Een zwembad voor de koffieboer, opdat die koffie voor ons wil blijven telen

Een nieuwe generatie koffieboeren teelt kwaliteitskoffies die zoveel opbrengen dat hun kroost overweegt koffie voor de wereld te blijven telen. Een enkeling houdt er zelfs een zwembad op na. "Om de anderen te laten zien dat je voor vooruitgang niet per se naar de stad hoeft te migreren. Dat je dat betere leven hier misschien wel makkelijker kan bereiken."

Don Alvaro Serna- slank, grijze manen, racefietsje, praatgraag- werd 71 jaar geleden geboren op een koffieplantage in de Eje cafetero, de beroemde koffiedriehoek tussen de Colombiaanse steden Cali, Medellin en Bogota. Tropisch groene heuvels, ingeklemd tussen de Cordilleras, de ruggengraten van het Andesgebergte. Heet of koud wordt het hier nooit en het wolkendek is een vast gegeven: het regent hier vaker wel dan niet.

Fijne biotoop voor de koffiestruiken die dik twee eeuwen geleden de America’s betraden, naar de geschiedenis verluidt in het kielzog van Hollandse Jezuïeten. Don Alvaro knijpt zijn ogen toe en denkt een jaar of zestig terug. ‘Mijn vader teelde koffiebessen. Die plukten we op een hoop en de bonen verkochten we. Mijn vader dronk geen koffie. Niemand dronk koffie. We dronken lekker chocola.’

Don Alvaro Serna, zoon van een koffieboer, vertelt over vroeger. ‘We dronken geen koffie’

Miljoenen koffieboeren in Midden- en Zuid-Amerika telen koffiebessen, maar zelf drinken ze er maar weinig van. Een bakje passado kun je krijgen, ‘s ochtends vroeg in Peru, Ecuador, Colombia: doorgaans een kopje heet water waar je wat koffie-extract uit een kannetje aan toevoegt.In grotere steden vind je wel hippe coffeeshops met espresso’s en lattes voor stedelingen en toeristen, voor de latino’s zelf is koffie vooral nog de cashcrop die het al zo lang is: koffiebessen telen in ruil voor een handvol geld, waarmee je het hoognodige kunt kopen, of je kinderen naar school sturen.

Heel eerlijk was die ruil nooit, daar zijn pamfletten over volgeschreven. Multatuli schreef het anderhalve eeuw geleden al op in zijn Max Havelaar. Ondertitels van recentere boeken als Black Gold; the dark history of coffee en Cofffeeland; one man’s dark empire and the making of our favorite drug suggereren hetzelfde: koffie als exemplarisch voor de donkere kant van het kapitalisme; een oneerlijke ruil met enerzijds een goedkoop bakje troost, anderzijds uitbuiting, honger en ellende, dat is het imago van ons kopje koffie.

Maar dat imago is aan het veranderen. In het kielzog van Starbucks en aangespoord door een groeiend leger ambachtelijke koffiebranders hebben koffieboeren en klanten elkaar gevonden in een nichemarkt die specialty coffee heet; koffie die aan hogere kwaliteitseisen voldoet, in ruil voor een prijs die het vliegwiel van vooruitgang op gang brengt: betere scholing, schonere productie, lekkerder koffie, nog betere prijzen. Een schaalniveau hoger: minder vervuiling en minder migratie.

Koffie ligt vaak te drogen op de doorgaande weg. Ook hier in San Ignacio, Cajamarca, Peru

De vooruitgang is nog niet overal gearriveerd. Rij Peru maar eens binnen vanuit Ecuador, over de bergrug Cordillera: aan weerszijden van de weg steile hellingen vol donkergroene koffiestruikjes. Op het zwarte, warme asfalt zelf liggen koffiebessen te drogen op uitgespreide zeiltjes. De bus slalomt er keurig omheen als die het stadje San Ignacio in rijdt. Se compra cafe, we kopen koffie, staat geschreven op veel gevels.

Hier heeft koffieboer Vilchez Tarrillo dertig hectare, toch geen bescheiden bezit. Zijn zoon Mercedes manoeuvreert zijn auto liever door de eindeloze middagspits van de Peruaanse hoofdstad Lima, ruim duizend kilometer zuidelijker, waar hij vanuit het afgelegen San Ignacio is neergestreken. ‘Nee, haha,’ lacht Mercedes Tarillo hardop, ‘dat ga ik niet overnemen, geen denken aan. Dat is een veel te hard leven. En sowieso veel te ver van de bewoonde wereld!’

Moonshining in Lima

Niet dat zoon Tarrillo in Lima géén hard leven heeft. Doordeweeks druk als vertegenwoordiger in papier, ‘s avonds en in het weekend als uberchauffeur moonshinen om de eindjes aan elkaar te knopen voor zijn intussen gebroken en over miljoenenstad Lima verspreide gezin.

Toch, alles beter dan koffieboer: ‘Mijn vader krijgt misschien 8 soles (2€) per kg voor zijn koffie. Er is daar geen kennis, ze doen maar wat. Ze strooien dure kunstmest, maar zien uiteindelijk de bessen verdrogen aan de struik. Wat daar nodig is, is kennis. Landbouwkundigen.’

Luberrlly Tocto toont een blad van zijn koffiestruik aangedaan door koffieroest. ‘Mijn vriend’

In Chirinos -amper twintig kilometer van San Ignacio- zijn die landbouwkundigen al een tijdje geleden geland. ‘Kijk’, zegt Luberrlly Tocto, een blad van een koffiestruik in zijn hand. ‘Zie je die roodgele vlekken, dat is koffieroest. Dat is mijn vriend, die vertelt me dat ik de plant niet goed verzorg.’ Luberrlly -derde zoon van Finca Churupampa, twaalf hectares steile hellingen, vijfduizend kilogram koffiebonen jaarlijks- klimt nog een stukje bergop, om meteen zijn oplossing te tonen: een overdekt kompostfabriekje.

Het in bergjes opgetaste vruchtvlees van de koffiebes, restproduct van de koffieboon- mengen Tocto en zijn werknemers met ander tuinafval, dierlijke mest en microrganismes, gewonnen uit witte klei hogerop in de Cordillera. Die organismes -er is geen regenworm te zien- toveren de bergjes in vier weken om tot rulle compost. ‘Dat strooien we rond de koffiestruiken, elk seizoen een paar scheppen. Aanvankelijk nam de oogst af, maar de bodem herstelde snel. Nu hebben we hetzelfde volume als met kunstmest, maar een veel hogere kwaliteit.’

De kwaliteit meten Tocto’s collega’s in het stadje Chirinos, een halfuurtje bergop kronkelen met de 4X4. Beneden stapelen potige Peruanen zware zakken koffie op een stapel. Monsters van elke partij gaan een verdieping hoger naar het coffeelab, waar de grijsgroene boontjes gestandaardiseerde brand-, maal- en zetprocedures doorlopen alvorens geschoolde medewerkers ze ‘cuppen’: besnuffelen, roeren, luidruchtig opslurpen en uiteindelijk van een score voorzien. ‘Is heus niet zo moeilijk, gewoon veel doen, dan ga je smaken herkennen’, zegt Christeli Zamora, die al jarenlang dagelijks vele monsters cupt.

De vier fases van compost maken op Finca Churupampa zelf, 300 meter onder Chirinos

Speciale koffie

Krijgt de koffie een cuppingscore van 80 of meer (op een schaal van 100) dan mag die specialty coffee heten en flink meer kosten. Gewone koffie –commodity coffee, bulkkoffie of café convencional– is veroordeeld tot dagkoersen van de door speculatie geregeerde New Yorkse koffiebeurs. Afgelopen jaar piekte de markt en leverde de beste commodity tot 5 dollar per kg op, maar de daling is alweer ingezet. Er zijn jaren geweest dat de prijs de 2 dollar niet haalde. Specialty coffee trekt zich een stuk minder van de koffiebeurs aan en begint dit jaar pas bij 6 dollar per kg.

Speciale koffie is een product van wat in koffieland de third wave heet: in de jaren negentig gingen kleine koffiebranders uit de VS en Europa zelf hun koffiebonen ophalen bij koffieboeren in de tropen. Die groeiende focus op kwaliteit zag Luberrlly’s oudere broer Eber twintig jaar geleden, op cuppingcursus in Panama. ‘Ik zag boeren zulke goede koffies maken, die wilde ik hier kopieëren. Binnen de lokale coöperatie schoot dat niet op, toen zijn we hier op Finca Churupampa zelf maar begonnen.’

Grondlegger Eber Tocto van Churupampa legt uit, in het centrale coffeelab in Chirinos

Kunstmest, insecticides en herbicides verdwenen gaandeweg uit het instrumentarium, kompostfabriekjes, overdekte droogbedden en testapparatuur kwamen. Het tweede jaar sloten zeven buren aan, het jaar erop dertig. In 2018 voeren al bijna tweehonderd families het merk Finca Churupampa, genoemd naar de boerderij van de familie Tocto. ‘Vorig jaar vierhonderd families. In 2030 zeshonderd, groter moeten we niet worden,’ voorspelt Eber Tocto, wiens plannetje in tien jaar is uitgegroeid tot een waar imperium.

Ananas tussen de koffie

De fincas -plantages- van aangesloten koffiefamilies liggen in alle windstreken van koffiestadje Chirinos. Een halfuur over gravelwegen naar het westen geldt Cleber Acosta binnen Churupampa als voorbeeldboer.

Zijn intens groene hellingen zijn steil als alle andere in Peru, maar tonen ruimer, de koffiestruiken vitaler. ‘Ik zet ze verder uit elkaar, zodat planten niet onderling concurreren, anders moet je toch weer kunstmest gebruiken. Ik heb nu misschien lagere volumes, maar betere koffie’s.’ Op de gewonnen ruimte plant Acosta bomen en gewassen die je kunt eten of verkopen en goed samengaan met Coffea arabica, zoals ananassen. ‘Ananas werkt goed tegen de pied negro, een schimmel.’

Tien jaar geleden -koffieprijzen daalden weer eens- zag het de toekomst er heel anders uit, vertelt Acosta. ‘Ik stond ik op het punt al mijn koffie te rooien en andere gewassen te planten, totdat Eber me vroeg: Heb je land. Ja zei ik, maar de koffie is het niet waard. Toch wel, als je je specialiseert, zei Eber.’

Cleber Acosta ziet toe hoe zijn topkoffie door Churupampa wordt afgevoerd

Perfecte koffie

Voorbeeldboer Acosta heeft nu zelfs zijn eigen coffeelab: brander, koffiemolen, de voorgeschreven kopjes, in zijn schuurtje vol koffiezakken. Daar kan hij altijd zelf proeven wat hij maakt, of inkopers ontvangen. Vandaag slurpt inkoper René Padilla Quiroz er aan Acosta’s jongste Geisha, een delicate arabicasoort. ‘Geisha, heerlijke koffie. Ik ben onder de indruk.’

Mexicaan Quiroz is er een uit het leger hippe, vrijgevochten en avontuurlijke sourcers die namens die third wave of derde golf speurt naar kwaliteitskoffie’s, beeldend opgetekend in weer een ander boek over koffie: God in a Cup: The Obsessive Quest for the Perfect Coffee.

Essentieel onder sourcers is wederkerigheid: ze komen koffiebonen halen, maar brengen een duurzame prijs en kennis terug, zodat de boer koffie kan blijven leveren. Bij de verwerking van koffiebes tot koffieboon kan het bijvoorbeeld misgaan bij de fermentatie, met grote gevolgen voor de smaak. Quiroz: ‘En we leren hem wat de markt vraagt. Bijvoorbeeld deze Geisha, die verkoopt: we hebben Cleber zelf de zaden geleverd, nu levert hij ons koffiebonen terug.’

Wilder Falcando en mevrouw Falcando in hun keuken annex coffeelab,  bij Chirinos, Peru

Sourcen houdt nimmer op. Een kwartiertje met de 4×4 over gravelwegen verder zoekt Quiroz naar nieuwe kwaliteitskoffie’s bij koffieboer Wilder Falcando. In Falcando’s kielzog een rits kinderen en opnieuw zwangere vrouw. Falcando toont de plantage, de bassins waar hij zijn koffiebessen pulpt en tot bonen verwerkt, de overdekte droogbedden waar schimmels geen kans krijgen, allemaal geleerd binnen Churupampa.

Die kennis kwam nog maar net op tijd. ‘Ik heb mijn vader zo hard zien werken dacht ik: zodra ik kan ga ik naar de stad. Totdat ik in aanraking kwam met Churupampa. Ik werk net zo hard als mijn vader, maar mij levert het nu op,’ zegt Wilder, zijn ogen gespannen gericht op Quiroz, die aandachtig zijn jongste koffie drinkt.

Sociaal imperium

Churupampa betaalt aangesloten telers dit jaar sowieso minimaal driehonderd dollar voor een quintale, een zak van 55kg koffiebonen die aan de basiseisen voldoen: een score van rond de 83. Als een boer zorgvuldig teelt en verwerkt is dat goed haalbaar. Eber Tocto rekent globaal voor: ‘Dat is honderdtachtig voor de gemaakte kosten van de teler, vijftien voor transport, twee voor onze winst. Blijft over rond de honderd dollar per zak winst voor de boer. Of meer, als zijn koffie beter scoort dan 85.’

 

De zojuist ‘gewassen’ koffie van Wilder Falcando belandt op de droogbedden

Eber Tocto is intussen verhuisd naar de stad Jaen, aan de voet van de bergen. Om beter zicht te hebben op selectie, verwerking en transport woont hij achter de opslagplaats waar arbeiders zakken koffie op hun schouder containers in sjouwen, op weg naar koffieliefhebbers rond de wereld. De ‘sociale’ onderneming Churupampa telt vandaag dertig vaste werknemers en een hoop freelancers. Zo lopen zes agronomische adviseurs de koffieplantages af.

Op de oorspronkelijke boerderij Churupampa in Chirinos hebben de broers een bar getimmerd en zwembad aangelegd, voor feesten met aangesloten koffieboeren en een niet mis te verstane boodschap. Eber Tocto: ‘Om iedereen te laten zien dat je voor vooruitgang niet per se naar de stad hoeft te migreren. Dat je dat betere leven hier misschien wel makkelijker kan bereiken.’

Churupampa’s zwembad wordt gereinigd en gevuld

Disrupters

De Peruanen moeten hun koffie’s nog wel verkocht krijgen aan de andere kant van de oceanen. In de lange keten tussen koffiebes en kopje koffie heeft de tussenhandel -de middlemen– een notoir slechte naam; koffie wordt zo vaak verhandeld dat van de kiloprijs soms maar een fractie bij de boer belandt.

In een rudimentair kantoortje boven een koffiebranderscollectief in Amsterdam Noord vertelt Lennart Clerkx hoe hij zelf de middleman werd die hij eigenlijk wilde uitschakelen. ’De logistiek oplossen, de tussenhandel overbodig maken. Dat lukte niet, toen ben ik zelf maar importeur geworden. Een doorvoerluik, dat is ThisSideUp.’

ThisSideUp noemt zich the good middleman die koffie van kleine boerencoöperaties bundelt en koppelt aan kleine branders. Kleine koffiebranders kopen er hun groene koffiebonen, uit alle tropische windstreken. Op hun website staat vermeld welke boer de bonen geteeld heeft, of ze smaken naar noten of fruit, wat de cupscores zijn. Ernaast in een taartdiagram wat de boer krijgt, het transport kost en wat the good middleman zelf opstrijkt.

Clerkx, Madhumeetha en Van Keulen van ThisSideUp

Clerkx en mede-eigenaar Maarten van Keulen noemen zich ‘disrupters’, ze willen de koffiemarkt de goede kant op duwen. Aan keurmerken doen ze niet, wel aan korte, traceerbare lijntjes, want ook mooie intenties lopen wel ‘ns spaak. Clerkx: ‘Dan moet je dat kunnen regelen met boeren die je kent, die je in de ogen kunt kijken.’ Van Keulen: ‘We komen met een nieuw systeem dat het bestaande systeem vervangt. Alles transparant en op basis van vertrouwen. Dat je lief kunt zijn voor elkaar, voor het milieu en toch nog geld kunt verdienen.’

ThisSideUp groeide de afgelopen jaren als kool, van vijf zakjes in 2013 naar vijfentwintig containers afgelopen jaar. Van Keulen: ‘Dat zijn al vijftig miljoen kopjes koffie. Niet slecht voor een nichemarkt waarvan wordt gezegd dat die niet schaalbaar is.’

Koffieregio Santuario, Risaralda

Illusie

Sofie Nys van de Antwerpse koffieimporteur Sucafina zet daar een kantekening bij: de specialtymarkt zet te veel in op superkoffies. Op die manier kun je de wereld niet redden, zegt Nys. ‘Een plantage levert maar een klein topsegment van de productie af als specialty. Microbranderijen in Europa kopen die hoge kwaliteiten met hoge prijzen aan, maar met zo’n klein volume claimen dat het de duurzame redder van de industrie is, dan is specialty koffie eerder een illusie.’

Veel realistischer, zegt Nys, is het om in te zetten op minder speciale specialty. Specialtycoffees van 84 zijn makkelijker te maken, ook door de boeren die op grond zitten waar je die 87 nooit haalt. ‘Niet iedereen heeft de mogelijkheid om mee op de specialtykar te springen, omwille van beperkte koffieproductie, andere prioriteiten, gebrek aan ondersteuning.’

Lager scorende koffie’s kunnen het totaalvolume specialty flink opstuwen. ‘Als specialty op schaal verhandeld wordt kan deze nichemarkt duurzaamheidsclaims ondersteunen. Niet zozeer via de hoogste en voor veel producenten onmogelijk te bereiken kwaliteiten waar nu erg veel aandacht naar gaat bij kleine branderijen.’

Inkoopstation (bulk) in Santuario, Risaralda, Colombia

Of zelfbenoemde disrupters als Van Keulen en Clerkx specialty mainstream kunnen maken gaat de komende jaren blijken. De vraag naar specialty neemt hard toe, ziet ook Nys, al heeft niet iedereen daar een realistische prijs voor over. ‘We kregen al aanvragen voor ongebrande traceerbare specialty onder de €4 per kilogram. Dan stel ik de wedervraag waarom ze die traceerbaarheid tot de producent willen, om hen vervolgens onder de prijs van productie en verscheping te betalen.’

Koffie gaat door veel handen, wat tracering ingewikkeld maakt. Handen die telkens waarde aan het product toevoegen en daarvoor vaak te laag, maar soms ook exorbitant hoog beloond worden. Tracering kan dan ook ongewenst zijn. Tel daar nog een paar slagen marketing bij op en je krijgt een koffiemarkt die wemelt van onverifieerbare claims als duurzaam en eerlijk. Van Keulen heeft voor de consument een enkele tip: ‘Maak de kritische consument in jezelf los. Kijk naar branddatum. Naar herkomst. Hoe gedetailleerder, hoe beter.’

Topkoffies uit Colombia

Terug de Atlantische oceaan over probeert Ronald de Hommel zich verstaanbaar te maken over het gekletter heen van een volgende tropische bui, op het dak van zijn enorme koffieloods in Rionegro, niet ver van Medellin, Colombia. Ook De Hommel -voorheen fotograaf van wereldbranden- begon een decennium geleden met een paar zakjes koffie, toen hij voor de liefde de camera aan de wilgen hing en neerstreek in Colombia. ‘Omdat in de traditionele koffieindustrie iedereen verdient behalve de boer zelf, wilde ik die tussenhandel uitschakelen. Met een webshop, een koffiebrander in Nederland en verder niks. Dat bleek te idealistisch.’

Koffiehandelaar De Hommel belt, in zijn verwerkingsloods in Rio Negro

Vijftien jaar later sturen ruim twee dozijn medewerkers van De Hommel namens de overkoepelende onderneming Coffee Quest –specialty coffee with added value– jaarlijks tegen de dertig containers groene kwaliteitskoffie rond de wereld.

Wilson Ordonez, koffieboer van de vijfde generatie, levert De Hommel jaarlijks zesduizend kilogram topkoffies uit San Agustin, uit de provincie Huila in het zuiden van Colombia. Dankzij de prijzen van Coffee Quest boert Ordonez goed. Om hem heen ziet hij jongere collega’s de commodity koffie juist verlaten: ‘Het is werken van zes ‘s ochtends tot acht ‘s avonds. De kosten zijn hoog, de baten laag, er blijft weinig over. Daar hebben jongeren geen zin meer in.’

Om die reden vertrok ook Eric Fernando Bravo op zijn achttiende uit San Agustin naar Bogota. Om op zijn vierentwintigste op zijn schreden terug te keren, om precies te zijn op Finca Chaferote, de plantage van de familie. Daar kom je alleen lopend, via een glibberig pad dat voert naar de Rio Magdalena, de rivier die Colombia doorsnijdt en 1500 km verder uitmondt in de Caraïben. Bravo: ‘Werken in een kledingfabriek in Bogota was ook niet alles. Hier zit mijn familie, hier is licht en lucht’.

Eric Bravo gaat voor naar Chaperotte. Laatste kilometer is bergaf en slechts te voet. Koffie gaat terug naar boven per ezel

Op de hellingen erboven werkt Bravo nu al weer zes jaar in de koffie. Met hulp van Ordonez en Coffee Quest schakelden Bravo en zijn vader hun plantage om naar Specialty Coffee. De vijfduizend kilogram jaarlijks leveren nu voldoende cash om inmiddels negen mensen te voeden, aangevuld met gewassen als maïs, yuca en bananen die tussen de koffie groeien, en de kippen die eronder scharrelen.

Helemaal zonder kunstmest teelt Bravo zijn koffie nog niet. Ook moet de chemie soms nog een ziekte bestrijden. Maar alles wordt afgebouwd, met instemming van Ronald de Hommel, die zich ergert aan keurmerken en certificeerders. ‘Geef die boeren wat ruimte, help hen bij de omschakeling. Met vertrouwen kom je veel verder, anders gaan ze alles verstoppen als de controleur komt.’

Sourcer Yessica en specialtyboer Eric Bravo proeven de koffie van Finca Chaperotte

Green Deal

Door de Europese ontbossingswet komen er voor koffieboeren nog meer regels bij. Vanaf 2024 mogen landbouwproducten waarvoor bos gekapt werd, niet meer verhandeld worden. ‘11% van de wereldwijde CO2-uitstoot komt door ontbossing’, legt Gert Van der Bijl uit. Voor ngo Solidaridad gaat hij langs bij Europese koffie-importeurs om de wet uit te leggen. ‘10% van die uitstoot komt van EU-import, waarvan 9% koffie is. Onze koffie-import draagt ongeveer 0,1% bij aan klimaat verandering.’

In de gangbare koffieteelt is het moeilijk om te bewijzen dat er geen bos werd gekapt, zegt Van der Bijl. Door de precieze herkomst te koppelen aan satellietbeelden kan dat. ‘Maar in Indonesië, bijvoorbeeld, is er zoveel tussenhandel dat garanderen dat koffie ontbossingsvrij is moeilijk wordt.’

Dat probleem geldt minder voor specialty coffee. Importeur Van Keulen zegt al lang klaar te zijn voor de ontbossingswet. ‘We weten precies van wie we koffie kochten. Wie in bulk aankoopt heeft wel een probleem. Dit dwingt de hele industrie tot traceerbaarheid: waar komt de koffie vandaan? En worden die goed betaald? Ze worden onze richting op gedwongen.’

Van der Bijl bevestigt dat modellen van specialty coffee beter werken. ‘Er is geen garantie, maar wel samenhang. Het is gebaseerd op langdurige samenwerking in een sector die zich verantwoordelijk voelt voor het wel en wee van zijn leveranciers.’

Sergio Londoño toont het kikkertje van Asocafe Tatama: ‘Omdat die blijft leven als je koffie schoon teelt.’

Rainforestkikkertjes en fairtradestempels

Keurmerken als fairtrade  en Rainforest Alliance proberen de koffieindustrie ook al decennia eerlijker en schoner te maken. Maar in de specialty koffiewereld gelden hun groenblauwe stempels en kikkertjes op de koffiepakken vooral als marketingtool.

Importeur Van Keulen schaart ze onder het kopje greenwashing. ‘Zij schaven van het neokoloniale systeem alleen de scherpe hoekjes af. De vraag is of de koffieboer er echt mee opschiet. Wij leggen de koppeling tussen kwaliteit en betere prijs: we willen jou beter betalen. Als je dit en dat doet, kunnen wij het ook verkopen.’

Importeur De Hommel zegt er zelfs ‘doodziek’ te worden. ‘Je betaalt een kwartje meer voor je koffie, daarvan gaat twintig cent naar die keurmerken en vijf naar die boer, als het er al terecht komt.’

Michelle Deugd van Rainforest International preciseert desgevraagd de bedragen. ‘Opkopers betalen een premie per kilogram van gemiddeld zestien dollarcent -dus dat kan tien cent zijn, maar ook veel meer- bovenop de marktprijs. En nog eens drie dollarcent voor ons, Rainforest Alliance. Daarvan betalen we trainingen, doen we onderzoek, communicatie en belangenbehartiging voor al die boeren.’

Volgens Deugd hecht RA veel belang aan traceerbaarheid binnen de toeleveringsketen. ‘Wanneer bedrijven gecertificeerde koffie kopen, stellen we strenge eisen om de route van de koffie te kunnen volgen.’

Maar Rainforest Alliance controleert niet zelf of boeren en handelaren zich aan hun houden. Daarvoor moeten individuele boeren of hun coöperaties zelf certification bodies inschakelen en die audits ook zelf betalen. Of dat gebeurt en hoe vaak is erg weinig zicht, net als op de controleurs zelf.

Nescafe heeft ook een plan voor de koffieboeren van Santuario, Risaralda, Colombia

Nespresso en Starbucks

Volgens De Hommel kan uiteindelijk alleen de koppeling met kwaliteit de koffieteelt redden. De invloed van grootschalige inkopers als Nespresso en Starbucks is daarbij vele malen groter dan die van keurmerken, ook al betalen die eersten nog veel te weinig. ‘Zij betalen wel weer iets meer, daarmee zijn boeren blij. Maar als je ziet hoe ongelooflijk veel miljoenen Nespresso en Starbucks verdienen, betalen ze hun boeren nog steeds belachelijk weinig.’

En toch hebben juist Nespresso en Starbucks de koffieteelt een duwtje in de juiste richting gegeven, zegt De Hommel, door die Third Wave te starten. ‘Door hen zijn de koffiebarretjes ontstaan, waar je veel betere koffie kunt krijgen dan bij Starbucks zelf. Ze voelen onze hete adem in de nek. Als we die commoditytraders nog een paar treden omhoog kunnen krijgen is dat winst, voor de boeren. En voor ons. Anders wil over twee generaties niemand nog in de koffie werken.’

Angela Serna tussen haar koffiestruiken,  op La Floresta, Circasia, Colombia

Terug naar Don Alvaro uit de eerste alinea van dit verhaal. Alvaro verliet de koffieplantage, werd chemicus, reisde naar het Noorden, trouwde een Amerikaanse vrouw en kreeg Amerikaanse kinderen.

Ergens eind vorige eeuw kocht Alvaro toch weer een verlaten koffieplantage in Circasia, Colombia, voor de vakanties en voor na zijn pensioen.

Zes jaar geleden keerde ook dochter Angela niet meer van vakantie terug naar haar goedbetaalde architectenbaan in de VS. Nu wijdt ze zich met een mix van toewijding en doorzettingsvermogen aan de teelt van specialty coffee, die elk jaar zijn weg beter iets vindt, naar klanten dichtbij en ver. ‘We besloten minder, maar betere koffie te produceren, tussen ons eigen voedsel en het fruit dat er al groeit. Het is een lange weg om te gaan. Er is weinig kennis en weinig hulp, geen formule en geen boek.’

Angela nog iets kwijt, vlak voordat we na drie maanden langs talloze koffieboeren in Peru, Ecuador en Colombia terug naar Europa vertrekken. ‘Het beste is als ze mijn koffie in jouw winkel kunnen terugvinden. Mijn koffie hoeft niet duurder te zijn, want ik heb al die middlemen niet.’

Karakteristieke Colombiaanse Willy-jeep met welgeteld zesentwintig passagiers, op de bergweg tussen koffiedorpjes Santuario en Apia

Artikel verscheen eerder ingekort bij Vrij Nederland en vervlaamst in en op Mo.Be

Mijn gekozen waardering € -

Een actualiteit staat zelden op zichzelf, die komt voort uit context. Daarom reist Anthon Keuchenius (1964) graag rond, ongeveer tussen Heuvelrug en Jemen, om die context in tekst en beeld te brengen. Liefst ruim voor- of nadat die actualiteit zich voordoet. Of waar anderen hem laten liggen.