Verslaggeefster Rukmini Callimachi van de New York Times en haar team slaagden er vorig jaar in om tijdens de nadagen van de bevrijding van de Iraakse stad Mosul tal van officiële documenten van het ISIS-kalifaat te bemachtigen. Tijdens vijf trips wisten ze in elf steden en dorpen de hand te leggen op totaal 15.000 documenten. Zakken vol met documenten gingen mee naar New York.
Enkele artikelen die daaruit voortkwamen, leidden tot boze reacties uit Mosul: een over de openbare diensten die onder ISIS beter waren dan onder de Iraakse regering, en een recenter over het feit dat burgers wel degelijk met de ISIS-politie samenwerkten.
In dat laatste stuk beschrijft Callimachi hoe lokale ondernemers in Tel Kaif (een voornamelijk christelijke stad net buiten Mosul) hun gelijk haalden als klanten in gebreke bleven bij de betaling, door een klacht in te dienen bij ISIS’ islamitische politie. Ze beschrijft het in een tweet als een poging van de brute machthebbers om ‘punten te winnen bij de bevolking die gewend was steekpenningen te moeten betalen aan de politie’.
Aanhangers?
Ze vertelt dat ze dacht dat de mensen achter die aanklachten ISIS-aanhangers waren – wat niet verwonderlijk is aangezien Tel Kaif grotendeels was leeggelopen toen de christenen voor ISIS vluchten, waarna de groep hun leegstaande woningen en winkels aan aanhangers gaf. Maar dat lijkt niet het geval; een van de winkeliers blijkt zich zelfs inmiddels te hebben aangesloten bij de volksmilities die deelnamen aan de strijd tegen ISIS.
Callimachi beschrijft hem met naam en toenaam. Je vraagt je onmiddellijk af: hoe blij zal zijn brigade zijn met het feit dat hij in feite met ISIS heeft samengewerkt? En daarna: als een Amerikaanse journalist haar bronnen op deze manier in gevaar brengt, wie wil er in voormalig ISIS-gebied dan nog met journalisten praten? En dat terwijl ik al menige strijd met mijn redactie heb gevoerd omdat die altijd de naam van iedere geïnterviewde wil weten, terwijl sommige Irakezen die uit angst niet willen geven, zelfs al beloof ik met de hand op mijn hart hem niet te publiceren.
Een van de criticasters op twitter is de ‘islamitische libertijn’ en wetenschapper Iyad el-Baghdadi. “Rukmini, er zijn drie stemmen uit Mosul die ik volg en persoonlijk ken. Ze zijn allemaal erg ontdaan dat je ongeredigeerde documenten hebt gepubliceerd met de namen van mensen, en dat je suggereert dat Mosul’s burgers warmliepen voor ISIS,” tweet hij.
Want Mosuls intellectuelen zien haar stuk als een poging de hele bevolking onder ISIS af te schilderen als aanhangers van de groep. Haar inzet om nuance aan te brengen in het verhaal over de ISIS-bezetting is bedoeld om de groep beter af te schilderen dan ze is, menen ze, ook al benadrukt Callimachi dat “ISIS’ politie-systeem natuurlijk snel recht kan spreken, met name omdat mensen bang voor hen waren. Dat spreekt voor de wreedheid van de groep.”
Voedsel
De Mosulse fotograaf Ali al-Baroodi illustreert dat gevoel met twee tweets. Een waarin hij foto’s publiceert van een kerkdeur, en een lijst op een stuk karton. “Dit is hoe ISIS ‘ons vertrouwen wilde winnen’. 1ste foto is van een deur van een door ISIS bezette kerk in het Maydan district van West-Mosul. Op de deur stond ‘geen voedsel’; terwijl op de 2de (binnen) je een lange lijst ziet van voedingsmiddelen voor ISIS-leden”.
De tweede toont een explosie. “Dit is hoe ISIS ‘ons vertrouwen wilde winnen’. 21 mei 2015, ISIS sloeg tonnen aan explosieven en ammunitie op in dichtbevolkt gebied. Tientallen mensen kwamen om toen dat werd gebombardeerd. Ze belden geen ambulance, maar begonnen gewoon de niet-ontplofte mortieren en raketten te verzamelen.” Met ‘ze’ bedoelt hij ISIS.
‘Als ooggetuige onder ISIS’ wijst hij Callimachi erop, dat gewone mensen geen vertrouwen hadden in het ISIS-recht. “Hun juridisch systeem was gebaseerd op moord, verkrachting en beslaglegging. Mijn vrienden en ik trouwden maar liever niet onder ISIS zodat we niets met die beruchte rechtbanken te maken hoefden te hebben.” Ik sprak inderdaad ook een jonge leraar die daarom pas na de bevrijding in de echt trad met zijn verloofde.
Heulen
Dit is een kwestie die speelt bij iedere bezetting, en we in Europa nog steeds tegenkomen bij herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog. Wie heult er met de bezetter, en betekent gebrek aan verzet dat je medeverantwoordelijk bent? Het ligt gevoelig in een stad die zoveel te lijden heeft gehad als Mosul, waar zovelen zijn gedood, hun huis en haard zijn kwijtgeraakt en hun leven ontwricht zagen – en waar het allemaal nog zo vers is. Maar hoe ga je daarmee om als journalist op zoek naar het grijs tussen zwart en wit? En straks: de onderzoeker, en de geschiedschrijver?
Daarom is het ook opvallend dat de kritiek deels van een historicus komt. Van Omar Mohammed, die als Mosul Eye internationale bekendheid verwierf door tijdens de ISIS-bezetting in een blog aan geschiedschrijving te doen. Hij maakt zich bovendien boos over het feit dat Callimachi originele ISIS-documenten het land uit bracht. Mede onder zijn druk heeft de New York Times besloten die documenten na digitalisering te schenken aan de Iraakse ambassade in Washington.
Een enkeling wijst er ook op, dat die papieren een rol zouden moeten spelen bij de berechting van ISIS-aanhangers. Terechte kritiek, ware het niet dat de procesgang in Irak voor hen zo is vereenvoudigd dat dit soort bewijzen niet gepresenteerd worden – noch die voor de moord, ontvoering en verkrachting van duizenden yezidi’s waarbij veel ISIS-leden betrokken waren.
De kritiek van lokale stemmen staat in scherp contrast tot de bewondering die Callimachi van buitenlandse lezers krijgt, die haar een heldin vinden en haar stukken spectaculair en onthullend noemen. Het toont een enorme kloof.
Oncomfortabel
Ze probeert Iyad al-Baghdadi gerust te stellen dat niemand die ze aan het woord laat er bezwaar tegen had bij naam genoemd te worden of gefotografeerd, en dat gepubliceerde documenten alleen namen tonen als zeker is dat het geen risico voor de betrokkenen oplevert.
Als ik Callimachi vraag naar haar reactie op de kritiek, zegt ze dat ze “zich realiseert dat mijn verslaggeving voor sommigen oncomfortabel is, maar helaas is de waarheid wat ze is.” Maar dat “uit honderden documenten blijkt dat sommige burgers ISIS voldoende vertrouwden om klachten in te dienen. Dat neemt niet weg dat ISIS een wrede en moorddadige groep is en dat de meeste mensen blij waren die overwonnen te zien.”
Voor slachtoffers in Mosul is het allemaal te vroeg. De littekens zijn nog veel te vers om te kunnen erkennen dat niet alles wat ISIS deed even verschrikkelijk was. Dat mensen toch moesten zien te overleven, en daarom manieren moesten vinden om met die wrede, moordlustige en onbetrouwbare groep om te gaan.
Vooral ook, omdat ze zich nog steeds moeten verdedigen tegen de overtuiging van velen binnen en buiten Irak dat wie zich niet uit de voeten maakte, ervoor koos zijn eigendommen te beschermen en dus te blijven, wel met de bezetter zal hebben geheuld. En helemaal, zolang mensen die de bezetting overleefden nog tegenover hun eigen overheid moeten bewijzen dat ze dat niet deden, willen ze hun oude baan terugkrijgen – en tegen betaling zelfs ook hun inkomen.
Na ISIS is zwart in Mosul nog zwarter, en wit nog witter. Dat grijs bestaat, dat lijkt voorlopig nog onbestaanbaar.