Afgelopen vrijdag overleed onverwacht Frans Molenaar. Vijftien jaar geleden sprak ik hem uitvoerig voor Hollandse Meesters, een boek met portretten van markante Nederlandse ondernemers. Bij wijze van herinnering: de hoogtepunten uit dat interview.
'Ik heb altijd veel steun gehad van mijn ouders. Mijn vader was in de jaren vijftig verkoopdirecteur bij de Amsterdamse confectionairs Neumann & Mutsaerts. Als ik 's middags uit school kwam, reed ik vaak met hem mee. Nog even naar het atelier of een paar klanten langs. En als we dan 's avonds aan tafel zaten vertelde hij mijn moeder hoe het die dag was gegaan. 'De Brenninkmeijers hebben weer goed geschreven', hoorde ik hem dan zeggen. Zevenhonderd jassen in die en die tweed. Toch een omzet van zo- en zoveel.' En dan dacht ik: 'Dat zijn leuke bedragen.'
Touwpaardjes met een raffia mandje
Toen ik een jaar of vijftien was maakte ik in de vakantie van die touwpaardjes met een raffia mandje erop. Kleintjes kostten een rijksdaalder, de grootste vijf of zes gulden. Van zo'n orderblok van mijn vader had ik de naam afgesneden. Dan reed ik met hem mee, stapte in Haarlem uit en ging al die kunstnijverheidswinkeltjes af. Na afloop vroeg hij dan aan me: 'En, heb je wat verkocht?' En dan zei ik: 'Ik heb een leuke order voor morgen, twee kleintjes en drie grote, opgeteld voor zeventien gulden vijftig.' 'Nou, dat is niet slecht voor als je net begint.' En dan ging ik naar mijn atelierkamertje boven, die dingen zitten maken met allemaal stukjes ijzerdraad.
Naar Parijs
Toen ik van de kleermakersvakschool afkwam, dacht ik: 'Nu weet ik het allemaal wel, nu ga ik voor vriendinnen en tantes mooie jurken maken.' Maar mijn vader zei: 'Luister jongen, je moeder laat die van haar bij Jacques Cohen maken – die heeft in Parijs gewerkt en men praat nog steeds over hem dat hij zo'n goede coupeur is. Zelf werk ik ook met iemand die daar een couturehuis heeft. Je moeder en ik vinden het belangrijk dat je eerst een jaar naar Parijs gaat. Je moet sowieso Frans leren, en de puntjes op de i.' Ik jammerde van 'nee', maar hij had al voor een stage gezorgd bij Charles Montaigne. Dat was gewoon een Nederlander hoor, Karel Meuwese heette hij eigenlijk. Later kreeg hij zijn eigen vakschool in Amsterdam. Vanuit het atelier van Montaigne ben ik bij Guy Laroche terechtgekomen, en later bij Nina Ricci.
Drie-in-de-pan
Uiteindelijk heb ik acht jaar in Parijs gewoond. Toen ik er een maand of drie zat en ik helemaal voor die stad gewonnen was, begon mijn moeder te roepen: 'Je komt toch nog wel eens een weekendje naar huis toe? 'Dan zei ik: 'Ma, ik vind het nu juist hartstikke leuk hier!' 'Goed jongen, dan komen we volgende week allemaal, met papa en de kinderen!' Ik had zitten opscheppen bij die ateliermeisjes, van: 'Mijn vader is verkoopdirecteur bij een confectionair en ze rijden in een Mercedes', weet je wel. Dus die zeiden: 'Nou, als je ouders volgende week komen willen wij hen wel even zien.' Komen ze een week later de Rue Royale binnenrijden – daar was dat couturehuis – met een wit Kip-caravannetje achter de wagen! Dus ik: 'Nee ma, wat doe je nou! Kan dat ding niet in het Bois de Boulogne staan?' En zij zegt: 'Rustig jongen, wind je niet zo op. Ik heb drie-in-de-pan gemaakt en erwtensoep, we gaan het gewoon gezellig maken.' Om maar te schetsen uit wat voor leuk, gewoon gezin ik kwam. Uiteindelijk zijn mijn broer en mijn zusje ook naar Parijs gekomen, die kon ik weer onderbrengen bij Cardin. Mijn zusje werkt nog steeds bij me.
Dubbele stier
In mijn begintijd had ik geen stuiver te makken, ik moest echt het ene gat met het andere dichten. Maar goed, ik ben er uitgekomen. Ik heb ook altijd iedereen betaald, al moesten ze soms even wachten. Dan zei ik: 'Ik heb het nu niet, maar ik kan je wel vijftig gulden per week geven. Je kunt me het mes op de keel zetten, maar dan krijg je helemaal niks.' Ik was eigen ondernemer, dus mijn schulden hield ik altijd. Nu ben ik dan een BV, maar als er iets zou gebeuren, zou ik toch altijd de dingen afbetalen. Ik ben er ook erg op gespitst dat de mensen die voor me werken onmiddellijk hun geld krijgen. Die hebben er hard genoeg voor gewerkt. Jeetje, ik heb een moeilijke tijden gehad! Maar nooit aan de lijn gehangen bij het Fonds voor de Beeldende Kunst, nooit. Ik ben niet kapot te krijgen. Dat zal de dubbele stier in me wel zijn. Twintig jaar geleden riep de accountant van: 'Het wordt helemaal niets, je moet ermee ophouden!' Maar ik heb gezegd: 'Donder jij maar op, aan jou heb ik niets.' Gewoon doorgaan. En dan ineens komen er weer leuke opdrachten, ook in financieel opzicht. Nu durf ik ook prijzen te vragen, vroeger kon ik dat niet.
Zeventig vaste klanten
Ik denk dat ik rond de zeventig vaste klanten heb. Die zien twee keer per jaar de show, en dan kopen ze een aantal dingen. De een bestelt een rek vol, de ander heeft niet meer nodig dan een stuk per seizoen. Of ze komen ineens van: 'Help, mijn dochter trouwt, ik moet groot uitpakken!' De meesten ken ik al heel lang. Maar iedere keer komen er wel mensen bij. Ik ga ook heel veel naar openingen en partijen. Dan raak ik bijvoorbeeld met en echtpaar aan de praat en dan zegt de vrouw: 'Je mag alles aan me hangen, ik kan het me permitteren.' Of de man zegt: 'Ze heeft dertig jaar met een gezwel in haar hoofd gelopen en ze is nu helemaal genezen. Je mag alles aan d'r verkopen wat je wilt.' En die komen dan, de volgende week. Zo gaan die dingen. Ik heb ook van die briefjes voor mezelf, dan denk ik: 'O ja, die en die is niet op de show geweest, ze had migraine.' Dan bel ik op en zeg: 'Lieverd, ik heb hier een hele mooie jas hangen.' Zegt ze: 'Jongen, ik heb helemaal geen jas nodig.' 'Kom toch maar een kopje koffie drinken, misschien is er iets anders voor je bij.' En dan komt ze. Leuk hoor'!
Enorme perfectionist
Het ideaalste is natuurlijk een vrouw met maatje mannequin. Die hoef ik alleen maar een beetje op het rechte pad te houden. Dat ze straks niet in iets loopt waarvan ik denk: 'O nee, hè, dat had ik niet bedoeld!' Ik sta heus niet met een zweep achter ze, van: 'En je zult het aandoen', zo ben ik helemaal niet. Ik zeg wel dat ik iets anders mooier vind staan, maar als zij dat anders ziet kan ik lang of kort lullen…. Aan de andere kant heb ik ook klanten die zijn klein en dik en daar luistert ieder millimetertje om die zo mooi mogelijk te kleden. Ik ben een enorme perfectionist. Daarom, als een klant komt afpassen, moet ik het echt even zelf zien. Ben ik er niet bij en vraag ik achteraf aan de kleermaker hoe het zat, dan zegt hij misschien: 'Het zat als gegoten.' Dan zie ik het een tijdje later en dan denk ik: 'Nou, gegoten…' Ik zeg: 'Schat, geef dat pakje maar even mee, die mouw moet echt iets hoger.' Ze zijn natuurlijk niet altijd blij met me. 'Wat zit je nou weer te zeuren, het zit toch goed, dat ziet ze toch niet.' Maar het is mijn naam die er in staat."
Grenzen overschrijden
Frans Molenaar vond het leuk om grenzen te overschrijden, om niet alleen maar mode maken. Toen ik hem in 2001 interviewde was hij net bezig om voor Introdans een ballet aan te kleden. "Vijf dansers en vijf danseressen, allemaal in hetzelfde ontwerp. Een stel in het geel, een in het blauw, een in het rood…. De mannen krijgen er een broek onder, de meisjes – geloof ik – niks. Het achterdoek wordt oranje-wit gestreept, want ik kan aan mooie katoen komen die 2 meter 85 breed is. We gaan nu een maquette maken om een beetje een idee te krijgen." Dat soort dingen vond hij "enig". Net als de restyling van de Ford Ka, waar hij helemaal trots op was. Hij was net gevraagd om weer een nieuwe versie te maken. Die zat al in zijn hoofd: "We gaan er ditmaal een soort Jaguar van maken: van buiten racing green, van binnen cognackleurig leer met groene biesjes, hele mooie matten en een notenhouten dashboardje."
Ontwerper en ondernemer tegelijk
"In dit vak ben je ontwerper en ondernemer tegelijk. In het begin realiseerde ik me dat niet zo. Veertig jaar geleden stond alleen het creatieve deel me duidelijk voor ogen. Ik wilde een nieuw soort couture introduceren, werd aangetrokken door een Courrèges. Die richting wilde ik op, niet van die tuttemelulle jurken. Dat is aardig gelukt. En dan krijg je op een gegeven moment een aanbieding om ook eens wat bedrijfskleding te maken, en blijken ze er een leuk bedrag voor over te hebben om mij een hostess in een mooi pakje te laten steken. Dankzij zulke opdrachten kon ik twee keer per jaar een couturecollectie financieren. Tonnen kost dat, en dat moet allemaal op de een of andere manier worden terugverdiend. Die combinatie hebben we in de loop der jaren uitgebouwd. Het zijn natuurlijk heel verschillende dingen, maar ik vind het net zo belangrijk om ervoor te zorgen dat die meisjes achter de kassa van de Albert Heijn er mooi bijzitten als die ene mevrouw die het niet kan schelen wat het kost."
Viktor & Rolf
Wat de jonge Nederlandse ontwerpers betreft, keek Frans Molenaar met plezier naar Viktor & Rolf. Hij had bewondering voor de slimme manier waarop zij het aanpakten. "Eerst hebben ze een hoop lucht verkocht om naamsbekendheid te krijgen, en door dat succes is er een goede Italiaanse fabrikant op hen af gekomen. Ze maakten eerst van die hele exuberante modellen, en die heeft hij afgezwakt tot iets wat commercieel haalbaar is. Maar wat geeft dat nou?" Daarom zou hij hen ook de Frans Molenaar Prijs geven, omdat ze zo origineel waren. "Voor het overige wordt er vooral een hoop rotzooi ontworpen, als ik de bladen doorkijk. Ik kan er tenminste geen creativiteit in zien als iemand een jas maakt van hoogpolige vloerbedekking. En dan die magere kinderen die ze tegenwoordig als model gebruiken, allemaal sip kijken… Ik wil gewoon meiden die er beeldig uitzien, die tieten en een kont hebben. Vrouwen!"
Frans Molenaar is 74 jaar geworden.