Uitgebalanceerde biodynamische babyvoeding, opvolgzuivel van het duurste merk, pedagogisch gecertificeerd kersenhouten speelgoed, een designbedje en mooiste kleertjes… We willen het beste voor onze kleine prinsen en prinsessen. Maar je baby heeft er niks mee. Veel belangrijker dan alle spullen van de wereld, zijn liefde en aandacht. Het enige dat een baby écht nodig heeft: liefde en aandacht.
Het inzicht dat liefde, warmte en geborgenheid het allerbelangrijkst is voor baby’s en kinderen, is een modern inzicht. Volgens Sigmund Freud (1856- 1939) had een zuigeling slechts voeding nodig en vormde die behoefte de basis voor de moeder-kindrelatie. Een baby die huilt doet dat bij wijze van roep om borst of fles, zo dacht men. Een baby die lacht stemt de voedster gunstig. Baby’s gedragingen zouden allemaal zijn aangeleerd, dus liefde, knuffelen en aandacht zouden baby’s alleen maar verwennen en maken tot manipulerende aandachtstrekkers. Hoogst schadelijk voor de gezondheid, zo was het idee…
Pas in de jaren dertig van de vorige eeuw werd een verband aangetoond tussen moederliefde en ontwikkeling. Bij apen, maar toch. De Amerikaanse psycholoog Harry Harlow (1905 -1981) ontdekte per toeval tijdens een onderzoek naar de intelligentie van apen, dat proefdieren die afgezonderd van moeder en soortgenoten opgroeiden, gestoord gedrag vertoonden en moeite hadden met het oplossen van problemen. Hij vermoedde dat de afzondering het gedrag veroorzaakte. Later verwees hij Freuds ‘liefde gaat door de maag’ theorie naar het rijk der fabelen door pasgeboren babyaapjes in een hartverscheurend onderzoek te laten kiezen tussen een voedende kunstmoeder van ijzerdraad en een niet voedende nepmoeder van zachte badstof. De aapjes kozen zonder uitzondering voor de zachte, beschermende nepmoeder boven de voedende variant. Harlow was de grondlegger van de moderne opvatting dat de drang naar warmte en geborgenheid niet aangeleerd is, maar aangeboren.
Hierop voortbordurend, bleek uit verder onderzoek steeds duidelijker dat een gebrek aan liefde in de jeugd een negatieve invloed heeft op latere relaties en een vergrote kans geeft op depressie, verslaving en een gevoeligheid voor stress. Pedagoog Rien IJzendoorn, verbonden aan de universiteit van Leiden, deed eind vorige eeuw grootschalig onderzoek naar kinderen die in hun vroegste jeugd in weeshuizen hebben doorgebracht. Al was hun lichamelijk verzorging goed, ze vertoonden fysieke en mentale achterstand. Hun hoofdomvang was kleiner dan die van leeftijdgenootjes die onder normale omstandigheden opgroeiden en ze presteerden cognitief minder goed. Deze achterstand bleek wel te compenseren: als de kinderen voor hun tweede levensjaar werden geadopteerd en wél ouderliefde kregen, haalden ze de achterstand binnen een paar jaar in.
Tegenwoordig is ‘hechting’ een belangrijke focus van onderzoek. Kinderen die liefde en aandacht krijgen zijn veilig gehecht en die veilige hechting is de beste basis voor geluk en stabiliteit in het verdere leven. Channah Zwiep is pedagoge en begeleid ouders vanuit haar bureau Kind Enzo. Zij benadruk het belang van liefde, zorg en affectie voor een gezonde en veilige hechting van het kind aan de primaire verzorger(s). Zwiep: ‘Je kunt die liefde definiëren als het sensitief en responsief reageren door stabiele, betrouwbare en voorspelbare vaste verzorgers. Dat betekent dat de signalen van het kind zoals huilen, lachen, druk bewegen, of juist rustig zijn gang gaan, worden opgepikt en dat erop wordt gereageerd. Het kind krijgt vertrouwen in de verzorgers en daarmee vertrouwen in zijn omgeving. Vanuit dat veilige gevoel gaat een kind experimenteren en leren.’
Zwiep: ‘Veilige hechting met vaste verzorgers is de basis van waaruit later relaties worden aangegaan met anderen. Dit geldt voor alle soorten (liefdes)relaties en vriendschappen. Ook voor de seksuele ontwikkeling later is die hechting van belang: intimiteit en seksualiteit hebben veel te maken met overgave, en daar is vertrouwen voor nodig. Belangrijk is wel dat ouders uitgaan van de behoefte en ontwikkeling van het kind. Zodra een ouder niet meer het kind centraal stelt, maar vooral uitgaat van zijn eigen behoeften en eventuele angsten, zit het de ontwikkeling van het kind juist in de weg. Neem een overbezorgde moeder die bang is dat haar kind zich pijn doet en het uit bescherming niet op het klimrek laat klimmen. De moeder geeft liefde maar is niet sensitief en ook niet responsief; het kind wil lopen en klimmen, maar krijgt niet de kans. De Britten hebben voor deze soort liefde een mooi woord: smothering.’
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat vaderliefde net zo belangrijk is voor de ontwikkeling van een kind als moederliefde. Psychologen Rohner en Khaleque van de universiteit van Connecticut onderzochten de invloed van acceptatie en afwijzing van ouders op de persoonlijke ontwikkeling van hun kinderen. Ze bestudeerden daartoe 36 onderzoeken die wereldwijd gedaan zijn op dat gebied. Kinderen die afgewezen worden door een van hun ouders zijn angstiger, vijandiger en agressiever. Ze hebben later in hun leven meer moeite met het aangaan van intieme of hechte (vriendschaps)relaties.
De invloed van liefde op gedrag zit ingewikkeld in elkaar. Je zou denken dat fijne ervaringen leiden tot fijne herinneringen en meer kans bieden op een gevoel van geluk. En andersom: nare jeugdervaringen kunnen depressies, agressie en verslavingen oproepen vanwege de nare (onbewuste) herinneringen aan vroeger. Maar het ligt ingewikkelder. Liefde tijdens de jeugd grijpt via de genen in op de hersenen, waardoor het gedrag verandert. Het gaat dus via een omweg. Een jaar of vijftien geleden toonden de Amerikaanse onderzoekers Wayne en McEwen aan dat het dagelijks weghalen van muizen bij hun moeder ervoor zorgde dat twee groepen genen die belangrijk zijn voor de hersenontwikkeling, anders werden afgelezen.
De eerste groep genen heeft betrekking op de bekabeling van de hippocampus (belangrijk voor het geheugen en het omgaan met stress) en de hersenschors in het voorhoofd (waar motivatie, gedrag en angst wordt geregeld). Een andere groep genen die door een gebrek aan liefde wordt beïnvloed, grijpt in op het dopaminesysteem (essentieel voor het ervaren van prettige gevoelens en van invloed op het ontwikkelen van verslavingen).
Belangrijke uitkomst van dit onderzoek was dat een gebrek aan liefde de expressie van genen beïnvloedt, daarmee de hersenen en vervolgens het gedrag. De onderzoekers kwamen er ook achter dat de genetische veranderingen onder invloed van liefde een ‘slepende’ werking hebben: de veranderde genen geef je door aan je eigen kinderen. Gelukkig betekent dit dat we het proces ook positief kunnen beïnvloeden. Door onze kinderen heel veel liefde en aandacht te geven, zorgen we voor een gelukkig(er) nageslacht! Heel logisch eigenlijk…
Kader
Uit onderzoek blijkt dat stress tijdens de zwangerschap een negatief effect heeft op de ontwikkeling van baby’s. Niet alleen ernstige stress, zoals bij overlijden of scheiding, maar ook milde stress over bijvoorbeeld de zwangerschap, bevalling of over hoe dat nou allemaal moet met het moederschap. Zwangere vrouwen die aanhoudend veel stresshormoon aanmaken, geven dit door aan de baby, waardoor het stressmechanisme ontregeld raakt.
Afbeelding van RitaE via Pixabay