Daags na de verkiezingen van 17 maart brak een heel clubje opiniemakers bij BNNVara op Radio1 de staf over het verschijnsel economische groei. Dat was volgens hen een kunstmatig, aan de wereld opgedrongen systeem om onder zo beroerd mogelijke voorwaarden zo veel mogelijk spullen te laten produceren en die zo duur mogelijk om te zetten in winst voor de rijken. Zo ging het niet langer! Het leverde niet alleen steeds grotere sociale ongelijkheid op, maar ook overproductie, verspilling en uitputting van natuurlijke hulpbronnen, en daar kon onze aarde nu eenmaal niet tegen. We moesten afscheid nemen van die heilige groei en nu echte stappen zetten op weg naar een duurzame, circulaire economie.
Het klonk heel verantwoord, vroom en daadkrachtig, maar het waren holle woorden waarachter een peilloze leegte gaapte. Want geen woord over hoe zo’n circulaire economie eruit zou moeten zien. En vooral geen woord over wat “afzien van economische groei” voor ons allemaal en ook voor komende generaties zou betekenen. Of voor het klimaat en de aarde. En toch, wie echt iets wil bijdragen aan een houdbare en leefbare toekomst, zal allereerst moeten beseffen wat economische groei eigenlijk is. Daarvoor neem ik u even mee naar de dageraad van het mensdom.
Gnork en Plurk
In den beginne waren er twee holbewoners, Gnork en Plurk. Ze waren naakt, bezaten niets en joegen in het zweet huns aanschijns hun kostje bij elkaar. Het was een kaal en armoeiig bestaan. Op een regenachtige dag stompte Gnork verveeld een diepe deuk in een kluit zachte klei die hij voor zijn grot zo’n beetje bij elkaar geboetseerd had. Toen het daarna opklaarde, werd de kluit in de zon hard. Bij de volgende bui bleef er fris water in de deuk staan, waar Gnork gulzig wat van oplebberde. Dat was handig! Gnork keek vergenoegd naar het zojuist per ongeluk door hem uitgevonden waterbekken. Nu hoefde hij niet meer voor elk slokje helemaal naar de rivier te lopen of smachtend te blijven wachten tot er een buitje wou vallen. Trots liet hij zijn ontdekking aan Plurk zien. “Geef hier”, gromde die, want zoiets handigs wilde hij ook wel. Maar Gnork griste het ding net op tijd weg: “Maak er zelf maar één”. Somber droop Plurk af.
Maar de volgende dag stond hij met twee gevangen konijnen voor Gnorks grot. Uitnodigend hield hij er één aan Gnork voor: “Ruilen?” Nee, schudde Gnork: “Geef dat konijn maar hier en kom morgen terug, dan maak ik er ondertussen ook één voor jou”. De rest is, zoals men pleegt te zeggen, history. Binnen achtenveertig uur hadden twee onbeschaafde armoedzaaiers zowel het waterbekken als de handel uitgevonden.
Rijker
En passant hadden ze ook nog de eerste economische groei veroorzaakt. Eerst had Gnork uit het niets iets gecreëerd dat handig van pas kwam, dat waarde had. Zodoende had hij iets van waarde aan de wereld toegevoegd en zichzelf rijker gemaakt. Daarna had hij, door Plurk ook van zo’n bekken te voorzien, de voorraad waardevolle spullen in de wereld verdubbeld en ook Plurk rijker gemaakt. En dat heet nu economische groei: Iets nieuws van waarde creëren of meer exemplaren produceren van iets van waarde dat al bestaat. Het is het in meetbare termen gegoten resultaat van alle innovatie en productie tezamen.
Economische groei is dus niet iets dat je kunt opleggen of afdwingen, laat staan afschaffen. Het is alleen maar een maat voor de toename van waardevolle dingen in de wereld. Precies wat mensen willen en waar ze bij floreren. Precies ook wat in elk geval onontbeerlijk is zolang de wereldbevolking blijft groeien en dus steeds meer mensen gevoed en gekleed moeten worden, om over de luxe van een menswaardig bestaan voor al die nieuwkomers nog maar te zwijgen.
Club van Rome
Toch pleitten de klimaat- en milieubewuste opiniemakers in het clubje op Radio1 voor afschaffing van economische groei, onder het motto “we hebben nu wel genoeg geproduceerd”. Maar waarom zou dat juist nú zo zijn, en niet volgend jaar pas of tien jaar geleden? Interessant genoeg klonk dezelfde kreet een halve eeuw geleden nog veel harder, en om dezelfde redenen: milieu, klimaat en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Dat was na de verschijning van het befaamde rapport aan de Club van Rome Grenzen aan de groei. Maar stel je eens voor wat er allemaal niet zou zijn als er toen, in 1972, inderdaad een eind zou zijn gemaakt aan de economische groei, en dus aan alle innovatie – want onderzoek en ontwikkeling worden altijd betaald uit geld dat “over” is – en aan de groei van de productie.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Eerst de productie. Bij een groeiende economie komen er gestaag meer goederen (en diensten) beschikbaar, wat betekent dat niemand eronder hoeft te lijden als u iets nieuws aanschaft. De aardappelen die u koopt steelt u niet uit de mond van de groenteboer, hij geeft gewoon een kilootje dat hij in voorraad heeft genomen aan u door en slaat nieuwe, vers geproduceerde voorraad in. Maar een groeivrije economie is een zero sum game: de hoeveelheid geproduceerde spullen verandert niet, en is er meer vraag dan die hoeveelheid, dan wordt er niet bijgeproduceerd. Wat de één in zo’n situatie verwerft wordt dus wél van een ander afgepakt.
Levensstandaard gehalveerd
Nu is de wereldbevolking sinds 1972 verdubbeld. Er kwamen bijna vier miljard mensen bij voor wie er zonder economische groei dus niets te eten of te koop zou zijn geweest, tenzij ze het van “ons”, de gelukkigen die er al waren, kwamen afpakken. Zelfs als we oorlog en geweld om voedsel hadden weten te vermijden, en de razendsnel oplopende tekorten aan van alles eerlijk hadden weten te verdelen, zou de levensstandaard voor iedereen gehalveerd zijn. Dat zou voor ons, het rijke Nederland, betekend hebben dat we ruwweg op het welvaartspeil van 1946 zouden zijn teruggeworpen, met grootschalige armoede en wijdverbreid gebrek aan bijna alles, van woonruimte tot zeep, fietsbanden en schoenen. Het zou ook betekend hebben dat het aantal mensen dat wereldwijd in extreme armoede verkeert, dat wil zeggen dat ze van minder dan $1,25 per dag moeten leven, verdubbeld zou zijn – in werkelijkheid is dat aantal dankzij economische groei van 2,2 miljard naar 0,7 miljard gedaald.
Pong
Maar dat zou nog niet alles zijn. Als in 1972 de economie bevroren zou zijn geworden, zou ontzettend veel dat wij in huis doodgewoon vinden, nooit zijn uitgevonden. Er zou vrijwel niets digitaals zijn. Geen Pc’s of laptops met alles wat daarbij hoort, geen internet, geen e-mail, geen mobieltjes, smartphones, digitale camera’s, iPods of iPads. Zelfs geen fax. Geen tekstverwerkers en geen spreadsheets. Geen teletekst, geen oortjes, geen dubbel glas, geen gele briefjes. Geen goede isolatiematerialen voor het huis. Maar ook geen breedbeeld-tv, laat staan platte buizen. Geen led- of halogeenlampen, geen zakjapanners, geen hoogwaardige kopieermachines, geen keramische, laat staan een inductiekookplaat, geen cd’s, geen dvd’s en het enige elektronische spelletje was Pong. Er zouden maar heel weinig van al die moderne, fijn rekbare kledingstoffen bestaan, geen fleece jassen en truien, geen sneakers, geen bamboekleren. Voor de deur geen hybride en elektrische auto’s. In de auto geen airbag, routeplanner of parkeerhulp. In de winkel geen streepjescode en op straat geen flappentap of bewakingscamera.
Als je groeineutrale huis je nu al akelig leeg voorkomt, bedenk dan even hoeveel van de dingen die in 1972 al wel bestonden voor doorsnee burgers niet of slechts met grote moeite betaalbaar waren, en naarmate de vraag wel, maar het aanbod niet steeg, elk jaar minder betaalbaar zouden worden, zelfs tweedehands: Een eigen auto, een afwasmachine, een koel-vriescombinatie of magnetron. Echt goede stereo, een kleurentelevisie, een videorecorder. En centrale verwarming, niet te vergeten. Tienduizenden huizen hadden in 1972 nog niet eens een douche.
Fosfaatvrije wasmiddelen
Ook op medisch gebied was er destijds nog verbazend weinig: geen zachte contactlenzen en ook geen zuurstofdoorlatende harde. Geen liposuctie, geen microchirurgie, geen kijkoperaties, geen siliconenimplantaten, geen borstsparende behandeling bij kanker. Überhaupt nauwelijks mogelijkheden tot behandeling van kanker, en ook geen bevredigende transplantaties van hart, lever, pancreas en hoornvliezen. Geen genderverandering, geen Ivf-behandelingen, geen praktisch DNA-onderzoek, Geen mazelenvaccin. Geen PET- of MRI-scanners, geen echt goede zonnebrandcrèmes en de pokken zouden niet zijn uitgeroeid. Zelfs het milieu zou veel slechter af zijn zonder fosfaatvrije wasmiddelen, loodvrije benzine, het goeddeels verdwijnen van kolenkachels ten faveure van gas, oneindig veel schonere verbrandingsmotoren en ga zo maar door.
Economische groei leidt ook niet per se tot overproductie, al komt dat af en toe wel voor. Wanneer ergens meer van wordt geproduceerd dan er behoefte aan is, verliest zo’n product z’n waarde. Het blijft in de winkel liggen, en na ’n tijdje schroeven fabrikanten vanzelf de productie ervan terug – weg overproductie. Niemand maakt vandaag de dag nog mechanische schrijfmachines, en de in 1980 revolutionaire fax is ook bijna nergens meer te krijgen. De ooit oppermachtige vinylplaat is een niche-product geworden.
Soms lukt het alleen niet om de productie terug te schroeven. Neem de Amerikaanse landbouw, die al sinds 1885 veel meer produceert dan ze in eigen land weg kan zetten. Dat kun je overproductie noemen, maar boeren die hun productie terugschroefden gingen simpelweg failliet omdat ze op dat uitgestrekte Amerikaanse platteland geen kant op konden: er is daar niets anders voor die miljoenen mensen te doen. Daardoor ontstonden er dolle exporttoestanden die elders in de wereld markten wreed verstoorden – ook in Nederland – of, zoals later in de pasgeboren Europese Gemeenschap gebeurde, bizarre subsidiestelsels om een maatschappelijke ramp op het platteland af te wenden, met als prijs massa’s doorgedraaide groenten, boterbergen en melkplassen.
Spek en bacon
Ook dat komt meestal wel weer goed – van boterbergen hoor je nooit meer wat. En dat Nederland enorm veel landbouwproducten voor de export produceert, is op wereldschaal allerminst overproductie. Duitsland, Engeland en Oost-Azië zijn maar wat blij met al dat Nederlandse spek, bacon en wat er nog meer aan een varken zit. En daar zijn wij dan weer heel blij mee in onze portemonnee en betalen we klimaatinvesteringen van.
Achter de door nogal wat mensen gekoesterde afkeer van economische groei zit dan ook geen doordachte economische of ecologische gedachte, maar een irrationele afkeer van de vrijemarkteconomie. Die afkeer berust deels op traditionele opvattingen over sociale rechtvaardigheid, deels op een veronderstelde morele verplichting van de mens om de aarde “heel” te houden. Maar zo’n verplichting is er niet. Onze aanwezigheid heeft vanaf het begin de aarde veranderd en hoe meer mensen er kwamen, hoe harder dat ging. Dat is nu eenmaal de aard van het beestje, ons natuurlijk gedrag. Net als alle soorten ontlenen wij het recht om dat gedrag te vertonen aan ons naakte bestaan. Wij zijn op aarde, en dat volstaat. We bestaan niet om de aarde of de natuur te dienen. Omgekeerd zal het de aarde worst zijn of wij blijven bestaan of niet.
De verplichtingen die we wél hebben, leggen wij onszelf op jegens elkaar en ons nageslacht. Maar dat is en blijft een zuiver menselijke aangelegenheid. Wij vinden het waardevol om ons nageslacht een goed leven te bieden, liefst beter dan het onze. Wij gunnen zelfs andere soorten een mooi leven, maar ook dat is iets typisch menselijks. Precies zo is het met het begrip economie en het meest centrale begrip daarin: waarde. Economische waarde bestaat, net als morele waarde, uitsluitend in de ogen van mensen. In onze geest. Zonder mensen bestaat het hele begrip waarde niet en zijn Gnorks waterbekken, Michelangelo’s David en een euromunt even betekenisloze klonten materie als alle andere.
Recht op voortplanting
Het is een illusie dat je wereldeconomie, of alleen de Nederlandse, duurzaam en circulair kunt maken door de vrije markt te vervangen door een groepje benevolente bestuurders dat alles naar verantwoorde behoefte regelt. Zoiets heet een planeconomie met quota voor alles en uitvindingen op bestelling. Welnu, dat kan niet. Er is in de twintigste eeuw op enorme schaal mee geëxperimenteerd in de Sovjetunie, China, Zuidoost-Azië en Noord-Afrika, met zonder uitzondering desastreuze gevolgen, en niet alleen economisch. Het enige nog voortstrompelende relikwie van dat tijdperk is Noord-Korea, dat alleen overleeft dankzij de wens van poppenspeler China om het Westen te pesten.
Wie serieus iets wil doen aan de wel degelijk onverantwoord grote en almaar groeiende ecologische voetafdruk van de mensheid, moet de olifant in de kamer eindelijk eens krachtig aanspreken. Verreweg de effectiefste maatregel om klimaat en aarde leefbaar te houden voor iedereen is zo snel mogelijk minder mensen maken. Dat staat vast, ook in dit tijdperk van vergrijzing, want die vergrijzing is juist een symptoom van hoe goed het ons gaat en komt er hoe dan ook. Maar zodra dat punt ter tafel dreigt te komen, geven juist degenen met de grootste morele zorgen om de menselijke soort en het klimaat niet thuis. Dan staan ineens basale mensenrechten als een vermeend recht op voortplanting en een gezinsleven in de weg.
Tenminste zolang de wereldbevolking blijft groeien, zullen de economieën dat tenminste even snel moeten doen. Een pas op de plaats betekent alleen maar verarming, allereerst voor de armsten en voor Afrika, de regio met de grootste bevolkingsgroei. Verarming, meer ellende en uiteindelijk oorlog om het weinige wat er nog te verdelen is.