Ik heb het niet zo op al die lieden die iedereen te pas en te onpas voor fascist uitmaken, alsof die term een even gemakkelijk en betekenisloos scheldwoord is als klootzak of teringlijer. De wandaden die uit naam van het fascisme werden begaan, zijn domweg te monsterlijk om er zo luchthartig mee om te gaan. Maar behalve onsmakelijk is zulk gescheld ook gevaarlijk, omdat het de uitzonderlijke kwaadaardigheid van het fascisme bagatelliseert, het in zekere zin zelfs salonfähig maakt – zie de coterieën waarbinnen men elkaar dezer dagen zo gezellig vertelt dat Thierry Baudet “gewoon een fascist is”, zonder dat iemand ooit eens uitlegt wat hij of zij daarmee precies bedoelt. Dat is onverantwoordelijk lichtzinnig, ten eerste omdat fascisme een van de weinige dingen is die een democratie als de onze, die echt wel tegen een stootje kan, daadwerkelijk om zeep kunnen helpen. Maar ook omdat echt fascisme in Nederland wel degelijk bestaat en op een groeiende aanhang van meest goedbedoelende maar niet-begrijpende meelopers kan rekenen.
Dreunende laarzen
Misschien is het grootste herkenbaarheidsprobleem van het fascisme wel dat het zo’n duidelijk smoel heeft. Fascisme is in onze geest, gevormd door de Tweede Wereldoorlog en de onafzienbare stroom van boeken, films en televisieseries die daaruit voortsproot, onmiddellijk verbonden met de megalomane optredens van Mussolini en Hitler, met stuurse, strak geüniformeerde mannen die zich op dreunende laarzen van de wereld meester maken, met de uitgemergelde levende lijken van de naziconcentratiekampen en met sinistere, in lange leren jassen gehulde sadisten van de SD die vermeende verzetsstrijders en onschuldige burgers uit hun huizen trekken.
Toch is dat alles slechts een uitingsvorm, het raakt niet aan de kern van het fascisme. Rond het eind van de negentiende eeuw hadden de Zuid-Afrikaanse Boeren vrijwel dezelfde ervaringen met de Britten die de boerenrepublieken aan hun zegekar kwamen binden. Die Britten waren geen fascisten, maar gehoorzaamden aan het alom gerespecteerde staatsgezag van een voor die tijd hypermoderne democratie.
Wat de kern van het fascisme al beter benadert, is de straatterreur die Mussolini’s zwarthemden al voor hij aan de macht kwam in Italië uitoefenden en in Duitsland de bendes van de SA van Ernst Röhm. Die knokploegen hadden ten doel om iedereen ongenadig in te peperen wie de baas was. Ze dienden om het hele volk goedschiks of kwaadschiks de superioriteit en de onontkoombaarheid van het fascisme te doen voelen en erkennen. Ze moesten de mensen dwingen zich ernaar te voegen, niet alleen in woord en daad maar vooral tot in het diepst van hun gedachten. Elke dag weer, terwijl ze niet het staatsgezag vertegenwoordigden.
Gefrustreerde romantici
Fascisme is in wezen niet eens een ideologie. Eerder is het een state of mind, een blik op de wereld, en de weg ernaartoe is vaak geplaveid met de beste bedoelingen. Het begint met een groep gemakkelijk beïnvloedbare mensen met een behoefte aan sturing – mensen op maatschappelijk dood spoor, gefrustreerde romantici of jonge studenten – rond wat leidersfiguren, die elkaar zó sterken in een al dan niet zelfverzonnen gedachtegoed dat ze ervan overtuigd raken dat hun opvattingen de enige juiste waarheid belichamen. Vanaf dat moment hebben zij in eigen ogen deel aan een mystiek inzicht dat onaantastbaar en onbetwistbaar is, en van een hogere orde dan wat ordinaire stervelingen als u en ik allemaal voor waar en waardevol verslijten. En daarmee bevinden ze zich zomaar ineens ergens in de top van een zelfbedachte autoritaire hiërarchie, als lid van een “verlichte” elite.
Tot zover gaat het nog om min of meer doorsnee sektegedrag, dat vaak een religieuze vorm heeft, maar in het geval van fascisme-in-de-dop een culturele en politieke. Wat beide gemeen hebben is het irrationele. Logica, onbevooroordeelde observaties, verifieerbare feiten en redelijke argumenten doen er niet toe. Wat telt zijn emotionele categorieën als goed en fout – in religieuze termen orthodox en ketters. Een kritische instelling is niet alleen verdacht, ze geldt als verraad aan de zaak en de groep, net als belangstelling voor andere opvattingen. Dingen zijn waar omdat “wij” dat nu eenmaal vinden, of omdat een prominente medestander dat gezegd heeft en daarmee is de kous af.
Dat verklaart waarom het historische fascisme zo bol stond van tegenstrijdigheden en onbegrijpelijke, ronduit bizarre ideeën en opvattingen. Het verklaart misschien zelfs voor een flink deel waarom de nazi’s destijds ondanks hun aanvankelijke overwicht tenonder gingen en waarom ze zo hopeloos lang hebben doorgevochten: een kwestie van verkeerde, want irrationele, prioriteiten.
Radicalisering
Bij verdere radicalisering, bijvoorbeeld door contacten met andersdenkenden te ontmoedigen en te vermijden, krijgt zo’n superieure, correcte “waarheid” totalitaire trekken. Ze gaat het hele leven beheersen en overschaduwen en kan uiteraard niet ter discussie gesteld worden, ook niet binnen eigen kring. Dat maakt ieder werkelijk gesprek met anderen, zowel gelijkgestemden als andersdenkenden, onmogelijk. Religieuze sektes trekken zich in dat stadium doorgaans terug uit de seculiere maatschappij, in bossen, kloosters of communes, wat nogal eens uitloopt op zelfdestructie. Hun object van obsessie bevindt zich immers niet op deze wereld. Maar cultureel en politiek gemotiveerde sektes zijn juist geobsedeerd door de maatschappij zelf, dus doen zij het omgekeerde: ze proberen uit alle macht hun gedachtegoed in de maatschappij ingang te doen vinden, en zo de bestaande orde te vernietigen. Daartoe hebben ze volgens hun eigen, boven alles gaande normen en waarden ook het volste recht.
De volgende stap is dat de groepsleden niet alleen hun opvattingen, maar ook zichzelf superieur gaan achten aan de rest van de mensheid, al zeggen ze het misschien niet zo rechtstreeks. Immers, alleen zij zijn ontwaakt, zij hebben het licht gezien en staan daarom ver boven het minderwaardige klootjesvolk met zijn “foute” ouderwetse ideeën. Van daar is het nog maar een kleine stap om het vestigen van je eigen heerschappij en het zuiveren van de maatschappij van ongewenste gedachten en inferieure geesten te zien als een daad van barmhartigheid die het gebruik van intimidatie en geweld tegen verdwaalden en weerspannigen ruimschoots rechtvaardigt.
En dat is nu fascisme.
VOC-café
Dit soort gewelddadig ideologisch fanatisme zien we vandaag de dag ook in ons land groeien. Het is bijvoorbeeld waar de uitbaters van het Amsterdamse VOC-café mee te maken kregen, en uiteindelijk voor zwichtten. Dat café is, zoals Sander van Walsum in de Volkskrant schreef, al een kwart eeuw gevestigd in de Schreierstoren, waar eeuwenlang de retourschepen die voor de VOC naar Indië vertrokken, werden uitgezwaaid, plaatste afgelopen voorjaar een foto van hun aangename terras op Facebook. Dat kwam ze, tot hun grote verrassing en onbegrip, op een stroom van online gescheld en getier te staan. Het café zou, enkel door die historisch keurig verantwoorde naam, de slavernij goedpraten, de VOC was een misdadige organisatie en het café dus ook, en meer van dat overspannen fraais.
Onderdrukking en uitsluiting
Het bleek vrijwel allemaal afkomstig uit kringen van Doorbraak, een “linkse basisorganisatie die strijdt voor een ecologisch duurzame wereld zonder uitbuiting, onderdrukking en uitsluiting”, die ook strijdt tegen zaken als “dwangarbeid te Leiden”. Die afkeer van onderdrukking en uitsluiting geldt, en dat is in al zijn tegenstrijdigheid typerend, lang niet iedereen. Want in het geval van het VOC-café bleef het niet bij intimiderend gescheld. Al gauw riep de club zijn leden en sympathisanten op om de café-uitbaters rechtstreeks in hun bestaan en broodwinning te treffen door het VOC-café op sociale media zo negatief mogelijk te recenseren – en dat gebeurde ook ijverig. Wie niet horen wil, maakt Doorbraak zonder scrupules kapot. Desnoods met fysiek geweld, bleek toen er een oproep op Facebook verscheen om het café plat te branden, waar de dappere strijders tegen “uitbuiting, onderdrukking en uitsluiting” zich allerminst van distantieerden. Toen het zover was gekomen, gooiden de uitbaters de handdoek in de ring, de elektronische straatterreur had gewonnen.
Dit heeft niets meer te maken met het vragen van aandacht voor de minder fraaie kanten van Nederlands verleden. Het was ook geen per ongeluk uit de hand gelopen incident, maar een op ideologische leest geschoeide, georkestreerde en brutale aanval op lijf en goed van mensen die niets misdaan hebben. Dat is onversneden fascisme. Doorbraak kondigde na dit criminele succes schaamteloos aan andere bedrijven die “de koloniale tijd verheerlijken” op soortgelijke manier het mes op de keel te gaan zetten. Niemand weet hoeveel van die bedrijven inmiddels met dit soort afpersing en intimidatie te maken hebben gekregen, maar succes smaakt altijd naar meer.
Politiek correct jargon
Zo ziet modern fascisme er dus uit: als fanatieke belangenbehartigingsclubs die juist in een open democratie als de onze alle ruimte krijgen. Dat is op zichzelf terecht, maar het is door hun door en door antidemocratische karakter ook gevaarlijk. Wanneer de overheid niet duidelijk en openlijk afstand neemt van groepen die intimidatie en geweld niet schuwen, niet resoluut optreedt zodra men de wet overtreedt en niet vierkant achter bedreigde burgers gaat staan, kan zo’n beweging onderhuids de maatschappij destabiliseren en het draagvlak voor de democratie uithollen doordat het vertrouwen in de overheid als beschermer gaat afkalven. Als de jaren twintig van de vorige eeuw ons iets hebben geleerd, is het wel hoe ernstig dat kan uitpakken.
Hoe groot de druk is die deze clubs nu al uitoefenen, doet de haast vermoeden waarmee grote delen van de culturele sector en, erger nog, vrijwel alle media zich in de afgelopen tijd hebben bekeerd tot allerlei vormen van politiek correct jargon. Dat zal deels gebeurd zijn uit oprechte sympathie voor uiterst intolerant en exclusief “inclusief” gedachtegoed, maar deels ook uit angst om niet snel genoeg aan de correcte kant te zijn gaan staan, of domweg om gelazer te voorkomen. Dat is hoe intimidatie werkt, en het is precies hoe het fascisme zijn aanhang uitbreidt en disciplineert – en aan kracht wint.
Ook de overheid lijkt voor deze pressie gevoelig. Tegen degene die opriep tot brandstichting had het VOC-café uiteraard aangifte gedaan, maar daar hebben ze, je zou haast zeggen “natuurlijk”, nooit meer iets van gehoord. Ook doet de Amsterdamse burgemeester Halsema, altijd op de bres voor democratische verworvenheden en mensenrechten en zo, er voor zover bekend het zwijgen toe, net als minister Grapperhaus. In plaats van afstand te nemen van deze gevaarlijke clubs en naar behoren de wet te handhaven, beweegt de overheid met ze mee en geeft ze eerder meer ruimte dan minder. Dat schaadt het vertrouwen in de staat, wiens eerste taak en plicht het beschermen van lijf, goed en vrijheden van zijn burgers is, en ook dat werkt in het voordeel van fascisme.