Het concert werd georganiseerd door de plaatselijke jongerensociëteit Tyjos. En eigenlijk, bekent Tim Aardse, toentertijd bestuurslid, had het muziekfestijn al een jaar eerder moeten plaatsvinden. Het festival was in 1977 namelijk al helemaal in kannen en kruiken. Het podium was geregeld, net als de dranghekken, en de drank en de hamburgers waren reeds besteld. Alle bands lagen bovendien al lang en breed vast, met als topact, ook toen al, Herman Brood & his Wild Romance.
Niets leek een rockfeestje nog in de weg te kunnen staan. Totdat negen Zuid-Molukkers op 23 mei van dat jaar in de weilanden even ten noorden van het dorp, bij De Punt, een trein stilzetten, en deze daar tot 11 juni lieten staan.
“Door die treinkaping kon het festival opeens niet meer doorgaan”, aldus Aardse. “We lagen in het spergebied, dus ze hadden in die trein zo maar mee kunnen genieten van de muziek. Vond men kennelijk niet zo’n goed idee.” Niet dat Tyjos door die gedwongen afgelasting met een enorm financieel probleem werd opgezadeld. “Want we werden keurig schadeloos gesteld. Bovendien hadden we zo wél de nodige ervaring opgedaan hoe we zo’n festival tot in de puntjes moesten organiseren. Dat kwam ons een jaar later goed van pas.”
Op 10 juni 1978 was het daadwerkelijk zo ver. Vier stad-Groningse bands reisden af naar het voetbalveld aan de Zuidlaarderweg. Met de Streetbeats, Plant (Music), Solution en Herman Brood stond er een line-up die er, zeker met terugwerkende kracht, mocht zijn. En bovengetekende, twaalf jaar oud pas, was erbij.
“Van muziek wist ik niet zoveel”, bekent Aardse. “Over dat onderdeel liet ik me influisteren door andere Tyjos-mensen. Maar de organisatie van het festival an sich kwam wél vooral op mij neer. Ik zat toentertijd op de Meao, en ik liep stage bij het bedrijf van Reint Boerema, mijn overbuurman. Zodoende kon ik me maandenlang met het organiseren van het popfestival bezighouden.”
•
Natuurlijk was ik met m’n twaalf jaar eigenlijk nog veel te jong voor een fenomeen als een popfestival. Los van de harde muziek stond zoiets natuurlijk borg voor heel veel bier, voor hash en, wellicht, ook nog voor wat al dan niet verholen seks. Bovendien kostte een kaartje aan de kassa – volgens de festivalposter – maar liefst negen gulden. Best veel geld voor een twaalfjarige, in een tijd dat een Mars-reep een kwartje, en een blikje Coca-cola 35 cent deed. Iemand van de organisatie moet mij vast en zeker naar binnen hebben geknipoogd, al dan niet in ruil voor ’n klusje. Blikjes rapen ofzo.
Was het in 1977 een treinkaping die de organisatie van het popfestival parten speelde, in 1978 was dat het weer. Zelf herinner ik me het niet zo, en ook volgens weerverleden.nl viel er niet meer dan zeven millimeter regen die dag, maar volgens diverse overleveringen was het op de tiende juni wel degelijk met bakken tegelijk uit de lucht gekomen vallen. Het Nieuwsblad van het Noorden repte in z’n verslag zelfs van het ‘verregende popfestival’.
Met dank aan Jan Pelleboer had de Tyjos-organisatie daar overigens keurig op geanticipeerd. Mooi verhaal, zegt Aardse: “We hadden bij de Rabobank een regenverzekering afgesloten. Konden we kiezen welk meetstation we wilden gebruiken, Zeijen of Eelde. Kozen wij voor Zeijen. Maar je raadt het al: daar viel geen druppel, terwijl het in Eelde, net als bij ons, met bakken uit de lucht was komen vallen.”
In de recensie in de krant, van de hand van Syp Wynia, tegenwoordig politiek commentator en pundit bij Elsevier, maar destijds op de kunstredactie van het Nieuwsblad van het Noorden, staat: “Men had als professioneel festivalpubliek ruime hoeveelheden plastic en wat dies meer zij meegebracht die naderhand nog dienstig bleken voor de traditionele vrijpartijtjes.”
Nou, weet Aardse: “Die rollen plastic werden op het laatste moment nog ergens vandaan gehaald. Met de verkoop daarvan heeft iemand die dag nog goed verdiend.”
Dat de regen die zaterdag een grote rol speelde, blijkt ook wel uit de foto die Wynia’s recensie in het Nieuwsblad illustreert. Die is niet van een zingende Herman Brood, een pianospelende Jan Rot, of van een gitaar-solerende Dany Lademacher, maar van festivalpubliek dat zich met behulp van het voornoemde plastic droog probeerde te houden.
Voor Jan Dijk, destijds zeventien, is de foto het ultieme bewijs dat hij er in 1978 bij was. “Samen onder een lap plastic in het Nieuwsblad van het Noorden”, schreef hij twintig jaar geleden op z’n website. Hij was een dag voor het festival, samen met z’n vrienden Albert en Bouwe, helemaal vanuit Emmeloord komen fietsen. In Assen hadden ze hun maten Oene, Kip en Meinco opgepikt, om een dag later gezamenlijk, en met een versgebakken hashcake onder de snelbinder, door naar Tynaarlo te rijden.
Jan Dijk en z’n vrienden kwamen zoals de meesten die dag voor Herman Brood. Maar dan moesten ze nog even geduld hebben. Brood stond namelijk pas ’s avonds, om een uur of acht, op de rol. Om twee uur ’s middags werd het spits afgebeten door de Streetbeats, het eerste bandje van Jan Rot. Rot was als zoon van een zendingsarts geboren in Indonesië, maar groeide op in het Drentse Zuidwolde. Wat ik me nog van het optreden meen te kunnen herinneren: Rot achter z’n keyboardje in een afgeknipte spijkerbroek. Geen idee of het klopt, maar waar ik me geen enkele popzanger in een korte broek kan voorstellen, lukt me dat bij Jan Rot wonderlijk genoeg weer wel.
Nog nooit van de Streetbeats gehoord? Kan, maar het bandje was eind jaren zeventig wel degelijk één van de drie pijlers van het befaamde Groninger Springtij, samen met Phoney & the Hardcore en het White Honey van Hanneke Kappen en Erwin Java. De Streetbeats waren een jaar eerder opgericht, in 1977, en speelden snelle rock-pop met zware fifties-invloeden. Rot & Co performden zich een slag in de rondte: 360 keer in een tijdspanne van tweeënhalf jaar, volgens de website van het Poparchief Groningen.
Van het optreden van Plant (Music) kan ik me hoegenaamd niks meer herinneren. Niemand van de aanwezigen, eigenlijk. Heeft wellicht te maken met het feit dat juist toen zij aan het einde van de middag aan de beurt waren de hemelpoorten vol werden opengezet. Aardse: “Veel bezoekers kwamen toch voor één specifieke band (lees: Brood), en wilden zich niet nat laten regenen. Dus die zaten gedurende de dag lekker in de lokale kroeg. Ook die heeft goede zaken gedaan.”
Uit de recensie van Syp Wynia, met de langste zin van de dag: “Toen de regen wegtrok was Solution aan de beurt, immer goed voor een pakket goed in het gehoor liggende, knap uitgevoerde, vooral instrumentale popmuziek, maar te steriel en visueel te weinig interessant om het inmiddels nogal verkleumde festivalpubliek op de been te krijgen.”
Auw. Solution was in 1978 al een gerenommeerde Groningse funk band, af en toe neigend naar symfonische rock, onder leiding van de vermaarde saxofonist Tom Barlage. De groep was toen nog niet zo bekend als ze later zouden worden. Die roem kwam dankzij hun elpee (en hit) It’s Only Just Begun. Maar die zou pas in 1980 verschijnen.
Wat voor Solution ook al niet meehielp: Herman Brood was met z’n entourage intussen gearriveerd, en dat wilde hij weten ook. “De belangstelling voor het podiumgebeuren dreigde te verflauwen”, schrijft Wynia, “toen Herman Brood aan de zijkant van het podium fratsen ging uithalen.”
Dat was ook Jan Dijk, ondanks de spacecake, niet ontgaan. Op z’n website schrijft hij: “Brood komt tevoorschijn. Hij is stomdronken. In een kooi afgezet met rood-witte linten gaat hij tekeer als een beest. Zwaaiend met zijn armen, schreeuwend, ijsberend als een tijger…”
Broods manager Koos van Dijk doet koortsachtig z’n best om één en ander in goede banen te leiden. Tussen de bedrijven door stopt hij mij en een vriendje een sticker met daarop de beeltenis van Broods elpee Shpritsz toe. Mijn topdag kan nu helemaal niet meer stuk.
•
Herman Brood dus. Geboren Zwollenaar (1946). Krijgt op zijn twaalfde pianolessen. Als hij vijf jaar later naar de kunstacademie in Arnhem gaat, treedt hij toe tot The Moans, de voorloper van Long Tall Ernie. Weer drie jaar later, in 1967, schuift hij aan bij het legendarische Cuby + Blizzards. Hij houdt het in deze Drentse bluesband twee jaar vol, tot de platenmaatschappij hem vanwege zijn drugsgebruik uit de band knikkert.
In de jaren die volgen, legt Brood zich toe op inbraken, kleinschalige drugshandel en zelfs, zo wordt gefluisterd, op het maken van porno. Ja, je moet toch wat. Er moet brood (lees: drugs) op de plank komen, nietwaar? Dankzij dit weinig verheffende carrièrepad ontkomt hij niet aan een regelmatig terugkerend bezoek aan de gevangenis.
In 1974 zoekt Brood toch weer z’n toevlucht tot de muziek. Hij duikt op bij de Flash & Dance Band, waar hij voor het eerst zingt, en is zelfs even lid van Herman van Boeyens Vitesse. Broods kansen keren als hij in 1976 Koos van Dijk ontmoet. Klassieke anekdote: Brood speelt, in genade aangenomen door de Blizzards, in het Winschoter café ’t Pleintje. Als hij tijdens het optreden een injectienaald laat vallen in een prullenbak, helpt Van Dijk, eigenaar van de kroeg, onmiddellijk mee met zoeken. Sindsdien gaat de kroegbaas door het leven als Coach van Dijk, en staat hij te boek als Broods manager, enabler en vriend.
Niet veel later wordt Herman & his Wild Romance opgericht. Vanwege Broods druggebruik is menig platenmaatschappij echter huiverig. Slechts Ariola Benelux durft het aan. Het legt hen geen windeieren, al is de eerste elpee Street, die in 1977 verschijnt, slechts een bescheiden succes. Wel wordt de plaat enthousiast ontvangen en zijn de recensies lovend.
De klassieke Brood-bezetting met Dany Lademacher (gitaar), Freddie Cavalli (bas) en Cees Meerman (drums) krijgt in november van 1977 gestalte. Lademacher, Belg van geboorte, weet nog precies hoe hij bij de band terecht kwam. Lademacher was namelijk bevriend met Cees Meerman, die net drummer bij Brood was geworden. Of Dany wel ‘ns van Brood gehoord had? Nee? Nou, hij zou ‘ns een goed woordje voor hem doen. En verdomd, even later mocht Lademacher in Zwolle auditie bij hem komen doen.
Of nou ja, auditie… Lademacher kreeg de baan zonder ook maar een noot te hoeven voorspelen. Was niet nodig ook. Want spelen kón Lademacher. Dat bleek wel uit het eerste album dat de Wild Romance na zijn aantreden afscheidde: Shpritsz. Misschien wel de beste plaat van Nederlandse bodem ooit gemaakt, zeggen sommigen. De elpee leverde eerst ‘goud’ en vervolgens al snel ‘platina’ op, en werd gekenmerkt door het eerste en meest bekende nummer van de plaat: Saturday Night. Het werd geschreven door Brood (tekst) en Lademacher (muziek, inclusief openingsriff). Daarnaast staan er nóg veertien nummers op: stuk voor stuk in een moordend tempo, en bovenal ultrakort. In totaal duurt de elpee ‘slechts’ 37 minuten en 25 seconden.
De plaat betekende de definitieve doorbraak van Herman Brood. Het album verscheen op 19 mei 1978, drie weken voor het popfestival in Tynaarlo. Het dorp viel dus eigenlijk met z’n neus in de boter, want de populariteit van Brood was onmiddellijk na het verschijnen van Shpritsz enorm. “Overal waar we kwamen werd het een chaos”, aldus Lademacher.
•
Chaos. Dat kun je wel zeggen, ja. Het staat mij ook nog helder voor de geest. Mijn hoge verwachtingen ten spijt, maar Herman leek die 10de juni aanvankelijk maar weinig zin in musiceren te hebben. Wat hij – althans tijdens het eerste half uur – vooral deed, was het verzamelen van de lege bierblikjes waarmee het festivalterrein bezaaid lag, deze vervolgens op het podium te gooien, waarna hij zelf weer op het podium klauterde, om vervolgens met die blikjes het publiek te bekogelen. De Wild Romance speelde ondertussen vrolijk voort, waarbij een stomdronken Herman het zingen overliet aan gitarist Lademacher en drummer Meerman.
Dat was ook Syp Wynia niet ontgaan. Omdat Herman het publiek had opgeroepen om de blikjes vooral terug te gooien: “Het leverde zowel groot enthousiasme als een bij vlagen levensgevaarlijke situatie op. Met name tijdens het eerste deel van het optreden werd Broods concentratie nogal verstoord door het ontwijken van de honderden blikjes die op het podium werden afgevuurd.”
Het was intussen half tien ’s avonds geworden, en dat terwijl ik om acht uur thuis was ontboden. Ik had m’n aftocht dus nog anderhalf uur kunnen rekken, maar terwijl de schemering dreigde in te vallen durfde ik ‘m echt niet langer uit te stellen. Bijzonder jammer, zo bleek achteraf, want uiteindelijk zou alles toch nog goedkomen. Zelfs zodanig, dat het Nieuwsblad uiteindelijk kopte met ‘Popfestival Tynaarlo sensationeel afgerond door Herman Brood’.
Zozo. Waar kwam dat opeens vandaan, Syp Wynia? “…Het mocht niet verhinderen dat de Broodtrein zowel op het podium als in het publiek de muzikale heksenketel veroorzaakte, waarop het publiek urenlang had gewacht. De dranghekken voor het podium werden door het publiek – daartoe aangevuurd door Brood zelf – simultaan omver gelopen, terwijl de ordebewakers onthutst toekeken.”
Aldus bleek dat het wat apart begonnen Brood-optreden op behoorlijk wat mensen een verpletterende indruk moet hebben gemaakt. Op Aike van der Ploeg bijvoorbeeld. Die bekende in 2012 op zijn blog dat hij bij het opruimen van een lade nog op een toegangsbewijs van het popfestival was gestuit. Dat kan toch haast geen toeval zijn? Of neem Jan-Waling Huisman. De tegenwoordige huisarts schreef in 2001 in het online condoleanceregister van Herman Brood mooie woorden over zijn adoratie voor de zanger.
“23 Jaar ben ik jouw fan”, schreef Huisman. “Het begon met een concert in Tynaarlo. Vanaf dat moment is de liefde alleen maar groter geworden. Op allerlei belangrijke momenten in mijn leven was jij erbij, onder andere op Curaçao toen ik er mijn huidige vrouw ontmoette.”
Diezelfde Huisman, in 2018: “Wij kwamen vanuit Hooghalen op onze brommertjes, op onze Tomos 4L. Zestien waren we. Ik had de elpees Street en Shpritsz gekocht, en ik was he-le-maal gek van Brood. Wat mij vooral zo aansprak was de enorme energie die er vanaf spatte. Lademacher, Cavallie en Meerman vormden in mijn ogen ook de beste Wild Romance ooit. Wat ’n chemie hadden die! En Brood was een absoluut fenomeen, waar ik helemaal gek van was. Of hij z’n teksten nou kwijt was, op z’n hoofd ging staan, of met ontbloot bovenlijf lege bierblikjes in ’t publiek smeet. Het begon in Tynaarlo, en tot aan z’n dood bleef ik fan.”
•
Eind goed, al goed dus. Ondanks de moesson, en ondanks de in hogere sferen verkerende hoofdact. Ook financieel gezien sprong het festival eruit, hoewel de regen wellicht wat late beslissers heeft weerhouden, en ondanks dat de regenverzekering niet werd uitgekeerd. Volgens de officiële opgave zijn er 1200 betalende bezoekers geweest.
“Het waren er zelfs nog ’n beetje meer”, weet Aardse, “en dat was meer dan genoeg. Het festival heeft uiteindelijk vierduizend gulden gekost. Maar vierduizend, ja. Kun je je tegenwoordig niet meer voorstellen. Ik ken iemand die het levenslied zingt. Die haalt tegenwoordig, samen met z’n geluidstechnicus, veertienhonderd euro binnen voor een half uur, drie kwartier zingen.”
En Herman Brood? Die was nog even top of the bill. Nadat Cha Cha (1978) ook een groot succes werd, dacht Nederland dat ook Amerika wel zo zoetjes aan rijp was voor Broodmania. Dat bleek een misvatting. De band mocht in het voorprogramma van The Cars en The Kinks opdraven, maar kreeg geen vaste voet aan de grond. Saturday Night, met een voor de preutse Amerikaanse markt een wat gekuisde tekst, behaalde weliswaar de 35ste plaats in de Billboards top 100, maar daarmee was alles wel gezegd.
Vervolgens viel de band wat uiteen. Brood genoot van het feit dat hij was uitgegroeid tot nationale knuffeljunk, maar muzikaal hield het niet over. In 1982 was hij trouwens opnieuw van de partij in Tynaarlo, op het tweede popfestival in het dorp. Brood was op dat moment bezig aan een comeback, maar al te vlotjes verliep dat nog niet: headliner was hij op Tynaarlo’s tweede editie namelijk al niet meer. Jan Akkerman sloot als main event het festival af, maar ook hij kon, getuige de recensie van Max Palfenier in het Nieuwsblad van het Noorden, niet boeien. ‘Brood en Akkerman in sfeerloos Tynaarlo’, kopte de krant, doelend op de amper driehonderd (!) toeschouwers.
Ik was er één van, en zag Brood daarop nog vaak optreden. In 1984 in Huize Maas in Groningen bijvoorbeeld, waar hij weer eens ouderwets vlamde, vlak na het verschijnen van zijn album The Brood. De interesses van Herman lagen toen trouwens ook al lang niet meer louter bij de muziek. Sterker nog: hij legde zich vanaf de midden jaren tachtig steeds meer toe op schilderen.
In die hoedanigheid liep ik hem in 1995 in Gouda, waar hij een maand lang exposeerde, nog één keer tegen het lijf. À raison van 250 gulden schilderde hij mijn portret. Waarvan akte.