Voor Nederland betekende de Turkse couppoging van 15 juli een bijzondere schok. Die avond ontdekte men eindelijk dat een aanzienlijke groep Nederlanders met een Turkse achtergrond vierkant met de rug naar de Nederlandse samenleving staat. Al behoren ze tot de tweede of zelfs derde generatie en zijn ze geboren en getogen op het Stieltjesplein, in de Vaillantlaan of in de Dapperbuurt, ze voelen zich geen Nederlander maar Turk. Ze verkeren voornamelijk met andere Turken en halen dankzij de schotelantenne hun kennis van de wereld hoofdzakelijk uit Turkse media. Wat dan nog aan Turks-nationalistische, zeg maar Erdoğanistische propaganda ontbreekt, wordt er wel via een door de Turkse regering gecontroleerde Diyanet-moskee ingegoten. Het zijn die mensen die in Rotterdam massaal met de Turkse vlag stonden te zwaaien en andersdenkende groepsgenoten zelfs bedreigen en intimideren.
Dat maakte het des te wranger dat het Amsterdamse gemeentebestuur ook bij deze gelegenheid de Turkse vlag halfstok hees op het stadhuis en de stadsdeelkantoren. Na de eerdere aanslag op het vliegveld van Istanbul was dat een begrijpelijke geste. Maar dit keer ging het niet om een uiting van medegevoel met een gewonde natie, maar kon men er alleen maar een steunbetuiging in zien aan een president die zojuist zijn eigen aanhang de straat op had gecommandeerd om een couppoging te smoren in een zee van kanonnenvlees. Waren de opstandige militairen even gewetenloos geweest als hun president, dan was het op een zee van bloed uitgedraaid. En dat was nog niet alles. Het was immers ook nog een steunbetuiging aan een regime dat er sinds jaar en dag alles aan doet om een ijzeren greep te houden op Nederlanders van Turkse komaf en om hun integratie in de Nederlandse samenleving te belemmeren.
Hoe funest dat al tientallen laren durende verstorende optreden van de Turkse overheid is, en hoezeer zij verantwoordelijk is voor veel van de allochtonenproblematiek en de segregatie in Nederland, lijkt nog altijd niet tot Nederlandse bestuurders en ambtenaren te willen doordringen. Zij blijven zich halsstarrig opstellen als verlengstuk van de Turkse overheid.
Pasgeboren Marokkaantjes
Dat geldt trouwens evenzeer waar het om de Marokkaanse gemeenschap in Nederland gaat, en de overheid in Rabat. Het bekendste voorbeeld is de lijst van toegestane namen, die Rabat hanteert. Daarop staan de voornamen die pasgeboren Marokkaantjes mogen krijgen, en dat zijn eigenlijk alleen maar Arabisch islamitische namen. Moeten ze daar onder Tanger natuurlijk zelf weten, maar die lijst werd door Nederlandse gemeenteambtenaren ook hier dwingend aan jonge Nederlandse ouders met een Marokkaanse achtergrond voorgehouden. Anders zouden die ouders moeilijkheden krijgen met de Marokkaanse overheid. Service heette dat, maar het was ronduit stuitende bevoogding. En het was waanzin, zeker waar de Nederlandse overheid zich in allerlei bochten moet wringen om te waarschuwen tegen discriminatie van mensen die Mo, Jihad of Aisa heten op de arbeidsmarkt. In 2009 verdween die lijst eindelijk uit de Nederlandse gemeentehuizen, maar jonge ouders van Marokkaanse komaf krijgen nog altijd een preek dat ze vooral bij het consulaat te rade moeten gaan hoe hun kind mag heten, want anders… Zouden die ambtenaren nou echt niet snappen dat die houding ze in hun ogen in het kamp brengt van al die groepen door wie ze toch al onderdrukt, geïntimideerd en in de gaten gehouden worden: hun eigen gemeenschap, hun geloofsbroeders en -zusters én de Marokkaanse overheid?
Dat moet afgelopen zijn. Lieve welmenende ambtenaren, wethouders, kamerleden en ministers, stop nou eindelijk die destructieve, discriminerende bevoogding. Hou op met dat faciliteren van onderdrukkende regimes die hier niets te zoeken hebben. De mensen waar het om gaat zijn gewoon volwassen Nederlanders, behandel ze dan ook als zodanig. U heeft al veel te veel schade aangericht. En willen mensen een tweede paspoort, laat ze dan zelf de consequenties uitzoeken en dragen. Dat is hún zaak, die gaat u ten enen male niets aan.