Temperantia (matigheid)
‘Als kind leerde ik dat het belangrijk was om bescheiden en beleefd te zijn. Dat betekende: geen opsmuk, geen harde stem, niet voor jezelf opkomen. Altijd vriendelijk en gehoorzaam blijven. Er werd gezegd: “Verbeeld je maar niks” en “Wie denk je wel dat je bent?” Ik was ‘geneigd tot alle kwaad’. Alles wat ik deed was bevlekt met zonde en daardoor per definitie matig. Dit klinkt zwaar, maar voor mij was het gewoon een gegeven waar ik niet bewust onder leed. Zo was het nou eenmaal.
Toch had ik er wel last van. Ik voelde altijd een soort verdriet omdat ik God voortdurend teleurstelde. En nog steeds moet ik vechten tegen dat gevoel van chronisch falen.
Gelukkig heb ik nu een ander mensbeeld. Ja, de mens kan destructief zijn en is in die zin geneigd tot alle kwaad. Maar mensen kunnen ook veel goeds doen. Dat is een onderbelichte kant.
Vroeger had ik geen idee wie ik zelf was of wat ik nodig had. Ik had geleerd om te luisteren naar wat anderen van me verwachtten, dus mijn ‘antennes’ stonden naar buiten gericht. Het heeft jaren therapie gekost om dit te veranderen. Toen mijn focus eenmaal op mezelf lag – en van daaruit op de ander – kostte het opnieuw veel therapie om me daarover niet schuldig te voelen.
Matigheid speelt nog wel een rol in mijn leven doordat ik flink beperkt ben, qua energie en dus ook financieel. Ik ben chronisch ziek, waardoor ik vaak vanuit bed werk. Als er weinig te besteden is, moet je extra goed voelen en nadenken wat je daarmee wilt. Dit is vaak pittig, maar daagt me wel uit tot bezield leven. Wat vind ik nu echt belangrijk? Waaraan besteed ik mijn energie? Die vragen stel ik mezelf dagelijks. Doordat ik weinig kan en als een soort kluizenaar leef, is er ook weinig ruis. Waar matigheid mij dus vroeger beperkte om écht te zijn, is het nu juist een hulpmiddel om dicht bij mezelf te blijven.’
Fortitudo (moed)
‘Wat ik kostbaar vind aan mijn religieuze opvoeding, is dat ik leerde dat het gaat om de binnenkant van de mens. “Bewaar je hart boven alles”, “zoek de dingen die boven zijn”, “schaam je het evangelie niet” enzovoort. Eigenlijk is dat een uitnodiging om écht te zijn en je te richten op wat er werkelijk toe doet. Soms vergt dat moed, bijvoorbeeld omdat schaamte een rol kan spelen. Ik heb vaak last van schaamte gehad; dat heb ik nooit helemaal uit mijn systeem gekregen. Gelukkig heeft schaamte nu niet meer het laatste woord. Ik doe de dingen nu gewoon terwijl ik me schaam.
Écht moedig vind ik degenen die kritisch durven nadenken over wat ze van huis uit meekregen. Uit ervaring weet ik hoe ontwrichtend dat kan zijn.
Dat is naast een overlevingsstrategie misschien ook wel een vorm van moed. Ik denk dat ik de basis daarvan al als kind heb ontwikkeld. Mogelijk doordat ik niet beter wist of wij werden klaargestoomd voor ‘de Grote Verdrukking’ of een christenvervolging. Ik zou dan ongetwijfeld in de gevangenis komen, want ik zou hopelijk mijn geloof niet verloochenen. Daar trainde ik als kind hard voor. Als ik ’s avonds in bed lag, bedacht ik allerlei rampscenario´s waarin ik dan een cruciale keuze moest maken. Ik zou me moedig laten martelen en mijn medegevangenen troosten door Bijbelteksten en psalmen in hun oor te fluisteren. Die teksten leerde ik alvast zoveel mogelijk uit mijn hoofd, voor als bijbels straks verboden zouden zijn.
Maar écht moedig vind ik degenen die kritisch durven nadenken over wat ze van huis uit meekregen. Uit ervaring weet ik hoe ontwrichtend dat kan zijn. Ik hoor elke dag de verhalen in een verborgen Facebookgroep, voor mensen met kerkpijn. Zij zijn zo dapper! Het kan een complex, eenzaam en pijnlijk proces zijn om opnieuw te kijken naar wat je normaal en goed hebt leren vinden.
Dapper vind ik ook mensen die opstaan tegen onderdrukking, die onrecht aankaarten. Dat is soms een ondankbare taak, omdat anderen zich snel beschuldigd kunnen voelen als je hen wijst op onrecht in hun woorden of gedrag. Ik bewonder mensen die zich toch blijven uitspreken tegen racisme, machtsmisbruik, vee-industrie, armoede, uitbuiting, onderdrukking … Er is zoveel onrecht dat moet en kán ook stoppen!’
Iustitia (rechtvaardigheid)
‘Ik schrijf over het onrecht dat soms voorkomt binnen geloofsgemeenschappen, omdat ik geloof in recht. Mijn boek Mantel van angst zoomt in op situaties waarin religie onderdrukt, beschadigt of traumatiseert, en op de gevolgen daarvan. Maar het toont ook hoe het anders kan. In wezen is mijn boek een motie van vertrouwen. Volgens mij hebben de meeste kerken genoeg liefde en wijsheid in huis om dingen te verbeteren.
Ik heb een sterk rechtvaardigheidsgevoel, maar ik probeer dat niet te koppelen aan het beschuldigen van mensen. Veel keuzes die onrecht veroorzaken, komen voort uit onwetendheid. Als iemand iets zegt of doet wat ik ervaar als ‘fout’, betekent dit niet gelijk dat die mens ook ‘fout’ is. Van de keuzes die een ander maakt, zien we vaak vooral wat het diegene oplevert. Van de keuzes die we zelf maken, voelen we vooral wat dit ons kost. Daardoor lijken keuzes van anderen vaak eenvoudiger, ook als dat niet zo is. Ik zie hoe kerkgangers en kerkverlaters elkaar beschuldigen: “Lekker makkelijk om gewoon weg te lopen!” of “Lekker makkelijk om gewoon te blijven zitten!” Maar zo simpel is het niet. We zouden elkaar best wat vaker mogen vragen wat een bepaalde keuze gekost heeft of nog altijd kost. Erkenning is ook een manier van rechtdoen.’
Sapientia (wijsheid)
‘Tja, wat is wijsheid? Wat ik vroeger wijsheid vond, zie ik nu als bekrompenheid. Misschien kijk ik ooit wel hoofdschuddend naar wat me vandaag wijs lijkt.
Als 21-jarige zat ik in een opvanghuis. Ik was getrouwd, zwanger en in conflict met de kerkenraad, want ik wilde scheiden en dat keurde de kerkenraad af. Toen ik toch doorzette, kwam ik onder kerkelijke tucht te staan. Ook mijn zoontje mocht eerst niet worden gedoopt, want ik heel erg vond. Geleidelijk ging ik me afvragen: hoezo bepaalt een ander wat in míjn leven Gods wil zou zijn? Ik moest niet leunen op eigen inzichten, werd me gezegd; die zouden alleen maar verwarring zaaien omtrent de waarheid die de kerk verkondigde. Maar die ‘eigen inzichten’ − daaronder valt toch ook het idee dat uitgerekend in déze kerk de enige waarheid werd verkondigd?
Is het wijs om niet in twijfel te trekken wat je is aangeleerd? Of is het juist wijs om dat wel te doen?’
Fides (geloof)
‘Ik geloof dat het wijs is om kritisch te kijken naar wat je hebt meegekregen. Niet om het af te kraken, wel om te relativeren. Als ik in India was geboren, was ik waarschijnlijk niet gereformeerd vrijgemaakt geweest. Ik had geleerd om dankbaar zijn dat ik juist binnen deze kerk was geboren. Maar toen ik als tiener een klasgenoot van een andere denominatie sprak, bleek die eenzelfde dankbaarheid te voelen.
Wat mij werd geleerd als de absolute waarheid over alles, zie ik nu als een verhaal. Een dierbaar, inspirerend verhaal. Ik geloof dat ik niet kan weten hoe het werkelijk zit, en of er wel een God bestaat. Ik beleef het wel zo, maar dat kan komen door mijn achtergrond. In elk geval maak ik me er niet langer druk om. Ik geloof dat er een Bron is van al het leven; dat alle levensvormen daaruit voortkomen en zo onlosmakelijk met elkaar en met die Bron verbonden zijn. Dat vind ik een mooie gedachte.’
Spes (hoop)
‘Ik heb goede hoop dat zowel binnen als buiten de kerk mensen zich blijven inspannen voor gezonde geloofsgemeenschappen en ook voor mensen afzonderlijk. Op de laatste bijeenkomst van de classis Zeeland van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, in april 2023 − dus voordat die samengingen met de Nederlandse Gereformeerde Kerken −, mocht ik met nog twee kerkverlaters ons verhaal doen. De aanwezigen luisterden ademloos, soms in tranen. Ze stelden vragen als: “Hoe hadden we het beter kunnen doen?” Die bereidheid tot zelfreflectie geeft mij hoop.
Sinds ik publiceer over kerkpijn, ben ik door diverse predikanten benaderd die willen helpen. Bijvoorbeeld aan kerkverlaters die op een nare manier zijn vertrokken, ruimte bieden om hun boosheid en verdriet te uiten. Of hun Gods zegen meegeven – mits iemand dat zelf ook wil. Dat er zo wordt meegedacht, geeft mij hoop.’
Caritas (liefde)
‘”Wie niet voor Mij is, is tegen Mij”, werd ons vroeger voorgehouden. Dat zwart-wit denken vond ik pijnlijk, zeker toen ik online begon te publiceren over kerkverlating en kerkpijn. Wie zo leerde denken, kan vaak amper geloven dat een kerkverlater niet per se tégen de kerk is. Alsof je alleen maar liefdevol naar een groep zou kunnen kijken wanneer je A. daar zelf bij hoort en B. er geen kritiek op hebt…? Nee, liefde is meer dan lief doen.
Ik denk dat liefde hard werken is; in mijn leven tenminste wel. Ik ben tweemaal gescheiden. Toch woon ik alweer twee jaar samen met de man van wie ik de tweede keer scheidde. Dertien jaar waren we uit elkaar; nu zijn we weer bij elkaar. Ik ben zo blij dat we dit mogen meemaken. Ook voor onze kinderen, die beiden uit huis zijn, is dit heel bijzonder.
En wat mijn kinderen betreft: de liefde voor hen gaat juist weer helemaal vanzelf. Ik voel zóveel liefde voor ze! Als ik het in een beeld moet vatten, zie ik hoe die liefde uit mij stroomt en hier op aarde rondhangt. Zelfs al zou ik vandaag overlijden, dan nog is hier zóveel liefde dat mijn kinderen zich daar levenslang dagelijks in kunnen wikkelen. Als ze dat willen, hè? Want liefde laat de ander natuurlijk wel volkomen vrij.’
I
nge Bosscha (1977) is publiciste en coach voor kerkverlaters. Ze groeide op in Zeeland, binnen een gereformeerd vrijgemaakt gezin.
Sinds 2015 verdiept ze zich in het thema kerkverlating en kerkpijn. In 2015 lanceerde ze de website dogmavrij.nl.
Bosscha besteedt op de website religieustraumasyndroom.com ook aandacht aan het religieus traumasyndroom, een term van Amerikaanse psychologe Marlene Winell.)
Haar recente boek Mantel van angst (KokBoekencentrum, 2024) is bedoeld voor iedereen die religieus is opgevoed − gelovig of niet meer gelovig – en voor pastores en hulpverleners.
Inge Bosscha woont samen en heeft twee jongvolwassen kinderen.