“Hé, ik leef nog. Dat was serieus mijn eerste gedachte toen ik wakker werd na de operatie.” Martin van de Pol roert in de cappuccino die voor hem op tafel staat. Het is een rustige dinsdagavond in fietscafé de Proloog in Amerongen, het dorp waar van de Pol geboren en getogen is. Oude wielerfietsen en dito shirts doen aan vervlogen wielertijden denken. Naast de bar hangt een ingelijst rugnummer 13, op zijn kop.
Alles afgescheurd
Van de Pols gedachten gaan terug naar zaterdagavond 25 oktober 2014. Thialf, de tweede marathon van het seizoen pas. De A-rijders, met onder meer zijn oudere broer Peter, hadden hun wedstrijd gereden. Het was nu de beurt aan de beloften. “Vanaf de start was er veel onrust in het peloton. Het ging gelijk hard. We waren pas twee ronden onderweg toen ik in een bocht op een pylon stapte.”
Van de Pol ging onderuit en vloog vol de boarding in. Hij had de pech dat hij niet alleen viel. Want de vlijmscherpe schaats van de rijder die achter op hem viel, sneed in één vloeiende beweging de spieren, pezen, zenuwen en bloedvaten in de rechter knieholte van Van de Pol door. “Omdat alles gelijk was afgesneden, voelde ik geen pijn. Maar ik zag het bloed spuiten, daar raakte ik wel van in paniek”, vertelt hij op nuchtere toon.
Geluk gehad
Van de Pol beseft dat hij geluk had. Geluk, omdat in het publiek een ambulancebroeder en een militair zaten die precies wisten hoe ze moesten handelen. “Ze hebben allebei hun riem uit de broek getrokken en daarmee mijn bovenbeen afgekneld”, licht hij toe. En geluk, omdat zijn broer in de buurt was. “Peter wist me tot rust te brengen. Zo ebde de paniek wat weg en heb ik mijn energie weten te sparen. Misschien heb ik het daarom ook overleefd.”
Diezelfde nacht volgde een zes uur lange operatie in het universitair medisch centrum in Groningen. Zo goed en zo kwaad als het kon naaide het traumateam de doorgescheurde pezen en spieren in het rechterbeen weer aan elkaar. Een bypass maakte dat het bloed weer naar de tenen kon stromen. Van het bovenbeen werd een stuk huid naar het onderbeen getransplanteerd. “Dat was de tweede verrassing toen ik bijkwam. Niet alleen leefde ik nog, ik zag ook mijn been nog zitten.”
Klapvoet
Na anderhalve week plat in het ziekenhuisbed kwam de sporter in van de Pol naar boven. Puffend en steunend klom hij uit bed naar de stoel ernaast. “Ik wilde wat doen. Ik had ook zoiets van: het is gebeurd, ik moet nu verder.” Toen van de Pol een week later het medisch centrum verliet, kon hij zijn herstel serieus aanpakken. Hij deed dat eerst in het Militair Revalidatie Centrum in Doorn, daarna volgde fysiotherapie.
Twee jaar na zijn ongeluk zit het herstel er grotendeels op, zegt van de Pol. De doorgesneden zenuw moest vanzelf weer groeien, vanaf de knie naar de tenen. Dat ging niet alleen langzaam, een paar millimeter per dag slechts, de zenuw is na twee jaar ook uitgegroeid. “Ik kan weer lopen. Weliswaar met een klapvoet maar het gaat prima. Ook kwam ik er pas achter dat mijn voet weer kan zweten. Alleen merk ik dat als ik op mijn blote voeten op iets vreemds sta, zoals op een koude vloer, dat dat nog flinke pijn geeft.”
Oude passie
Van de Pol schuift het lege kopje van zich af. Ander onderwerp graag. Wielrennen dus. Niet alleen is hij sinds november fulltime aan het werk bij de mega fietsenzaak van Mantel in Arnhem, Van de Pol heeft ook zijn oude passie weer opgepakt. Want voordat hij zich op zijn 21e vol op het schaatsen stortte, was Van de Pol al verknocht aan de wielrenfiets. “Ik wás schaatser en wielrenner, nu ben ik alleen wielrenner. Vanaf mijn 16e reed ik al wedstrijden. Daar ben ik nu weer verder mee gegaan.”
Hij bleek het fietsen en vooral het diepgaan niet verleerd. “Ik reed het afgelopen jaar bij de elite renners een Belgische klassieker van 150 km uit terwijl ik maar 6 uur per week trainde. Ik trok mezelf zo leeg tijdens die koers dat ik het volhield. Dat was het ultieme bewijs voor me dat ik dit weer kon.”
Bang om te vallen is hij niet. Sterker nog, het is hem al overkomen. “Het was de eerste klassieker, het regende de hele dag. Ik wilde een gat dicht rijden toen een juryauto voor me plotseling stopte. Ik ging vol in de remmen en floep, daar gleed ik onderuit. Heel netjes gelukkig, ik had geen schrammetje”, vertelt hij met een lach.
Van de Pol komt prima met de elite renners mee maar in het peloton blijft hij toch ‘de jongen met dat aparte onderbeen’. “Ik ben invalide”, zegt hij bijna verontschuldigend. Een carrière bij de profs zal er daarom niet inzitten maar Van de Pol heeft van het NOC*NSF wél een topsportstatus gekregen. Die biedt hem uitzicht op de Paralympische Spelen in 2020 in Tokio. Van de Pol is dan 29. “Een mooie leeftijd voor een wielrenner, die zit dan in de kracht van zijn leven”, besluit hij.