VOORWOORD
‘Onze beschaving is opgebouwd uit uitbuiting en uitsluiting. Dat is onze basiscultuur.’ Ton van Reen doet deze uitspraak in dit boek in een hoofdstuk over Afrika. Een hoofdstuk dat ogenschijnlijk het minst met zijn literaire werk heeft te maken. Toch is maatschappijkritiek het centrale thema in welhaast zijn hele oeuvre.
Het heeft alles te maken met de ongelijkheid in de samenleving en het daaruit voortvloeiende onrecht dat hij in zijn jeugd aan den lijve heeft ervaren. Van Reen groeide op in de armoedige Ringovenstraat in Panningen waar de buren voor elkaar zorgden als woonde er een grote familie. Het was een buurt waar de notabelen van het dorp op neerkeken. Kinderen uit dit deel van het dorp mochten niet naar de mulo of op een andere manier doorleren. Dit in tegenstelling tot de kinderen van de dokter en de notaris, zelfs al konden die niet leren.
Nog meer ging de buurt, en vooral het gezin Van Reen, gebukt onder het juk van de katholieke kerk. Priesters en paters wisten met zalvende en dreigende woorden vooral moeder in te palmen en ontfutselden haar de laatste centen voor onder meer misintenties. Als misdienaar en als zoon van een zeer gelovige moeder leerde Ton van Reen de katholieke kerk van binnenuit kennen.
Zonder zijn herkomst te verloochenen en zonder gelovigen te haten, wist hij zich te ontworstelen aan de kerk en het bekrompen dorp uit de jaren vijftig. Hij las alles wat los en vast zat en raakte daardoor geïnteresseerd in volksverhalen en de lokale historie. In die volksverhalen ontdekte hij elementen die hij ook vond in mystieke Bijbelverhalen. Verhalen over goed en kwaad, maar ook over macht en onderdrukking.
De missieblaadjes uit zijn jeugd wakkerden zijn belangstelling voor Afrika aan. Later ging hij werk van Afrikaanse schrijvers lezen en ontdekte niet alleen een andere manier van schrijven, hij leerde ook dat hooghartige westerse potentaten en repressieve kerkelijke gezagsdragers in andere contreien hele volken onderdrukten.
Zo ontwikkelde Van Reen zich tot een schrijver met een enorme kennis. Hij weet alles van de streek waarin hij is opgegroeid, maar door zijn lezen en reizen heeft hij ook een uitgebreide kennis van de rest van de wereld. Hij begrijpt hoe de wereld nu in elkaar steekt, maar onderkent tevens hoe dat vroeger was. Beter nog: omdat hij de geschiedenis kent, beseft hij welke ontwikkeling tot het nu heeft geleid en waarom het heden zo in elkaar steekt.
Door al zijn kennis, ervaringen, reizen en door de bibliotheek die hij bijeen bracht in zijn boerderij in Maasbree te combineren met het vakmanschap van de verteller, wist Van Reen een boekenkast vol te schrijven. Een oeuvre dat kan worden samengevat in één woord: afrekening.
Een afrekening met de zwartrokken uit zijn jeugd. Met de schoolmeesters die hem klein wilden houden. Met de adel, de mensen van stand, de omhoog gevallen mijnheren en mevrouwen met de neus in de lucht. Met de hoogmoedige schrijvers uit het literaire wereldje. Met de machthebbers, zoals de industriëlen die hun arbeiders uitbuiten, de burgemeesters en andere politici die de mensen klein hielden. Met de dikkoppen die een standbeeld kregen alleen maar omdat ze dikkoppen waren, met de blanke overheersers die Afrika leeg plunderden.
Als kind werd Ton van Reen al rebels als mensen hem onder controle probeerden te krijgen. Die houding is nooit veranderd. ‘Mijn moeder noemde me altijd Duvelsjong’, lezen we verderop in dit boek. ‘Als ze boos werd, maar ook als ze juist trots op me was. Die naam paste me wel vond ik zelf.’ En die naam past hem nog steeds.
© Marc van der Sterren
Een Rijke Oogst, geschreven door Wim van Grinsven, Hans Hendriks, Wiel Kusters, Peter Lenssen, Ben van Melick, Rob Molin, Gerard Sonnemans, Gerard Staals, Marc van der Sterren en Adri Gorissen; 9789493214989; uitgeverij In de Knipscheer, full color; 310 pagina’s, kost €29,50.