Een hels paradijs; 12. Een vage wiskundige

Deel 12 van mijn feuilleton over Colombia; Een hels paradijs. Waarin de vage sympathieke ex-burgemeester Mockus in het stof bijt en ik mijn geloof in Colombia terug begin te krijgen.

In februari 2010 doet het Grondwettelijk Hof in Colombia een uitspraak die me voor het eerst doet voelen dat het nog goed kan komen met het land, waarin het geld van machtige politici en zakenlieden altijd bepaalt wat er gebeurt: president Álvaro Uribe kan zich niet voor een tweede keer herkiesbaar stellen als president. In de verkiezingen van mei van hetzelfde jaar zal zijn ex-minister van defensie Juan Manuel Santos in zijn voetsporen treden.

Niemand maar dan ook niemand heeft deze beslissing van het Hof voorzien. Vriend en vijand van Uribe waren het erover eens dat de president ook dit varkentje wel even zou wassen. Voor een tweede herverkiezing zou opnieuw een grondwetswijziging nodig zijn en een aantal van zijn trouwe handlangers is een handtekeningenactie begonnen voor een referendum dat die wijziging mogelijk moet maken. Maar de initiatiefnemers zijn niet al te slim: ze maken fouten met de tekst, die later in het congres worden hersteld. Dat is in strijd met de wet en is een van de argumenten voor het Grondwettelijke Hof om het referendum van tafel te vegen. Bovendien kan de financiering van het hele proces het daglicht niet verdragen. Eigenlijk zou het Hof zijn geloofwaardigheid definitief verloren hebben als het dit referendum voor de herverkiezing van Uribe door had laten gaan. Maar het is Colombia, dus niks is te gek.

Zwaaiende pollepel

Slechts twee van de negen magistraten, door Uribe zelf in het Hof benoemd, hebben voor het referendum gestemd, de rest heeft het netjes afgeschoten. Één nul voor de rechtsstaat, eindelijk! Ik sta te koken in mijn appartement in Bogotá en begin als een wildeman zwaaiend met mijn pollepel door de kamer te springen als ik dit nieuws op de radio hoor, in mijn eentje. Ik denk nog, misschien ben ík wel gek. Nu, realiseer ik me meteen, kan de geschiedenis van Colombia een andere wending nemen. Als eerst maar eens Uribe met zijn oorlogsmantra en eindeloos getier tegen de oppositie – hij doet daarin niet onder voor Vladimir Putin en ja, ook in Colombia worden tegenstanders van de regering doodgeschoten – aan de kant is geschoven.

De weg is nu vrij voor Juan Manuel Santos, die zich met zijn succesvolle ministerschap van defensie heeft warm gelopen om het stokje van zijn baas Uribe over te nemen. Santos heeft één probleem: in tegenstelling tot de licht ontvlambare Uribe, die met zijn karakteristieke panamahoed en poncho op zijn paard over zijn landerijen galoppeert en vlammende betogen afsteekt, heeft hij nul charisma. Santos is een typisch product van de elite van Bogotá, snob, geboren in die koude grijze stad, waar in de rest van Colombia altijd grappen over worden gemaakt. Hij lijkt meer Engels dan Colombiaans, met een stiff upperlip, en hij is geen begenadigd spreker. Hij hakkelt en aarzelt te veel. Cartoonisten maken van zijn tronie met het tekorte neusje altijd een soort varkenskopje.

Vaag-filosofische woordenbrij

Tot overmaat van ramp is daar ook nog oud-burgemeester van Bogotá Antanas Mockus opgestaan, met een nieuwe partij, de Groene Partij. De wiskundige Mockus is ook geen begenadigd spreker. De twee keren dat ik hem heb geïnterviewd heb ik alle energie moeten aanwenden om chocola te maken van zijn vaag-filosofische woordenbrij.

Maar zijn onhandige academische imago speelt hem ook weer in de kaart. Mockus behoort niet zoals Santos tot de oude manipulerende corrupte elite, hij is schoon. Als burgemeester van Bogotá heeft hij de gemeentekas op orde weten te krijgen – vrijwel nooit eerder vertoond in de Colombiaanse geschiedenis, de burgemeester stal níet. Én hij heeft een ethisch réveil tot stand weten te brengen. Sinds Mockus’ burgemeesterschap bestaat er in Bogotá zoiets als een besef van burgerschap: dat je goed met elkaar en de stad om moet gaan.

Het lukt deze zoon van Lithouwse immigranten nu in de verkiezingsstrijd tegen Santos om binnen een paar maanden miljoenen volgelingen op de been te krijgen. De meesten zijn goed opgeleid en hunkeren naar eeen land waar ze worden beoordeeld op hun kunnen en niet op de portemonnee van hun vader.

De verkiezingsoverwinning van Uribe’s gedoodverfde opvolger Santos komt door deze ‘groene golf’ zelfs serieus in gevaar. Een week of zes voor de verkiezingen staat Mockus fier op kop. Maar Mockus heeft één belangrijke strategische fout gemaakt: hij heeft niet duidelijk gemaakt hoe hij verder wil gaan met het grootste probleem dat Colombia teistert: de oorlog.

Santos, die zich realiseert dat hij tot onorthodoxe maatregelen moet overgaan om zijn overwinning veilig te stellen, huurt de bekende en gevreesde Venezolaanse spindoctor JJ Rendón in om zijn campagne te redden. Het blijkt de juiste keuze. Zijn ster rijst, en Mockus, die in de verkiezingsdebatten niet adequaat op de met precisie uitgevoerde aanvallen van zijn tegenstander weet te reageren, bijt in het stof. Hij wordt tweede bij de verkiezingen in mei, maar weet nog wél zo veel stemmen te vergaren dat een tweede ronde nodig is. Maar de strijdlust is bij de Lithouwse wiskundige dan al tot het nulpunt gedaald.

Malaria

Twee of drie miljoen volgelingen van Mockus blijven met lege handen achter. De ex-burgemeester van Bogotá die zijn mond vol heeft over ethiek en burgerschap laat de Groene Partij, waar zo veel van Colombia’s talent en enthousiasme in is vertegenwoordigd, stikken. Nu in 2015 hebben de Groenen niet meer dan een handvol zetels in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. Een gemiste kans in een land waar democratisch élan zo noodzakelijk is om het van zijn vloek dat het uit klootzakken bestaat die niet anders kunnen dan oorlog voeren af te helpen.

Terwijl dit koningsdrama zich in Colombia afspeelt, lig ik met malaria in het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag. Een week lang moet ik daar het bed houden, krijg ik medicijnen en moet ik zoveel mogelijk drinken en eten om weer op kracht te komen. De eerste dagen zijn vreselijk: alles maar dan ook alles komt er aan alle kanten weer uit zodra ik iets eet of drink. Terwijl ik sta te kotsen, kan ik mijn plas niet ophouden. Ik voel me niet meer dan een ellendig beest.

Die malaria heb ik zeer waarschijnlijk opgelopen in een departement waar vrijwel niemand op Mockus heeft gestemd: de Chocó in het westen. Het is een van de intrigerendste delen van Colombia: bos en rivieren met kleine dorpjes waar indianen of zwarten wonen. In de koloniale tijd was Quibdó de hoofdstad van de Chocó, een belangrijke stad. Nu is het een verzamelplaats van armoede en criminaliteit aan de rivier de Atrato. Maar Quibdó is ook een intrigerende plek waar de overwegend zwarte bevolking vasthoudt aan haar cultuur en zich verzet tegen de blanke dominantie die de meeste Colombiaanse regio’s in zijn greep heeft.

Chirimía, de muziek van de Chocó

Het belangrijkste dat in Quibdó ontbreekt is een burgemeester die zoals Mockus niet steelt van de gemeentekas en zijn mensen het gevoel geeft dat ze trots moeten zijn op hun stad. Voor de inwoners van de Chocó is het een natuurwet dat politici corrupt zijn en het geld voor wegen, bruggen, scholen of een gezondheidspost in hun zak stoppen.

In de periode dat ik de malaria oploop ga ik met een Nederlandse fotograaf van Quibdó naar het zuidelijker gelegen Condoto. Van daaruit gaan we met een boot naar verafgelegen goudzoekersgemeenschappen, tenminste indien de veiligheid het toelaat. Soms zit er guerrilla of een neoparamilitaire groep in het gebied en kun je er maar beter wegblijven. We slapen in een leegstaand lokaaltje van het plaatselijke schooltje en wassen ons onder een lekkende waterleiding op de wc waar ongeveer drie druppels water per minuut uitkomen. We spreken een meisje dat het grijze broze haar van haar oma vlecht en proberen een jongen van een jaar of tien te interviewen die samen met zijn moeder en zusje langs een beekje buiten het dorp op zoek is naar goud. Verderop voetballen andere kinderen van het dorp. De jongen lijkt woedend op ons en op zijn moeder die hem aan het werk heeft gezegd, hij zegt helemaal niks.

Vermaledijde mug

Bij het vallen van de avond zitten we op de stoep voor het schooltje waar we logeren. Het is muggentijd. Ik heb keurig een blouse met lange mouwen aan en heb mijn broek in mijn sokken gestopt. De verfoeide rubberlaarzen die zo benauwd en zweterig zijn, maar in zo’n gebied onmisbare attributen zijn heb ik uitgetrokken en staan te luchten tegen de verveloze muur. Ik herinner me dat ik gestoken word, een grotere beet dan gebruikelijk vlakbij de binnenkant van de elleboog van mijn linkerarm. Dat moet de vermaledijde mug zijn geweest die me zes weken later in Nederland het leven vergalt.

Na een week ben ik zo ver opgeknapt dat ik weer kan denken aan terugvliegen naar Colombia. Daar wint Juan Manuel Santos in juni de tweede ronde op zijn sloffen. Ik ben kwaad op Antanas Mockus, die als president voor gebieden als Chocó misschien wel het verschil had kunnen maken, kwaad dat hij het hoofd zo snel heeft laten hangen en niet zijn best heeft gedaan om de Groene Partij die in zo korte tijd zo veel aanhang kreeg als partij in het verrotte corrupte Colombiaans politieke spectrum een plek te geven.

Gezicht op onweer

Op 7 augustus 2010 wordt Juan Manuel Santos uit handen van zijn voorganger Uribe de felbevochten presidentiële sjerp omgehangen. Uit professioneel plichtsbesef kijk ik op de televisie naar de inauguratie. Santos steekt met een triomfantelijke glimlach op zijn varkenssmoeltje zijn presidentiële toespraak af en ik schud met mijn hoofd omdat ik denk dat mijn oren het niet goed doen. Uribe’s opvolger heeft het over sociaal beleid en een eerlijker samenleving. Het lijkt wel alsof de PvdA de verkiezingen in Colombia heeft gewonnen in plaats van een rechtse telg van een van de rijkste en machtigste families in het land. Het gezicht van Uribe staat diezelfde middag al op onweer. Tussen de nieuwe en de oude president zal het voorlopig niet en misschien wel nooit meer goedkomen. En dan moet het grootste nieuws nog komen.

Ikzelf heb in ieder geval al wat meer vrede met de nederlaag van Mockus. Voor de tweede keer binnen korte tijd voel ik hoop in het land waar ik zo diep in teleurgesteld was geraakt.

Over dit feuilleton

Colombia, waar ik bijna elf jaar als correspondente Latijns Amerika heb gewoond, is een prachtig land met een enorme potentie waar het nog steeds oorlog is, een hels paradijs dus. Ik vertel erover aan de hand van twee personen die er ongeveer tegelijkertijd aankwamen, ikzelf en Tanja Nijmeijer. Ik wilde weg uit het aangeharkte Nederland en was op zoek naar emotie en levenslust in een land dat me al veertien jaar mateloos boeide, Tanja wilde de revolutie en sociale gelijkheid brengen door zich aan te sluiten bij de linkse guerrillabeweging FARC. We hadden dus volstrekt tegengestelde bedoelingen.

Tanja werkte zich op van loopmeisje naar lid van de onderhandelingsdelegatie van de FARC in Havana. Al twee jaar onderhandelt de guerrilla daar met de Colombiaanse regering over een vredesakkoord. Ik raakte door het slepende conflict en het aanhoudende geweld steeds meer gedesillusioneerd en besloot mijn standplaats naar Brazilië te verplaatsen. Maar Colombia laat me niet los.

De onderhandelingen in Havana gaan met ups en downs, zo bleek onlangs nog, toen de FARC een generaal gevangen genomen bleken te hebben en de regering prompt de besprekingen opschortte. Maar de partijen zitten weer aan tafel, met het voornemen in 2015 toch echt een akkoord te sluiten. Een mooi moment om dit feuilleton te starten.

Voor de eerste elf delen, zie in TPO Magazine, https://magazine.thepostonline.nl/auteurs/Wies-Ubags/85, Blendle/Cafeyn, https://blendle.com/search/%22Een%20hels%20paradijs%22, eLinea, http://www.elinea.nl/collecties/tpo-magazine-wies-ubags?pageNr=0 of Myjour, https://myjour.com/kiosk/wies-ubags/een-hels-paradijs

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.