Programma’s die vanuit grassroots level zijn ontwikkeld, worden verwezen naar kleinere financieringsprogramma’s.
Mijn Masai-vrienden, die hun klimaatadaptatieprogramma in heel Oost-Afrika willen uitrollen, stuurden mij naar het grootste fonds voor klimaatadaptatie, het Global Center on Adaptation (GCA) in Rotterdam. Eerder schreef ik al over hun kennis, hun programma’s en hun inspanningen in heel Oost-Afrika. Over hun scholingsprojecten voor herdersvolken, het slachthuis dat voorkomt dat vee sterft van de droogte en hun ervaring met graslandherstel.
Wat zij nodig hebben is geld om hun programma’s op te schalen en uit te breiden. Zodat alle pastoralisten en nomaden toegang krijgen tot water, onderwijs en kennis over graslandherstel, markttoegang en andere manieren om met het snel veranderende klimaat om te gaan.
Toen ze het bericht lazen van CEO professor Patrick Verkooijen van GCA, die Uhuru Kenyatta, tot voor kort president van Kenia, uitriep tot wereldkampioen voor het Africa Adaptation Acceleration Program (AAAP), dachten ze het juiste loket gevonden te hebben. Vooral omdat deze organisatie miljarden dollars inzamelt voor precies hetzelfde doel.
Kikuyu
Het AAAP is een gezamenlijk initiatief van het GCA en de African Development Bank (AfDB), die 25 miljard dollar voor klimaatadaptatie probeert bijeen te krijgen tegen 2025. Het gaat dan om voedselzekerheid, een veerkrachtige infrastructuur, werkgelegenheid en financiering.
De doelen van de Masai zijn hetzelfde, maar Uhuru Kenyatta is een Kikuyu. Hij komt niet uit een herdersgemeenschap, hij is erg moeilijk te bereiken voor die Masai. Dus om de cultuurverschillen te overbruggen vroegen ze mij. Als hun vriend, die uit hetzelfde land komt als Patrick Verkooijen.
Samenwerking
Dus ga ik, op een druilerige maandag, naar Rotterdam, naar het grootste drijvende kantoor ter wereld. Het is de eerste maandag nadat hij terugkeerde van de 2022 Commencement Ceremony in Nairobi, waar hij een eredoctoraat kreeg van de Universiteit van Nairobi.
Ik kreeg de gelegenheid om hem te feliciteren en hem, namens mijn Masai-vrienden, enkele traditionele geschenken te overhandigen. Inclusief enkele brieven en een Certificate of Appreciation ‘voor zijn grote inspanningen om versnelde klimaatadoptieprogramma’s in Afrika te implementeren’. De boodschap is helder: op het certificaat van de Climate Smart Pastoralist Association stond de duidelijke wens om samen te werken met GCA.
Rungu en hoofdband
Verkooijen was erg blij met de cadeaus en toonde begrip voor de situatie. Tijdens zijn recente reis naar Kenia had hij ook Masai ontmoet, van wie hij precies dezelfde geschenken kreeg: een geruite deken, een rungu en een hoofdband, beide met kralen versierd.
Hij komt al 25 jaar in Kenia, vertelde hij me, dus Verkooijen weet van de problemen waar herders mee kampen, nu het klimaat verandert. Ik hoefde hem niet te vertellen over stervend vee en zelfs mensen. Hij vertelde me een voorbeeld dat mijn vrienden mij ook hadden verteld: “herdersgemeenschappen hebben toegang tot water nodig. Een dam of een put. Maar het is belangrijk dat elk die toegang krijgt, anders ontstaan er jaloezie en zelfs gevechten tussen dorpen en gemeenschappen.”
Schaalgrootte en snelheid
Hoewel er enige afstand tussen ons was – ik vermoedde aanvankelijk door de aanwezigheid van een Engelssprekende communicatiemedewerker wat ons verhinderde Nederlands te spreken – zaten we toch op hetzelfde niveau. Dacht ik. Deze man begrijpt de situatie en kent de oplossingen. Hij heeft het geld, mijn vrienden hebben de kennis, de ervaring en de drive. En vooral: we hebben een gemeenschappelijk doel. Het is tijd om elkaar de hand te schudden en te praten over een ontmoeting tussen mijn Masai-vrienden en GCA om te praten over een gezamenlijk programma.
Maar nee, zo werkt GCA niet, legt de hoogleraar uit. “Onze projecten werken op twee dimensies. Het gaat om schaal en het gaat om snelheid. We hebben geen programma’s voor gemeenschappen van 50 of zelfs 250 mensen, we praten over miljoenen.” GCA investeert in grote programma’s, uitgevoerd in samenwerking met internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
“We zijn geen programma voor kleine subsidies.” Voor kleinschalige boeren of gemeenschapsprojecten is er al een Adaptation Fund, legt Verkooijen uit. Ik probeer nog te benadrukken dat het hier geen klein gemeenschapsproject betreft, maar een internationaal programma dat probeert op te schalen. Maar zijn antwoord is resoluut: “Nee! Dit is relatief kleinschalig. Het is voor een paar honderd mensen. Dat is voor het Adaptation Fund. Dat is er speciaal voor lokale gemeenschappen.”
Zitten en wachten
De boodschap van GCA en haar Africa Adaptation Acceleration Program aan mijn Masai-vrienden is duidelijk: je moet naar een andere balie. Dus nu moeten mijn vrienden proberen toegang te krijgen tot dit financieringsprogramma. Ook dit instituut heeft mogelijkheden. Ze hebben geen budget van miljarden, maar misschien kan er een begin zijn met een paar van hun miljoenen dollars.
De enige manier om toegang te krijgen tot de GCA is door op hun handen te zitten en te wachten. “Met $ 25 miljard is ons AAAP het grootste aanpassingsfonds ter wereld. Op een gegeven moment druppelt er iets naar beneden.”