Als je als kip eenmaal een ei gelegd hebt, dan weet je voor je leven hoe dat moet: drie keer ‘tok’, wat persen, klaar. Kippen zijn het archetype van de lopende-bandproductie: voer erin, eieren eruit. Iedere dag opnieuw. En hoe gelijker de eieren, des te tevredener de boer.
Ook de eiereneter is een gewoontedier. ’s Morgens zet hij zich nog wat suizebollend aan de ontbijttafel, tast naar het eierlepeltje. Drie keer ‘tik’, even opwippen, en hup, daar is het vertrouwd geurende palet van wit en geel. Altijd hetzelfde, vooral nooit een verrassing in vrolijk rood of groen. McDonald’s heeft ooit goed naar de eiereneter gekeken.
Lezers zijn al evenzeer gewoontedieren. Of het nu om een dagblad, weekblad of maandblad goot, ze willen drie keer ‘flip’, even kijken, en jawel, daar staat hun vertrouwde rubriek of column, een baken in de zee van verwarrende informatie die hen omspoelt. Redacties hebben altijd goed naar hun lezers gekeken, en daarom huren ze columnisten en rubriekenschrijvers in.
Die columnisten en rubriekenschrijvers zijn soms ook gewoontedieren. Ze volgen het nieuws van de dag, de politiek, de roddels, of het gesteggel rond kunst en cultuur, en geven daarover hun mening. Televisierecensenten zijn een mooi voorbeeld. Je kunt van wijlen Leo Riemens, ooit roemrucht recensent van De Telegraaf, zeggen wat je wilt, maar zijn cursiefjes kon je na verloop van tijd zelf wel verzinnen. Wat er ook was, het was een schande! Ook van sommige politieke commentatoren is het niet moeilijk te voorspellen wat ze de volgende keer te melden zullen hebben. En dan zijn er nog die elkaar tot onderwerp maken, en langdurige polemieken beginnen waarvan na verloop van tijd iedereen de reden vergeten is. Door zulke incest veranderen dan drie, vier rubrieken in een verward collectief feuilleton.
Maar de betere columnist is geen gewoontedier. Hij houdt alleen de illusie daarvan in stand. Altijd is de rubriekenschrijver even kort of lang van stof, altijd heeft hij zijn verhaal rond in hetzelfde aantal woorden, ongeacht waar zijn stukje over gaat. Altijd in de eigen, herkenbare stijl, waardoor hij een vertrouwde vriend van zijn vaste lezers wordt. Zijn stijl, zijn vaste lengte en het gebied dat hij in zijn kolommen bespreekt zijn toch niet meer dan de harde, gladde schaal om een altijd weer andere inhoud. Een goed rubriek is een verrassingsei, zoals je voor een gulden uit een automaat trekt. Van buiten altijd hetzelfde, maar naar wat erin zit, kun je alleen maar raden.
En dat mag natuurlijk niet tegenvallen. De ware kunst van de columnist is dan ook het opdelen van de wereld in afgeronde brokken van vijf- zeven- of negenhonderd woorden. Wie zijn eerste verrassingsei trekt, wil daarin geen briefje vinden waarop staat dat hij, om werkelijk te genieten, eerst alle andere eieren moet kopen. Daarom is elke aflevering van een column of rubriek een hermetisch gesloten universum, waarin de schrijver helemaal opnieuw bij nul begint. Een boordevol ei, met in het brandpunt de dooier, het punt dat hij wil maken, netjes ingebed in het eiwit van introductie, uitleg en anekdotiek.
(uit De keuken van Argus; Achter de schermen van de journalistiek, Atlas 1996)