakken als hij dorst heeft, laat ik het hem nu zelf doen. En als hij ergens niet bij kan, leg ik uit dat hij een krukje kan pakken…
In grote lijn doe ik mijn best om ‘altijd’ rustig te blijven. Ik heb veel gelezen over hoe je om moet gaan met kinderen zoals mijn zoon. Het beste is om rustig, kalm en liefdevol te blijven. ‘Ik zie dat je boos bent, ik snap dat je boos bent, wat kan ik voor je doen?’ Ik heb een tijdje de strategie ‘vasthouden’ geprobeerd. Je pakt je kind dan stevig beet als hij boos wordt en laat hem tegen jou vechten zodat hij kan ontladen.’ Ik kan je vertellen: dat is héél heftig!
Eén incident zal ik nooit vergeten. Hij was een jaar of zes en deed een spelletje op de computer toen de muis niet deed wat hij wilde. Ik probeerde hem te helpen maar hij werd woest! Hij werd zo vreselijk boos dat hij de computer uit het raam wilde gooien en zelf van het balkon wilde springen want hij wilde dood (!) Ik heb hem drie kwartier vastgehouden terwijl hij spartelde, vocht en schreeuwde.
Dergelijke voorvallen zijn traumatiserend. Niet alleen voor mij maar ook voor mijn dochter. Mijn zoon is heel jaloers op haar. Ze kunnen leuk spelen samen, maar het komt niet vaak voor. Meestal gaat het moeilijk. Als ze een conflict hebben en hij heeft het gevoel dat ik haar kant kies, is het huis te klein. Het lastige is dat hij gemeen doet tegen haar, dus vaak is hij de oorzaak. Ik moet dan heel voorzichtig te werk gaan en zorgen dat hij zich niet tekort gedaan voelt.
Ik wilde altijd graag drie kinderen, liefst drie dochters. Maar toen mijn zoon één was dacht ik: dit nooit meer! Ik begin er niet meer aan. Toen hij twee was ging het iets beter. Ik begon te hopen dat het een fase was, dat de lastige periode achter ons lag en vanaf nu alles rustig zou worden. Voorzichtig begonnen we aan een tweede te denken.
Die rustige fase van mijn zoon bleek van korte duur. Maar ik was zwanger voor ik het wist. Gelukkig is mijn dochter heel easy going. Ze is lief en makkelijk en huilde heel weinig als baby. Als ik haar in de wieg legde, deed ze haar oogjes toe. Nog steeds is ze een makkelijk en lief meisje. Heerlijk om mee te maken en goed voor mijn zelfvertrouwen als moeder.
Toch was het in die periode verre van zorgeloos. Daar was mijn zoon te lastig voor. Bij vlagen neem ik hem dat kwalijk. Nooit hardop, altijd inwendig, want je mag je kind geen schuld geven. Ik weet dat het heel heftig is voor hem om zo te zijn. Maar mij is ook iets afgenomen en die teleurstelling mag er zijn. Mijn hele leven heb ik me verheugd op het moederschap. Ik wilde een gezellig, liefdevol, warm gezin. Die droom is van afgepakt.
Hoe moeilijk mijn zoon ook is, ik probeer hem altijd met liefde, warmte en openheid tegemoet te treden. Want voor hem is het ook ingewikkeld. Hij is mijn zorgenkind. Het is makkelijker om mijn dochter te knuffelen en complimenten te geven. Zij is altijd lief en schattig. Mijn zoon kan zo gemeen doen, dat maakt het lastiger om lief voor hem te zijn. Maar hij ook liefde nodig, ook – of misschien wel juist – als hij niet lief doet.
Ook vakanties zijn zelden echt ontspannen. Een paar jaar geleden was het toppunt. De spanningen liepen hoog op. Mijn man had een nieuwe baan en we gingen verhuizen, wat ik niet wilde. Mijn zoon was intens lastig. Hij liep schreeuwen en krijsend over de camping. Had een kettinkje van mijn nek getrokken en de camera bijna kapot gegooid. Ik herinner me die vakantie als het toppunt van spanning en conflict.
Naast ons stond een hele relaxte familie. Moeder, vader en dochter. Ze lazen wat, ze gingen even zwemmen, ze aten met elkaar… alles rustig en in goede harmonie. Dat een vakantie ook zo kon zijn! Ik benijdde ze en schaamde me voor onze hectiek. Ik had veel negatieve gedachtes tijdens die vakantie. Dat ging heel ver. Ik hou niet van dit kind. Ik wil dit kind niet. Ik schaam me ervoor, maar zo voelde ik het.
Des te bijzonder was de reactie van de andere moeder. Op de dag dat ze vetrokken, kwam ze naar me toe. Ze liep er speciaal voor terug uit de auto. Ze pakte me beet en zei: ‘Als ik ouders voor mezelf had mogen wensen, dan had ik jullie gewenst!’ Het raakt me nog als ik eraan terugdenk. Dat was het mooiste compliment van mijn hele leven!
Met fases ben ik bezorgd over later. In zijn boosheid gaat mijn zoon over alle grenzen heen. Laatst hoorde ik hem in een boze bui achter mijn rug in de keukenla rommelen. Het zou me niet verbazen als hij een mes pakt om in mijn rug te steken, schoot door mijn hoofd. Hij deed het gelukkig niet. Maar hoe wordt het straks in de pubertijd als hij groter en sterker is dan ik?
Mijn zoon zal altijd mijn zorgenkind blijven. Het kan twee kanten opgaan: hij wordt briljant of hij wordt destructief. Ik bekijk het voorzichtig positief. Er zit zo veel in hem. Als hij lekker in zijn vel zit kan hij gaan bloeien. Ik probeer erop te vertrouwen dat het diep van binnen goed zit en doe mijn best om hem zo goed mogelijk te begeleiden. Op hoop van zegen… ‘
Foto van Andre Hunter via Unsplash