Een partijloze, vrouwelijke burgemeester met een onberispelijke staat van dienst bij justitie: met het aantreden van Annemarie Penn-te Strake (62) leek Maastricht rigoureus te breken met het tijdperk van de eigengereide raspolitici Gerd Leers (CDA) en Onno Hoes (VVD).
Het Nederlandse gedoogbeleid is failliet
Na drie maanden relatieve stilte, liet Penn afgelopen maand zien dat ook zij de confrontatie niet schuwt. Het Nederlandse gedoogbeleid is failliet, zo vindt ze. De juriste wil dat minister Ard van der Steur van veiligheid en justitie zich in Europa inspant om internationale drugsverdragen te wijzigen, zodat wietteelt op kleine schaal mogelijk wordt. Dat is volgens haar de enige manier om de drugscriminaliteit in Maastricht en elders te lijf te gaan. Leers pleitte als burgemeester ook voor gereguleerde wietteelt. Hoes was daar tegen.
Dit werk is geweldig, ik kan niet anders zeggen
De geboren Helmondse woont al 25 jaar in Maastricht. Ze voelt zich thuis in haar nieuwe baan, zo vertelt ze in de schitterend versierde 17e-eeuwse burgemeesterskamer van het stadhuis. Penn praat recht op haar doel af, zonder omtrekkende bewegingen. ‘Dit werk is geweldig, ik kan niet anders zeggen.’
Was er iets dat u niet meteen onder de knie had?
‘Waar ik echt geen kaas van had gegeten, waren de raadsvergaderingen. Ik had er nog nooit een meegemaakt. Ik ben gewend vergaderingen voor te zitten van groepen met een gemeenschappelijk doel. Dat is in de raad niet zo. De eerste keer dat iemand naar de interruptiemicrofoon liep, dacht ik: ‘Wat komt die doen?’’
Beschouwt u zich na uw overstap als politica?
‘Nee, ik ben een bestuurder. Ik ben gedreven door wat mensen bindt. Politiek gaat vaak over wat mensen verdeelt. Ik zie de burgemeester als een tegenwicht voor de democratie.Naast de democratie moet iemand staan die geen partij kiest, die het langetermijnperspectief voor ogen houdt. Als burgemeester heb je zwaardmacht: je beslist over het inzetten van de politie. Die macht moet rechtvaardig worden gebruikt, niet op basis van politieke drijfveren. Het lidmaatschap van een politieke partij is volgens mij voor een burgemeester niet van toegevoegde waarde.’
‘Ik ben de eerste burgemeester zonder partij van een provinciehoofdstad. Ik weet niet of dat een trend wordt, maar het is wel een afwijking van de historie.’
Bent u een uitgesproken burgemeester, zoals uw voorgangers?
‘In mijn rol als rechter heb ik geleerd om eerst goed de feiten vast te stellen. Ik ga niet over één nacht ijs. Maar als ik dan een besluit neem, is dat niet iets waar je me nog snel vanaf krijgt. Ik heb de afgelopen maanden gebruikt om me goed te verdiepen in het drugsdossier. Dan ontstaat er een standpunt, en daar ga ik voor.’
Minister Van der Steur zal niet blij zijn met u.
‘Dat zou kunnen. Ik heb hem netjes gesproken, voordat ik mijn drugsvisie presenteerde. Hij nam het voor kennisgeving aan. Maar hij moet in de benen. Hij moet erkennen dat er een probleem is met het gedoogbeleid, en het onderwerp internationaal agenderen.’
Is het realistisch, om verdragen te willen veranderen?
‘Jazeker. Maar de minister moet het willen. Als de massa van mensen die zeggen dat er iets moet gebeuren groter wordt, zal er uiteindelijk iets kantelen in Den Haag.’
Hoe karakteriseert u de criminaliteit in Maastricht?
‘Als Randstedelijk. Ik heb een paar keer meegemaakt dat iemand van de landelijke eenheid van het OM kwam kijken en zei: ‘Mijn God, wat gebeurt hier‘. De mate van agressie, bij overvallen bijvoorbeeld, is groot.’
U heeft veel te maken gehad met drugscriminaliteit: twintig jaar als rechter, en later als hoofdofficier van justitie. Wat heeft u daar geleerd?
‘Het gedoogbeleid is lastig. Iets mag niet, maar toch een beetje. Dat maakt het voor de burger niet makkelijk te volgen. Ik probeerde dan als rechter een beetje mild te zijn, zeker in kleine zaken. Je ziet nu dat sommige rechters geen straffen opleggen voor goedbedoelde teelt voor coffeeshops. Mogelijk dat rechters zo uiteindelijk het probleem voor de politiek oplossen, zoals het ook is gegaan bij abortus en euthanasie. Maar eigenlijk hoort dat via beleid te gaan.’
‘Ik weet uit mijn tijd als hoofdofficier dat het lastig is om zware georganiseerde drugscriminaliteit bestraft te krijgen als de achterdeur van coffeeshops open staat. Die achterdeur pak je niet aan. Je kijkt als OM maar een beetje weg.’
In 2012 werd u lid van het landelijke College van procureurs-generaal. Daar had u softdrugs in u portefeuille. Dat lijkt me een lastige rol.
‘Ik zag soms het ongemak bij de officieren. Maar ik kon er niets mee doen. Je bent dan doorgeefluik van de beleidslijn van het ministerie van veiligheid en justitie.’
Bent u daarom burgemeester geworden? Om zelf te kunnen besturen?
Aarzelend: ‘Zo heb ik dat niet gevoeld. Maar ik vind het prettig dat ik nu gewoon kan zeggen wat ik wil. Ik heb gesolliciteerd omdat ik dichter in de samenleving wilde komen. Ik heb nu elke dag vijf of zes onderwerpen in handen die iedere burger aangaan. Ik kom ook veel meer fysiek buiten, ik ga vaak op wijkbezoek. Het is een mooi, vol vak.’
Dit artikel verscheen eerder in Trouw.