Iedereen smeet met geld op de Olympische Winterspelen van 1994

De Olympische Winterspelen kosten gemiddeld vijf keer zoveel als de organisatoren aan het begin voorschotelen. Na afloop van de Winterspelen van 1994 vonden nogal wat Noren dat Lillehammer het land behoorlijk in het ootje had genomen.

Van 1924 tot en met 1992 werden de Winterspelen altijd in hetzelfde jaar gehouden als de Zomerspelen. Hiermee werd gebroken in 1994, zodat de Winterspelen van dat jaar al twee jaar na de vorige editie in Albertville waren.

Organisatorisch was dit beter voor het IOC, omdat het nu om de twee jaar één evenement had in plaats om de vier jaar twee evenementen. Ook de marketingafdeling had hier belang bij, omdat er nu in elk even jaar kon worden gepiekt. Zowel de inkomsten als uitgaven werden zo meer gespreid.

Het Noorse Lillehammer had de primeur van deze nieuwe opzet. Toen het zich in 1984 kandidaat stelde voor de Winterspelen van 1992 – tevergeefs – meende het nog genoeg te hebben aan een bedrag van 350 miljoen gulden. In 1988, toen de stad zich richtte op de Winterspelen van 1994, was dat al 500 miljoen. Een jaar later werd opeens gesproken over twee miljard gulden!

‘Nogal wat Noren vinden dat Lillehammer het land in het ootje heeft genomen door de Spelen goedkoop te begroten in de hoop dat de staat wel zou bijspringen,’ constateerde het ANP daarom op 13 januari 1994. De Noorse staat sprong inderdaad bij, ook om reclame te maken voor het land met deze Winterspelen.

Ondanks deze dramatische cijfers meldde de organisatie in april 1994 dat er een winst van negen miljoen gulden was geboekt. De kosten die de Noorse overheid maakte, werden hierin niet meegerekend, want dat viel buiten de begroting. Net zoals bij Calgary 1988 waren de lusten voor de organisatie en de lasten voor de plaatselijke bevolking.

Maar goed: iedereen smeet op die Winterspelen met geld, aldus het NRC Handelsblad van 28 december 1992: ‘Voorzitter Juan Antonio Samaranch en zijn IOC-leden zullen in het duurste hotel van Lillehammer wonen. Koningen, koninginnen en andere staatshoofden worden ondergebracht in luxueuze boerderijen rond het olympische stadje.

Ministers worden verzocht een eigen onderkomen te zoeken. Zo zond de Nederlandse sportminister Hedy d’Ancona een ambtenaar naar Hamar om een geschikt onderkomen te zoeken. Hij vond een mooi huis met piano in Brummunddal. Kosten: 60.000 gulden.’

Sport verbroedert tenslotte en dat mag wat kosten.

Mijn gekozen waardering € -

Sporthistoricus. Auteur van de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.