Denver trok tijdens de Winterspelen van 1976 aan de noodrem: veel te duur

De Olympische Winterspelen kosten gemiddeld vijf keer zoveel als de organisatoren aan het begin voorschotelen.  De Winterspelen van 1976 zouden eigenlijk in Denver zijn, maar nadat de bevolking zich hiertegen had verzet, ging de organisatie naar Innsbruck.

De Winterspelen van 1968 en 1972 waren financieel zo ontspoord dat IOC-voorzitter Avery Brundage er zich zorgen over maakte. En ook de maatschappelijke kritiek werd steeds groter, wat in 1972 zorgde voor een uniek moment in de geschiedenis van de Olympische Spelen: nadat Denver de organisatie van de Winterspelen van 1976 had gekregen, dwong de bevolking via een referendum af om er van af te zien.

Hier gingen enkele woeste jaren aan vooraf. Nadat deze Amerikaanse stad in 1970 de organisatie van de Winterspelen toegewezen had gekregen, liepen de kosten, zoals gewoonlijk, snel uit de hand. Waar in maart 1972 met een budget van 1,1 miljoen dollar werd gewerkt, ontstond later dat jaar al een acuut tekort van bijna 900.000 dollar. Niet veel later ging het om een bedrag van 15 miljoen dollar – bijna een vervijftienvoudiging!

De plaatselijke actiegroep ‘Burgers voor Colorado’s toekomst’ sprak zelfs al over 90 miljoen dollar en wilde dat er werd afgezien van de organisatie. Een referendum werd afgedwongen, waarna de meerderheid van de bewoners zei dat het afgelopen moest zijn. De Winterspelen van 1976 mochten overal worden gehouden, behalve in Denver. Nog nooit is er zo aan de olympische noodrem getrokken – daarna ook niet meer.

Naar Innsbruck

Het IOC moest dus snel op zoek naar een vervanger. Hiervoor werd Innsbruck aangewezen, omdat dit in 1964 zo netjes binnen de financiële lijntjes was gebleven. De faciliteiten van toen konden ongetwijfeld opnieuw worden gebruikt, maar er was in die twaalf jaar toch wel veel veranderd.

Het startbudget werd heel hoopvol op 20 miljoen gulden gezet. Volgens de Telegraaf van 5 februari 1973 was dat vooral nodig voor een opknapbeurt van het Oostenrijkse wintersportoord, maar dat was wat te optimistisch. Het was geen 1964 meer. Anderhalf jaar later werd gesproken over veertig miljoen gulden, waar Het Vrije Volk op 3 februari 1976 een bedrag van vijftig miljoen gulden noemde, met daarbij nog 240 miljoen voor de infrastructuur.

Dat was aanzienlijk meer dan aanvankelijk begroot, maar de tendens van steeds duurdere Winterspelen was desondanks voor één keer doorbroken. De sportwereld bleef daarom met een goed gevoel achter. Waar Innsbruck in 1964 zich opvallend goed aan de begrotingsdiscipline hield, leverde het in 1976 opnieuw een puike financiële prestatie.

De vreugde was van korte duur, want in Lake Placid was vier jaar later alweer een enorme chaos.

Mijn gekozen waardering € -

Sporthistoricus. Auteur van de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.