Want dat een op hoogte geboren renner zoals Girmay onmiskenbaar voordeel tijdens het fietsen in de ijle lucht heeft, laat een recent gepubliceerde Spaanse studie zien. En helaas voor de laaglanders: een hoogtestage verandert daar weinig aan.
De onderzoekers analyseerden de vermogensdata van 33 mannen in het profpeloton tijdens hun wedstrijden en trainingen tussen 2013 en 2020. Veertien van hen -13 Colombianen en één uit Ecuador- waren op een hoogte van gemiddeld 2500 meter geboren, van de 19 anderen stond de wieg lager dan een paar honderd meter boven zeeniveau (in Spanje, Italië of de Verenigde Staten). Behalve dat waren er geen verschillen tussen beide groepen renners: het aantal vergaarde punten op ProCyclingStats was vergelijkbaar en allebei hadden ze een paar podiumpakkers in een grote ronde of andere belangrijke wielerwedstrijd in hun midden.
Vermogensafname in de ijle lucht
Dat beide groepen renners niet voor elkaar onderdeden, werd ook weerspiegeld door het vermogen dat de renners op zeeniveau trapten. Voor inspanningen van 30 seconden tot 10 minuten vonden de onderzoekers geen verschil tussen het gemiddelde maximale vermogen van de laaglanders tegenover de hooglanders. Maar ging de weg waarop de renners fietsten de hoogte in en werd de lucht om hen heen allengs ijler, dan hadden de renners met een geboorteplek die niet in de bergen lag hier veel meer last van (zie Figuur). Boven de 2000 meter kelderde hun vermogen ten opzichte van zeeniveau met 19 tot 25 procent, terwijl bij de renners die in de ijle lucht geboren en getogen waren de vermogensafname niet boven de 11 procent uitkwam.
Opvallend hierbij is dat de achteruitgang in wielerprestatie bij de laaglanders al duidelijk werd bij een hoogte tussen de 500 en 1000 meter. Niet alleen tijdens het oprijden van de hoogste Alpen- of Dolomietencols lijkt daarom een geboren ‘klimgeit’ fysiologisch in het voordeel ten opzichte van zijn collega’s uit het dal, maar ook al in het middelgebergte.
Deze bevindingen in topwielrenners sluiten aan bij eerder studies in ‘gewone stervelingen’. Wie niet op hoogte geboren is, moet zijn sportieve ambities acuut bijstellen wanneer de lucht ijler wordt. De lagere zuurstofspanning die op hoogte heerst, gaat namelijk gepaard met een afname in de duurprestatie. Australisch onderzoek dat in een gecontroleerde hoogtekamer werd uitgevoerd, liet bijvoorbeeld zien dat wielrenners rond de 7 procent van hun vermogen tijdens een 5-minuten test moesten inleveren voor elke kilometer de hoogte in. Het is vergelijkbaar met de resultaten van de nieuwe Spaanse studie.
Geen profijt van hoogtestage
De beperking zit hem hierbij niet alleen in de beenspieren die minder zuurstof aangevoerd krijgen maar waarschijnlijk ook in de hersenen die de rem in een zuurstofarme omgeving harder aantrekken. In tegenstelling tot de verwachting lijkt een hoogtestage van een paar weken op ~2000 meter, zoals tegenwoordig de norm in het profpeloton is, de laagland-renners hierbij weinig soelaas te bieden. Sterker nog, in 83 procent van de gevallen werden de hoogste vermogens die zij boven de 1500 meter trapten pas weken na het trainingskamp gehaald, wanneer het beoogde fysiologische effect van het verblijf op hoogte al weggeëbd was, zo schrijven de onderzoekers. Terwijl het nut van een hoogtestage voor de wielerprestatie op zeeniveau al eerder door wetenschappers betwist werd, suggereren de bevindingen uit de huidige studie dat de klimprestatie op hoogte dus ook niet profiteert van een trainingskamp in de bergen.
Biniam Girmay is inmiddels weer thuis bij zijn vrouw en kind in Asmara, op 2400 meter hoogte. Hij kijkt uit naar zijn volgende race, de Giro in mei. Jammer voor hem: de hoogste col dit jaar, de Cima Coppi, ligt ‘slechts’ op 2239 meter.