“Ons hele leven draait om het boogschieten. Ik ben altijd dol geweest op de middeleeuwen en doe regelmatig aan reenacting, het naspelen of uitbeelden van geschiedenis. Meestal op festivals waar we staan met een stand. Ik zie er dan van top tot teen uit als een middeleeuwen, met pijl en boog, en mijn kinderen ook! Zij weten niet beter, ze groeien op met het boogschieten en middeleeuwse kledij. Ik neem ze van baby af aan mee naar de werkplaats, festivals en wedstrijden. Chaia heeft al een eigen boog.
Ik ben door mijn vader in het boogschieten gerold. Toen ik twaalf was, kocht hij zijn eerste boog op een festival in Schotland. Toen de boog stuk ging, kocht hij een tweede. Toen ook die boog stuk ging, besloot hij er zelf een te maken, want mijn vader was houtbewerker. Zo gezegd zo gedaan. Hij legde zich toe op het vervaardigen van handgemaakte bogen en zijn bedrijf Fairbow is nu de grootste zelfproducerende leverancier in Europa! Ik heb het boogschieten van hem geleerd en mijn eerste boog zelf gemaakt, onder leiding van hem. Inmiddels hebben we een winkel met werkplaats in Zaandam en staan we het hele jaar door op festivals. Elke herfst organiseren we een festival met wedstrijden.
Dat iedereen meehelpt in het familiebedrijf, is heel vanzelfsprekend. Ook mijn man en broers, die andere banen hebben, helpen mee. Ik ben heel close met mijn ouders en de familieband is sterk. Ook buiten het boogschieten om. Voor mij was het bijvoorbeeld heel normaal dat mijn man, oma, moeder en tante bij mijn bevallingen waren. Mijn laatste bevalling ging niet makkelijk, en liep uit in een lange ziekenhuisopname. Mijn oma heeft al die dagen aan mijn bed gezeten. Zonder haar zou ik volkomen zijn doorgedraaid!
Familiebanden zijn voor ons sowieso heel belangrijk. Ik ben opgegroeid op een woonwagenkamp, waar je met grote families samenleeft. En met groot bedoel ik echt groot! Laatst was ik op een burgerbegrafenis en verbaasde met over het kleine aantal bezoekers, een stuk of honderd? Waar blijven alle mensen, vroeg ik mijn vader? Hij vertelde me dat een opkomst als dit heel normaal is voor burgers. Als wij een begrafenis hebben op het kamp, komt de héle familie afscheid nemen: nichten, neven, ooms, tantes, aangetrouwde familie, kleinkinderen enzovoort. Toen mijn opoe overleed, de moeder van mijn oma, waren er bijna 1000 mensen.
Ik ben op mijn 21e getrouwd. Voor woonwagenbegrippen is dat laat. Mijn moeder was 18 toen ze trouwde. Volgens de traditie van de kampbewoners, liep je rond je zestiende samen weg om samen de nacht door te brengen. Als je weer terugkwam, ging je touwen en bleef je altijd samen. Voor de jongere generatie is het aan’t veranderen, maar ik ken niemand van de oude generatie die gescheiden is. In principe trouwen we tot de dood ons scheidt.
Mijn vader komt niet ‘uit de reis’, zoals wij dat zeggen. Hij werd verliefd op mijn moeder en kwam elke dag vis kopen bij haar in de kraam waar ze werkte. Terwijl hij niet van vis houdt! Toen ze trouwden kwam hij op het kamp wonen bij mijn moeder. Inmiddels woont hij er langer dan dat hij ooit in een huis gewoond heeft, dus hij is helemaal ingeburgerd. Ik ben opgegroeid op het kamp. Ik heb een fijne jeugd gehad. Op het kamp woon je met heel veel nichtjes en neefjes en er is altijd wel iemand om mee te spelen. Je kunt ook overal langsgaan, meepraten en aanschuiven. De sfeer is hartelijk en warm. Wel ben ik opgevoed met de wetenschap dat het kamp niet de samenleving is. Ik ging naar een gewone school en heb altijd baantjes gehad buiten het kamp. Mijn vader zei altijd: het kamp is heel mooi, maar het is niet de echte maatschappij. Hij vond het belangrijk dat ik de gewone wereld leerde kennen.
Mijn man is ook een burger. Ik zag hem op een festival waar hij hamburgers stond te bakken en was meteen verliefd. Hij vond mij maar een schattig bakvisje, want ik was pas zestien! maar we hielden contact via facebook en een paar jaar later ging het alsnog aan. Ik ben van huis uit getrouwd, en we wonen nu met de kinderen in een gewoon huis. Dat was even wennen. In de samenleving kan je niet zomaar aanschuiven bij de buren. Waar wij zeggen: ‘pak ff een bord’, zeggen de buren: ‘het komt nu niet zo goed uit’. Maar ik heb mijn draai gevonden. Wonen in een huis heeft ook voordelen. Onze lifestyle, met veel festivals, is best vermoeiend. Elke keer die enorme middeleeuwse tent op- en afbouwen, duizenden mensen langs je tent, van ’s ochtends tot ’s avonds laat in de weer… Ik vind het heerlijk om na die drukte, lekker rustig thuis te zijn in mijn huisje.
Maar het kamp zit natuurlijk in mij. Mijn man wijst me vaak op gewoontes en maniertjes van het kamp. Ik ben bijvoorbeeld heel direct en praat vaak in de gebiedende wijs. Op het kamp leef en werk je zo close met elkaar, dan moet je wel duidelijk zijn en grenzen aangeven: tot hier en niet verder. Ik praat ook met handen en voeten en veel emotie. Het lijkt of ik ruzie maak, maar het gaat over de boodschappen! Op het kamp komen mensen ook zonder te kloppen binnen, schuiven aan en praten mee. Het is makkelijk om samen te kleven. Er is altijd wel een familielid in de buurt, dus waarom zou je dan verder kijken? Ik vind het fijn dat mijn kinderen – naast de kinderen op het kamp – ook nieuwe contacten buiten maken. Het maakt hun wereld groter.
Ik kom nog steeds graag op het kamp en mijn kinderen ook. Maar ik heb vrede met mijn nieuwe leven in een huis. Ik heb mijn eigen ritme ontwikkeld. Op het kamp is de rolverdeling vrij traditioneel. Vrouwen blijven thuis en zorgen voor de huishouding. Hygiene is héél belangrijk, vrouwen poetsen de hele dag. Voor mij is het te old fashioned. Het strookt ook niet met mijn leven als Middeleeuwer op festivals. Daar banjer ik door de natuur en word ik vies, dat hoort erbij. Als ik een stuk vlees laat vallen op de grond, veeg ik het af en gaat het weer op het vuur. Dat zou op het kamp niet kunnen.
Al met al heb ik mijn eigen weg gevonden in het leven. Het boogschieten is de rode draad. Met een pijl en boog in handen, voel ik me compleet. Het mooie aan boogschieten is dat het echt voor iedereen is. Of je nu gehandicapt bent of in top conditie, in het boogschieten ben je elkaars gelijke. Het is divers, sociaal en tegelijkertijd individueel. Of ik goed kan boogschieten? Op een goede dag raak ik het midden van een twee euromunt vanaf 20 meter. Op een slechte dag schiet ik een vrachtwagen nog mis! Als ik stress in mijn hoofd heb of te emotioneel ben, lukt het niet. Boogschieten vergt rust en concentratie. Het werkt bijna zoals een mantra, je herhaalt steeds dezelfde beweging. Je moet de pijl op dezelfde manier naar je toe trekken en op eenzelfde manier loslaten. Als je die handeling kan perfectioneren, word je steeds beter.
De Middeleeuwse levensstijl inspireert mij ook als moeder. Tijdens boogschietwedstrijden loop ik vrij door de bossen op het terrein met pijl en boog! Mijn kinderen krijgen die sfeer ook mee. Ik ben niet bang dat ze vallen of vies worden. Als ze vallen, dan pak ik ze op; als ze vies worden, veeg ik ze af. Ik vind het fijn om ze dat mee te geven, dat gevoel van vrij zijn in de natuur. Ik heb ook een diploma om te jagen. Ik doe het zelden, en ik ben tegen bloedkoorts – schieten om het schieten – maar eerlijke jacht, die past in het beheren en behouden van wild, vind ik mooi. Ik weet hoe ik wild moet schoonmaken en heb dat ook laten zien aan de kinderen. Ik vind het belangrijk dat ze weten waar vlees vandaan komt, dat het niet kant en klaar uit de supermarkt komt.
Ook mijn vader is een belangrijk voorbeeld voor mij als ouder. Mijn moeder natuurlijk ook, zij is de stabiele factor in het gezin. Maar het mooie van mijn vader is, dat hij niet gelooft niet in ‘dat kan niet’. Als hij iets wil, dan doet hij het. Hij kiest zijn eigen pad. Waar vroeger iedereen op vakantie ging naar een warm oord, zaten wij op een landgoed in Schotland in een eeuwen oud huisje rond het kampvuur onder de sterren naar spookverhalen te luisteren. Hij bedacht: we gaan boogschieten, en nu zijn we grootste van Europa. Die combinatie van excentriek, zelfvertrouwen en daadkracht wil ik meegeven aan mijn kinderen. Dat je alles kunt worden wat je wil, ook als het niet voor de hand ligt. Of ze nu bakker of schilder willen worden, of middeleeuwer of boogschutter! De wereld ligt aan hun voeten…”