Daniella (1972) woont samen en is moeder van drie zoons. Haar Poëziealbum dateert uit 1920.
Daan: “Het was van mijn oma, en daarna van mijn moeder. Toen ik elf was gaf ze het aan mij. Het eerste versje is geschreven in 1920 door mijn overgrootmoeder voor mijn oma. Het album is mij zeer dierbaar, een historisch documentje. Als kind vond ik dat al. Het was zo’n gaaf, uniek boekje. Met die ouderwetse handschriften en mooie plaatjes. Als ik het meegaf aan iemand om in te schrijven, was ik altijd bang dat het kapot zou gaan of in een hoek zou belanden. Gelukkig ging het altijd goed.
Net als bij mijn oma, schreef ook mijn moeder als eerste iets voor mij. Ze koos een mooi gedicht van Dirk Witte: Mens, durf te leven. Over jezelf zijn, en je eigen pad kiezen in het leven. In plaats van ‘Mens’ schreef ze steeds ‘Daantje’. Ze heeft dat gedicht heel bewust gekozen. De boodschap is prachtig. Ik heb het vaak gelezen.
Ook de versjes van juffen en meesters zijn heel leuk om terug te zien. Ik heb goede herinneringen en denk nog regelmatig aan hen terug. Mijn oude kleuterjuf Marja bijvoorbeeld. Zij schreef geen rozen verwelken, schepen vergaan-versje, maar twee pagina’s met een zelfgemaakt gedicht speciaal voor mij. En een leraar plakte een gedroogde bloem bij zijn versje. Die bijdragen betekenden echt iets. Ik was er trots op, en voelde me heel bijzonder.
De versjes van vriendinnetjes zeggen me een stuk minder. Ik heb geen contact meer met klasgenootjes van de lagere school. Ik had ook weinig aansluiting die klas. Ze vonden mij een beetje kakkerig denk ik. Ik zat op hockey, als enige van de klas. Ik had een beste vriendin, Jackie, maar met de rest speelde ik weinig. Jackie schreef het laatste versje in 1984. Met gekleurde geurpennen, een kaart van Snoopy en vrolijke stickertjes. Dat vonden we toen heel cool. Het was een fase, net als knikkeren en elastieken.
Toch smelt ik vooral bij die mooie, ouderwetse gedichten en poëzieplaatjes. Mijn oma schreef op 18 juli 1983 een mooi versje. Over lief zijn voor anderen en altijd de zon zoeken achter de wolken. Wanneer je zo leeft, ontvang je meer dan je geeft. Dat is toch prachtig? Alles van mijn oma is bijzonder voor mij. Ze was als een tweede moeder voor mij. Op mijn zestiende overleed ze aan Parkinson. Ik koester alle herinneringen. Logeerpartijen. ‘s Ochtends kroop ik bij haar in bed en vertelde ze over vroeger, over haar jeugd in Rotterdam en spelen bij de havens. We maakten wandelingen, gingen naar de speeltuin en bezochten musea. Met de bus. Dan gaf ik haar een stevige arm, en haalde het geld uit de portemonnee. Ze was toen al zieker dan ik me realiseerde. Dat het poëziealbum eerst van haar was, maakt het extra bijzonder.”
Anne Marie (1948) is getrouwd en moeder van drie kinderen en vier kleinkinderen.
“Ik ben geen bewaarder. Maar dit boekje is een uitzondering. Het staat al jaren in de kast. Ik bewaar het, omdat het zo persoonlijk is. Ik herinner me nog goed dat poëziealbums heel erg ‘in’ waren. Iedereen had ze. Ik wilde er ook graag eentje. Voor mijn achtste verjaardag kreeg ik hem. Ik was dolgelukkig. Mijn oma schreef erin, en mijn vader. Een schattig gedichtje over een hartje van goud en een zuiver geweten. Ondertekend: Je Papa. Ik was toen al blij met zijn bijdrage, maar nu heeft het diepere, emotionele waarde. Mijn vader was een man van weinig woorden. Het ontroert me dat hij zo’n lief gedichtje voor me uitzocht, en de plaatjes erbij…
Het gedicht van Piet is het meest dierbaar. Piet was kok op een sleepboot en voer de hele wereld over. Een grote, ruige man met een flinke bos haar. Type ruwe bolster, blanke pit. Hij was getrouwd met Lies, die wij na de watersnoodramp in huis hadden opgenomen. Haar familie had veel te lijden gehad. Lies was als de grote zus die ik nooit gehad had. Ze was coupeuse maar werkte bij ons in de groentewinkel en in huis. Toen ze trouwde met Piet, verhuisden ze naar een woning verderop in de straat. Het contact bleef goed en warm. Ik was altijd welkom. Ook toen de kinderen kwamen. Als ze een jurk naaide voor haar dochter, naaide ze er ook één voor mij en één voor mijn pop.
Ik wilde heel graag dat Piet in mijn album schreef. Ik weet het nog precies, het was bij ons in de woonkeuken. Ik gaf hem het album en hij ging ermee aan tafel zitten. Het duurde eindeloos. Ik zat ernaast, verzenuwd en vol verwachting: wat ging hij doen? Uiteindelijk kwam er een allerliefst gedicht uit.
Net als mijn vaders gedicht, is ook het gedicht van Piet vooral nu heel waardevol. Hij had waarschijnlijk nooit eerder een poëziealbum gezien, laat staan een gedichtje geschreven. Het is hartverwarmend om terug te lezen. Helaas is Lies niet oud geworden en is het contact met Piet verwaterd. Maar ik ben hem nooit vergeten. ‘Saus Oom Piet’ is niet weg te denken uit ons gezin. Ik maak hem nog steeds: met oude jus, ketchup, sambal en ketjap. Heerlijk!
Ik denk met weemoed terug aan mijn jeugd. Het waren fijne jaren. Wat ik mooi vind aan die tijd, was de zelfwerkzaamheid. We namen tijd en moeite voor elkaar om iets moois te maken. Er was echte aandacht en dat voelde goed. Als iemand een mooie, kunstzinnige bloem in mijn album tekende, voelde ik me helemaal super. Natuurlijk heeft ook deze tijd goede dingen. Ik ben dol op mijn computer en mail dagelijks met mijn kinderen. Maar het is vluchtig en snel: een druk op de knop. Eigenlijk zou ik weer ouderwets brieven moeten gaan schrijven…”
Annemarie lief en zoet
Het is een verzoek van u, dat ik hier iets neerschrijven moet
En ik hoop dat het je voldoet
Dat dit een zeeman doet
En al is hij dan getrouwd
Het is toch een teken dat hij van je houdt
Je grote vriend Piet
En vergeet dit niet
Eugénie (1969) is getrouwd en moeder van twee zoons.
“Het album lag op zolder in een doos. Ik ben blij dat het weer tevoorschijn gehaald is. Het had vroeger al waarde en dat heeft het nog steeds. Voor mij, maar ook voor mijn jongens. Ze hebben het met veel interesse bekeken en wilden alles weten. Wie was dat, en waar kende je die van? Ze krijgen met dit album, een inkijkje in mijn kinderwereld van toen. Joost had vorig jaar een project op school over poëzie. Ze maakten gedichtjes voor elkaar in de klas en mochten poëziealbums meebrengen van ouders. In het album van de moeder van Isa, een meisje uit zijn klas, stond een gedicht van mijn zusje Aline. Zo’n prachtig toeval! Isa heeft dat gedichtje vervolgens in het schriftje van Joost gezet. Ze vonden het geweldig om te zien dat grote mensen, zoals mama en tante Aline, dezelfde dingen deden als zij toen ze klein waren.
Voor mij is het album natuurlijk vooral een boekje vol herinneringen. Er staat Poesie op, maar wij noemden het thuis altijd Poëzie. De ouderwetse uitspraak. Het eerste versje is geschreven door mijn juf van de tweede klas, in 1976. Het gaat over God. Alle versjes van docenten gaan over God. Ik zat op een christelijke basisschool en hoewel ik niet religieus ben, vind ik die basis nu toch heel waardevol. Ik herinner me de meester van klas zes, die prachtig en bevlogen Bijbelse verhalen vertelde. Onze maatschappij is op de christelijke geschoeid. Ik vind het waardevol om die achtergronden te weten.
De meeste versjes zijn van kinderen uit de klas. Daar ging het om. Het was een sport om zoveel mogelijk kinderen te vragen. Meisjes, want de jongens deden niet mee. De meisjes die ik het engst vond, staan achterin. Die durfde ik niet eerder te vragen. Het grappige is, dat die versjes van kinderen uit de klas me nu nog maar weinig zeggen. Het zijn de versjes die er toen minder toe deden, van familieleden bijvoorbeeld, die me nu het meest raken. De versjes van mensen die op een of andere manier dichtbij stonden. De zelfgemaakte gedichtjes van mijn zussen en nichtje bijvoorbeeld. En de bijdrage van mijn oma, die in 1978 een lied schreef waarvan ze hoopte dat ik er vreugde aan zou beleven. Ik was erg onder de indruk, het was een lang gedicht met schattige bloemetjes van stof erbij geplakt. Ze had het niet zelf geschreven. Ze hield niet van dichten en poëziealbums. Ze deed het voor mij. Mijn tante Margriet had het gedicht gemaakt. Dat realiseerde ik me pas later, en het maakte me ook niet zoveel uit. Ik vond het een mooi gedicht. Achteraf zie ik nog beter hoe knap het in elkaar zit. De eerste helft gaat over mijn oma. Maar de tweede helft is heel wezenlijk, over het volwassen leven. En tegelijkertijd sluit het goed aan bij de belevingswereld van een kind. Heel mooi! Een gedicht voor jong en oud.”
Voor mijn lieve kleindochter Eugenie,
Je vraagt me een versje in je boek
Dat is voor jou maar een klein verzoek
Voor mij valt dat heus echt niet mee
Ik schrijf ze niet zo ene twee
Want wat ik jou als wens wil zeggen
Is niet in drie woorden uit te leggen
Het leven is net een grote puzzel
Allemaal stukjes bij elkaar
Van lief en leed, pret en verdriet
Je puzzelt steeds verder, en klaar kom je niet
Want sommige stukjes dat zul je wel merken
Passen niet, daar moet je aan werken
En eens op een dag ontdek je blij
Gelukkig, er past weer een stukje bij
Totdat je aan’t eind van je leven kijkt
Of de puzzel echt op Eugenie lijkt
Kader
Een poesiealbum (of kortweg poesie) of poëziealbum is een album waarin kleine gedichten en versjes van vrienden worden verzameld. Het begrip poesiealbum komt uit Duitsland. Het poesiealbum vindt haar oorsprong in het album amicorum.
Een album amicorum – Latijn voor ‘vriendenboek’ – is een album waarin de eigenaar persoonlijke bijdragen verzamelde van vrienden, collega’s, medestudenten, leermeesters en bekende personen. De gewoonte om een album amicorum bij te houden ontstond in de 16e eeuw en was vooral populair in Duitsland, Nederland en Scandinavië.
Studenten vroegen aan het eind van hun studie aan leermeesters om een herinnering aan de studententijd te schrijven in een zogenoemd Stammbuch – een handtekening, citaat of andere tekst. Ook medestudenten schreven in het Stammbuch. De citaten, spreuken, soms gedichten werden in vaak voorzien van een handtekening, tekening of rebus. Het poesiealbum uit de 20e eeuw is een uitvloeisel van dit Stammbuch.
Foto: wiki – poesiealbum uit 1899 van calimero54