Hoe omschrijft u uw werk?
‘Mijn thema is de menselijke waardigheid. Die komt namelijk steeds meer onder druk te staan door de snel toenemende technologie en digitalisering. Sluipenderwijs worden we ‘ontmenselijkt’, en meer en meer gereduceerd tot data. Dat is niet onschuldig of waardevrij, want hiermee worden we beoordeeld, zonder dat we dat weten, en we hebben geen idee op grond waarvan, of waarmee dit gebeurt. Dit gaat veel verder dan dat je graag Belgisch bier drinkt, of popconcerten bezoekt. Bedrijven, maar ook organisaties en overheden dichten je een bepaalde leefstijl toe, bepalen dat je een ziektekostenverzekeringsrisico bent, niet goed je kinderen opvoedt, of dat je mogelijk belasting ontduikt. Dat is een vorm van ontmenselijking, of kan tot mensonwaardige uitkomsten leiden, zoals gebeurd is in de toeslagenaffaire.’
Wat verstaat u onder technologie?
‘Alles wat de mens ontwikkelt — en heeft ontwikkeld — om zijn omgeving mee te kunnen manipuleren, cultiveren of in te richten. Niet alleen apparaten met een stekker. Het vuur is een oertechnologie, kunstmatige intelligentie (AI) is een van de nieuwste vormen.
In feite is de mensheid van meet af aan van technologie afhankelijk. Anders dan dieren, hebben we kleren nodig, een dak boven ons hoofd. Zo beschouwd zijn de mens en technologie twee zijden van dezelfde medaille.
Al tijdens mijn studie filosofie raakte ik hierdoor gefascineerd. Aanvankelijk richtte ik me op het steeds vager wordende onderscheid tussen publiek en privé. Persoonlijke zaken en emoties kregen steeds meer een podium in de publieke ruimte. Toen al waren de media daar voor een belangrijk deel debet aan. Er kwamen realityshows waarin mensen hun intieme binnenwereld tentoonspreidden, mogelijk voor een miljoenenpubliek. Toen ik me daar verder in verdiepte, kwam ik vanzelf uit bij technologie als grote katalysator.’
Eind jaren 80 presenteerde Carry Tefsen het programma ‘Op goed geluk’, waarin singles op grond van gegeven antwoorden een mogelijke liefdespartner uitkozen die verborgen zat achter een scherm. Dat was revolutionair.
‘De VS had vanaf 1991 de “Jerry Springer Show”. Ten overstaan van de camera’s erkenden gasten dat ze waren vreemdgegaan of iets hadden gestolen, wat vaak in heuse vechtpartijen ontaardde. Hun intieme binnenwereld werd geopenbaard ten overstaan van een miljoenenpubliek. De technologie jaagde dit aan, namelijk de mogelijkheid om een groot bereik te hebben. Dat grote bereik was een katalysator voor het uitzenden van dit soort shows vol particuliere emoties.’
Wat heeft dit voorbeeld met menselijke waardigheid te maken?
‘Intimiteit wil je niet publiekelijk tentoonspreiden, want dan is het niet meer intiem. Intimiteit veronderstelt een mate van beslotenheid en waardigheid. Als we het hebben over liefde of seksualiteit, over onze angsten of ziekte, onze politieke voorkeur wellicht. Allerlei intieme aangelegenheden. Zodra die publiek worden, word je een object — van spot bijvoorbeeld, van chantage of manipulatie. Dat beoordeel ik als mensonwaardig. De mens is op allerlei manieren een gemankeerd wezen, kan fouten maken, liegen, bedriegen, noem maar op. Wanneer anderen daar massaal notie van kunnen nemen en de persoon op afrekenen … ik denk ook aan het cancelen van tegenwoordig.’
Veel mensen etaleren zelf hun rouw, woede, teleurstellingen, seksualiteit – niet zelden om er medelijden, applaus, bewondering, of afgunst door te krijgen. Verlies van waardigheid lijkt niet iets waar iedereen zich zorgen over maakt.
‘Ik doel erop dat bedrijven, zoals de media, die innerlijke wereld van mensen als een instrument gebruiken om er zelf beter van te worden. Dit gebeurde in de ‘Jerry Springer Show’, en dit gebeurt net zo goed in ‘Boer zoekt vrouw’. Deelnemers zijn een instrument voor kijkcijfers. Zo kijk ik naar menselijke waardigheid: een mens mag nooit een middel worden voor het genereren van winsten, of voor meer kijkcijfers. De mens is een doel in zichzelf.
De waardigheid betekent ook de erkenning dat we ondoorgrondelijk zijn, voor onszelf en voor anderen. Het is een leugen dat iemand die emoties en beperkingen toont, transparant is en daardoor meer begrip krijgt. Onze menswaardigheid bestaat omdat we ondoorgrondelijke, mysterieuze wezens zijn.’
‘Sharing is caring’ is niet uw ding?
‘Als je je auto met anderen wilt delen, prachtig. Maar als het over je innerlijke wereld gaat, wees er voorzichtig mee. De openheid die je suggereert, kun je niet waarmaken. Tech-bedrijven verkondigen dat ze met verzamelde data en algoritmen weten waar iemands verlangen naar uitgaat. Vergeet het. De mens is veel gelaagder.
Juist doordat de overheid geloofde dat datasporen en algoritmen bepaald gedrag voorspellen, kon de toeslagenaffaire ontstaan. Nog los van het feit dat conclusies op grond van data en algoritmes vaak de plank misslaan, houdt de menselijke waardigheid ook in dat we altijd kunnen veranderen, onverwachte stappen mogen zetten, ons leven kunnen beteren of verslechteren. Zodra je mensen vastpint op gedrag in hun verleden, zet je ze klem en kunnen ze niet opnieuw beginnen. Dat druist in tegen het mens-zijn, tegen onze autonomie. Er staat veel meer op het spel dan het feit dat bedrijven, of overheden dingen van ons weten. Het grijpt direct in op onze bewegings- en handelingsvrijheid.’
Als docent van de Bildung Academie, doet u met studenten experimenten met digitale onthouding. Wat zijn de bevindingen?
‘De smartphone bestaat vijftien jaar (2007). Sindsdien zijn we in een sneltreinvaart ondergedompeld geraakt in een alternatieve wereld, doordat we voortdurend online zijn. Met studenten sprak ik af om daar een week lang radicaal mee te breken, en te kijken welke inzichten dat geeft. Hun ervaringen zijn verwerkt in mijn boek “Kleine filosofie van de digitale onthouding”.
Ik deed deze proef ook uit bezorgdheid over het sociaalpsychologische experiment dat we met de smartphones, en de smart wereld in het algemeen, zijn aangegaan. Onze levens zijn er rigoureus door veranderd: hoe we voortbewegen, communiceren, hoe we ons oriënteren op de werkelijkheid en op elkaar. Ik zag mensen worstelen met de schermwerkelijkheid.’
Hoezo worstelen?
‘Door onze afhankelijkheid van schermpjes, door apps en sociale media die verslaving in de hand werken. We voelen ons er afhankelijk van, en door alle schermtijd komen we niet toe aan dingen waar misschien onze eigenlijke interesse naar uitgaat. Voor je het weet zit je een halfuur te scrollen op Instagram of TikTok. Via WhatsApp wisselen we als digitale werkmieren aanhoudend informatie met elkaar uit.
Dit experiment heb ik in meerdere studiejaren herhaald. De leerlingen die op de detox reflecteerden, vertelden dat ze interessante kwesties kregen, zoals besta ik nog als ik offline ben, hoe oriënteer ik me, en wat is het verschil tussen echt en nep? Ze ervaarden dat ze zich zelfverzekerder gingen voelen, dat ze het leuk vonden om aan omstanders de weg te vragen. Belangrijk was vooral dat hun aandachtvermogen sterk toenam. Dat aspect moeten we in de gaten houden, want tech-bedrijven lijmen ons vast aan het scherm, waardoor ze ons voortdurend van het hier en nu, naar het overal en nergens verbannen.’
Mensen doen mindfulness om met hun aandacht in het hier en nu te zijn, maar merken in de trein hun medepassagiers niet op. Ze zijn in een andere wereld, in een andere tijd.
‘Simone Weil (Frans-joodse filosofe en mystica 1909 – 1943, red.) noemde aandacht de puurste vorm van gulheid. Dat vind ik een mooie omschrijving. Wie aandachtvol bij zijn omgeving is, moet zichzelf even terugtrekken en gul zijn in het observeren van, of luisteren naar iemand. Die gulheid wordt nu de schermpjes ingetrokken. Hierdoor valt dit ons in het dagelijkse leven steeds zwaarder, wat gevolgen heeft voor ons inlevingsvermogen.
De Amerikaanse wetenschapper Sherry Turkle deed onderzoek naar twaalfjarigen. Ze concludeerde dat die zo gewend zijn om via tekstberichten te communiceren, dat ze steeds minder goed live gezichtsuitdrukkingen en lichaamshoudingen kunnen interpreteren. Die expressies begrijpen ze minder goed.’
Steeds meer mensen vinden het vervelend als iemand spontaan belt.
‘In korte tijd raakten we aan andere patronen gewend, waardoor een telefoontje als invasief wordt ervaren. Het onverwachte en spontane kunnen we blijkbaar niet goed meer hanteren. Technologieën zijn bedoeld om ons leven zonder frictie te laten verlopen, zodat Google Maps je makkelijk van A naar B leidt, en je per WhatsApp veertig mensen tegelijkertijd een gelukkig nieuwjaar kunt wensen, in plaats van persoonlijke kaarten — lees: aandacht — te schrijven.
Bij frictie, ongemak, of weerstand moeten we bepaalde vaardigheden aanspreken om de situatie of iemand te begrijpen. Dat geeft voldoening. Als iets gemakkelijk gaat, verliezen we snel interesse.’
Doordat dingen anders gaan dan we verwachten, ontstaat onze ethiek van wat goed en fout is, en leren we nuances aanbrengen. We kunnen iets verkeerd interpreteren, iets goed maken. Dit soort processen helpen ons moreel te oriënteren.
Ik moet hierbij denken aan een uitspraak van de ceo van dating-app Tinder, die zei dat Tinder beter was dan het echte leven, omdat je daarmee niet snel teleurgesteld raakt. Hij beloofde een soepel leven: minder snel worden afgewezen, laat het algoritme maar bepalen met wie je in bed belandt.’
Velen willen hun neus niet meer stoten en zijn niet meer gewend aangesproken te worden.
‘Ze zien de publieke ruimte steeds meer als het verlengde van hun huiskamer, wat wordt bevorderd doordat ze met de smartphone een soort privéomgeving creëren. Elke aanspraak of correctie is al snel een inbreuk op hun integriteit. De slachtoffercultus. Terwijl de publieke omgeving juist betekent dat we met anderen verkeren en dat een mate van inschikkelijkheid noodzakelijk is. Er is enige distantie nodig om het leefbaar te houden. Wie echter de publieke ruimte tot privéterrein rekent, zal alles wat er op hem afkomt afwijzen, of het nu een politiebekeuring is, of een opmerking van een boze buurvrouw.’
In een Tegenlicht-uitzending vertelde u dat de publieke ruimte steeds meer aan haar lot wordt overgelaten en verwaarloosd, door de sterke opkomst van technologieën. Legt u eens uit.
‘Steeds meer publieke voorzieningen — zoals onderwijs, zorg en wonen — worden uitbesteed aan tech-bedrijven. Google heeft bijvoorbeeld allerlei toepassingen in het onderwijs. Er wordt vergaderd via Zoom en Teams, en steeds meer verenigingen communiceren via Facebook.
Die tech-bedrijven hebben commerciële doelen, zoals gemak, efficiëntie, en zelfredzaamheid. Het zijn de libertarische waarden (zelfbestuur, keuzevrijheid – red.) van Silicon Valley. Maar ze zetten wel onze publieke waarden aan de kant, zoals inclusiviteit, samenleven, sociale cohesie in een wijk en rechtvaardigheid. Die zijn niet interessant voor hen.
Neem AirBnB. Onder het mom dat toeristen gezellig bij iemand op de bank kunnen slapen, zorgde dit ervoor dat delen van steden als Amsterdam onleefbaar werden, doordat de sociale cohesie zwaar onder AirBnB leed en veel panden niet meer voor de woningmarkt beschikbaar waren, omdat ze permanent verhuurd werden.
Er staat veel meer op het spel dan het feit dat bedrijven, of overheden dingen van ons weten.
Denk ook aan de flitsdiensten met hun dark stores in winkelstraten, de deelscooters die kriskras in de openbare ruimte worden weggezet. Allemaal om die grote tech-bedrijven van dienst te zijn. Dit gaat over eigenaarschap. Als je zo’n scooter willekeurig kunt neerplempen, kalft de zorg voor de openbare ruimte af. De publieke ruimte lijkt steeds meer bestemd om persoonlijke behoeften en verlangens te bevredigen, en wordt steeds minder gedeeld met anderen. Veel technologieën zijn immers gericht op het individu. Die wil de boodschappen van de supermarkt zo snel mogelijk in huis krijgen, en de deelbakfiets moet naast de voordeur staan. Dat heeft allemaal consequenties voor de publieke ruimte.’
Uw voorbeelden worden aangeprezen als milieuvriendelijk, goedkoop, sympathiek, gezellig. Zijn dat valse argumenten?
‘Ja, dit gebeurt ook in het onderwijs. Adaptieve digitale leersystemen worden verkocht met de lokmotivatie dat de leraar zijn leerlingen daarmee beter individueel kan bedienen. In de praktijk gebeurt dit niet. Leraren geven zelf aan dat ze vooral op hun scherm zitten te turen om te zien waar de leerlingen mee bezig zijn, en dat ze nauwelijks meer werkelijk contact met ze hebben.
Die systemen gaan geheel voorbij aan het wezen van leerprocessen, en aan wat het betekent om in een groep onderwijs te krijgen. Commerciële waarden sluipen het klaslokaal binnen ten koste van pedagogische, sociologische en psychologische waarden. We moeten ons ook afvragen wat die systemen betekenen voor de autonomie van leerlingen en docenten. Leerlingen wennen er immers aan dat een systeem vertelt wat ze moeten doen. Hechten ze dan nog waarde aan inschattingen en beoordelingen die de docent maakt?’
En dan zijn er nog de ouders die realtime digitaal meekijken waar hun kroost op school mee bezig is.
‘Héél problematisch. Onderwijs leert kinderen zich in de samenleving te bewegen. Daar hoort ook het vermogen bij om je ouders over je slechte, of goede cijfers te vertellen. Als die al op de hoogte zijn, ontwent het kind dit vermogen tot volwassenwording.
Kan een kind nog zélf bekennen dat hij gespijbeld heeft? Nu weten zijn ouders het al. Terwijl kinderen recht hebben op een vrije ruimte, waar opvoeders en andere volwassenen geen toegang toe hebben. Waar ze met vallen en opstaan kunnen experimenteren. De school moet een veilige tussenruimte zijn, waar kinderen een afslag kunnen nemen en fouten kunnen maken. Nu tech-bedrijven daar de baas zijn, de data van die kinderen beheren, kun je je met recht afvragen welke consequenties dat heeft. Het is in ieder geval een inbreuk op de autonomie en integriteit van kinderen.’
Bij ‘verwaarlozing van de publieke ruimte’ dacht ik aan het ontbreken van adequate bewegwijzering, straatborden en huisnummers. Ze worden niet altijd meer aangebracht of vervangen. De verantwoordelijkheid ligt bij de devices.
‘Er is een laag over onze werkelijkheid komen liggen. We reizen met de app van A naar B, maar we doorgronden niet waaróm we op die ene manier reizen. Hetzelfde met een buienradar. Steeds meer mensen vertrouwen daarop, en kijken niet meer naar de lucht of het gaat regenen. Dit soort vaardigheden verliezen mensen in een rap tempo, waardoor hun oriëntatie op de fysieke omgeving verandert.
Ik weet niet of het erg is dat we ons minder goed kunnen oriënteren. Door de rekenmachine zijn onze vaardigheden om te hoofdrekenen ook ondermijnd en dat is niet altijd een probleem gebleken.’
Misschien vinden hersenen het toch prettig om te hoofdrekenen.
‘Dat zou zomaar kunnen. En iemand de weg vragen zorgt wel voor interactie en voor spontane ontmoetingen, waardoor allerlei sociale en communicatieve vaardigheden getraind blijven. Inmiddels hoeven mensen nauwelijks meer oog te hebben voor elkaar en hun omgeving. In die zin ondermijnen technologieën het idee dat we op elkaar aangewezen en gericht kunnen zijn.’
Een uitspraak van u is: techniek is politiek.
‘Politiek gaat over de soort samenleving die we willen. Nu ons leven gedicteerd wordt door snelheid, gemak en efficiency, bepalen die waarden de inrichting van de samenleving en de politieke besluitvorming. De overheid stuurt graag op datagegevens. Denk weer aan de toeslagenaffaire, maar ook aan de corona-periode. Er was een probleem en technologieën zouden dit voor ons oplossen: de corona-app, QR-codes, de rioolwatermetingen.
Corona was zelfs een trigger voor verdergaande digitalisering. De Canadese activiste Noami Klein noemt het de Screen New Deal: tijdens de covid-epidemie hebben de tech-bedrijven het hybride werken en schermonderwijs gepusht. Fijn dat multinationals nu begrijpen dat ze niet voor elk wissewasje de wereld over hoeven te vliegen, maar laten we niet vergeten dat fysiek bij elkaar komen zo nu en dan ook belangrijk is.
Inmiddels leven we in een datacratie, omdat uitvoerende instanties, zoals de politie, belastingdienst en het uwv over veel data beschikken. Maxim Februari waarschuwde laatst dat ze hierdoor een steeds grotere voorsprong krijgen op de rechtsprekende en wetgevende macht, en dat zo de trias-politica onder druk komt te staan, terwijl die juist was bedacht om machtsmisbruik tegen te gaan.’
De macht ligt dus niet meer bij de regering, maar bij uitvoerende diensten en individuele ambtenaren.
‘Klopt. Een andere verontrustende verschuiving zie je in de wetenschap. Oorspronkelijk beschreef de wetenschap de werkelijkheid; technologie ging over innovaties. Inmiddels is wetenschap de dienstmaagd geworden van technologie. Ze gaat niet meer ovser theoretische kennis, maar over toepassingen. Onze universiteiten zijn leerfabrieken geworden. Ze hebben weinig meer van doen met het ontwikkelen van een nieuwsgierige basishouding.’
Nog iets wat u vaker stelt: de mens wordt een computer.
‘In dystopische films krijgen robots menselijke eigenschappen, maar het omgekeerde is het geval. We zetten keurig tienduizend stappen per dag, YouTube schrijft voor welk filmpje nu nodig gezien moet worden en de app vertelt welk gerecht je vandaag mag klaarmaken. We lopen steeds meer aan de leiband van algoritmes.
Tech-bedrijven verbannen ons voortdurend van hier en nu naar overal en nergens.
ChatGPT — software waarmee automatisch in een mum van tijd ingewikkelde teksten worden geschreven — is daar ook een voorbeeld van. We kunnen zo’n bot iets laten schrijven, zodat we verlost zijn van alles wat er bij een schrijfproces komt kijken, zoals empathie, frustratie, emoties, writing blocks en het juiste woord vinden. Maar we laten wel een programma toe, waarvan we niet weten waar het zijn informatie vandaan haalt. Welke bronnen gebruikt het? Garbage in, garbage out (als je er troep instopt, komt er troep uit – red.).’
In het onderwijs worden er al werkstukken ingeleverd, die door ChatGPT zijn geschreven.
‘Het is nog te vroeg voor antwoorden, maar het zal van het onderwijsveld, maar ook van de journalistiek veel vergen om hiermee om te gaan.’
Hoe verhoudt technologie in Nederland zich met andere westerse landen?
‘Nederland is een van de dichtst gedigitaliseerde landen ter wereld. Daar geven we ons blijkbaar makkelijk aan over vanuit de houding: kijk ons eens nette burgers zijn die meedoen met wat wordt aangeboden. We hebben ‘niets te verbergen’, zijn nogal volgzaam. In landen om ons heen wordt bijvoorbeeld nog veel vaker met contant geld betaald.’
Niet de computer wordt mens, maar de mens wordt computer.
Nederland was er ook als de kippen bij om eurocenten niet te gebruiken.
‘Ook daarbij zie je het efficiëntiedenken.’
Terug naar menselijke waardigheid en zelfbeschikking. Worden we hulpeloze wezens, die zonder technologieën en digitalisering niets meer kunnen?
‘Ik zoek de zelfbeschikking in het feit dat we met onze geest het vermogen hebben te denken, willen en te voelen, en dat technologieën zich sterk op onze wil richten. Sociale media zoomen in op erkenning en bevrediging van verlangens. Maar onze wil, wil meer. Zodra die bevredigd is, springt hij over op een ander object. Hierdoor worden we een slaaf van onze wil en verlangens, en worden ons denken, oordelen en voelen terzijde geschoven. In die zin worden we overgeleverd en beschikken we minder over onszelf.’
En letterlijk? Er komt steeds meer op de markt. De slimme meter, de navigatie-app, de wasmachine die zelf de nodige hoeveel zeep toevoegt.
‘We hollen achter technologische ontwikkelingen aan. Bepaalde vaardigheden verleren we doordat machines ze overnemen, waarbij je je steeds kunt afvragen hoe erg dat is. Wil je die vaardigheid behouden, of is het niet zo erg om die vaardigheid te verliezen?’
U publiceert, geeft les, doet u ook wetenschappelijk onderzoek?
‘Ik ben niet verbonden aan een universiteit. Wel doe ik onderzoek voor mijn publicaties, momenteel voor mijn volgende boek. Dat gaat over de vraag hoe de samenleving leefbaar te houden. Het begrip tact speelt daarin een grote rol, de juiste afstand kunnen innemen, kunnen inschatten of je dichterbij kunt komen of dat juist distantie nodig is. Want ondanks alle individualisering zijn we door sociale media ook te dicht bij elkaar gekomen, waardoor de samenleving claustrofobische trekken heeft. Dus voor afstand en nabijheid een juiste maat vinden, daar gaat mijn boek over.’
Is de menselijke waardigheid nog te redden?
‘De digitale tijd heeft digitale burgerrechten nodig. Daar is de Europese Unie mee bezig. Het wil de macht van de tech-bedrijven inbinden en loopt voorop ervoor te zorgen dat een digitale infrastructuur rekening houdt met mensenrechten, menselijke waardigheid en privacy. Tegelijkertijd gaat het er ook om wat we zelf kunnen doen. Er zijn steeds meer alternatieven: Mastodon in plaats van Twitter, Signal in plaats van WhatsApp. Er zijn privacy-vriendelijke zoekmachines en er zijn programma’s die algoritmes in de war sturen. Maar goede wetgeving is zeer zeker nodig.’
Dit interview verscheen eerder in HP/De Tijd, maart 2023
Kader
Dat we met onze zoekopdrachten, likes, swipes, clicks en schermtijd digitaal beloerd en geprofileerd worden, kan voor niemand nieuws zijn. Duizenden bedrijven wereldwijd houden bij hoe we ons digitaal bewegen. Ook als je geen toestemming hebt verleend, gebeurt het. Tot aan geheim geplaatste pixels in websites toe. Wie geen smartphone heeft, komt er niet onderuit: de publieke ruimte is vergeven van de camera’s, er is software voor gezichtsherkenning en kijk gerust eens op www.insecam.org om te zien wie of wat je daar herkent.
Hans Schnitzler (1968) is filosoof en schrijver van columns, essays en opiniestukken voor verschillende bladen, waaronder Follow the money. Veelal gaan ze over de gevolgen van toegenomen technologieën op ons mens-zijn. Daarnaast is hij gastspreker op radio en televisie, en doceert hij aan de Bildung Academie. Hans Schnitzler publiceerde de boeken: Het digitale proletariaat (2015), Kleine filosofie van de digitale onthouding (2017) en Wij nihilisten (2021). Eind dit jaar verschijnt een nieuw boek van zijn hand.
Schnitzler studeerde filosofie aan de Vrije Universiteit. Daarvoor deed hij de lerarenopleiding geschiedenis.