Jan des Bouvrie heeft het aanzien van Nederland volledig veranderd. En dan vooral aan de binnenkant van het huis. Hij introduceerde het denken over de indeling van het huis. Architecten kijken vooral naar de buitenkant. Des Bouvrie maakte het liefst ook een plattegrond van de binnenkant van het huis om het geheel ruimtelijk in te delen. Met veel licht en een uitkijk naar buiten. Liefst met een open verbinding met een veranda naar de tuin. Door die tuin bij de indeling te betrekken vergroot je de woonruimte, zo is de gedachte.
Begin met functionaliteit, was zijn devies: “Welke materialen gebruik je en vooral: welke indeling maak je. Pas daarna ga je het inrichten naar je eigen smaak. Daarom werkt hij veel met wit. Zaken als schilderijen en planten maken het huis persoonlijk en die zaken komen juist tot hun recht tegen een witte achtergrond.”
Gestroomlijnde kubusbanken, hoogglans jaloezieën, hoekig, zwart-wit en veel open ruimte. Tijden zijn behoorlijk veranderd. In de jaren vijftig en zestig zag je nog volop knusse schrootjes, bloemetjesgordijnen en vrolijke linoleumvloeren. Vader en moeder Des Bouvrie hadden een meubelzaak.
Heeft u zich niet enorm gestoord aan hun assortiment?
“Helemaal niet. Mijn ouders hadden een Goed Wonen Zaak. Die hadden heel goede moderne producten. Daar had ik ontzettend geluk mee. Ik vond het prachtig.”
Dus u bent vanzelf het vak ingerold?
“Ja, al heel jong. Ik mocht mee naar de meubelfabriek, naar klanten… Al van jongs af aan wist ik wat ik wilde. Als kind schilderde ik mijn kamer al helemaal wit of zwart of rood om te kijken wat er gebeurde. Welke emoties het opriep. Ik kreeg ooit enorme ruzie met m’n vader omdat ik zijn dure Phillips radio helemaal wit had geverfd.”
Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe uw huis er nu uitziet.
“Ik woon er al veertig jaar en het is al dertig keer verbouwd. Soms word ik ’s nacht wakker en bedenk dat het helemaal anders moet. In mijn huis blijf ik altijd experimenteren.”
Uw vakantiehuis in Frankrijk. Is dat ook een continu experiment?
“In zekere zin. De basis blijft hetzelfde, maar ik werk daar veel met kleuren en ook andere indelingen. Ik blijf zo’n woning verbouwen en verbeteren tot het maximale en dan koop ik weer een ander huis. Het huis dat ik nu heb is al m’n vierde. Ik blijf altijd bezig met ontwikkelen.”
Had u ooit gedroomd dat u met interieur zo succesvol zou worden?
“Nee. Ik had wel altijd veel passie voor mijn vak. Toen ik van het Rietveld afkwam, ging ik meteen in de zaak van mijn ouders aan de slag. Maar wel helemaal op mijn manier. Kwam er een klant voor een bank dan vroeg ik: ‘Heeft u geen plattegrond van het huis? Dan kunnen we een schetsje maken’. Die manier van kijken bestond toen nog helemaal niet. Naar de indeling werd nooit gekeken. Vanaf het begin was ik dus al vernieuwend bezig. Mensen waren gewend dat een architect het huis ontwierp – anders stortte het in, aan het interieur werd niet gedacht.”
‘We zaten in de nasleep van de oorlog. Inrichtingen bestonden uit bruin tapijt, schoon metselwerk en donker eikenhout. Ik ergerde me gek’
Maar u had dat geleerd aan de Rietveld Academie.
“Van Jan Rietveld en Le Corbusier leerde ik een huis van binnenuit te ontwerpen. Je gaat als het ware vanuit je stoel het huis om je heen bedenken. Toen ik begon in 1965 was er nog niks op dat vlak. We zaten in de nasleep van de oorlog. Inrichtingen bestonden uit bruin tapijt, schoon metselwerk en donker eikenhout. Belangrijk was dat het niet vuil mocht worden. Ik ergerde me gek.
Er werd nooit gekeken of iets mooi was. Dat was toen typisch Nederlands. Dan kwam de vrouw een fraai bankstel uitzoeken en een dag later kwam de man met de portemonnee. De huidige generatie kijkt daar gelukkig heel anders tegenaan. Zij snappen het verhaal dat ik vertel en dat zie je terug aan de moderne indelingen en het interieur.”
Die omslag is te danken aan uw inspanningen?
“Absoluut. Ik heb daar enorm voor gevochten. Ik ging vroeger met de klant mee om het huis wit te verven. Om te laten zien hoe je met kleine dingen veel ruimte kunt creëren. Ik schreeuwde het van de daken. Ik verkondigde mijn boodschap via radio en TV. Alles om maar duidelijk te maken hoe leuk je kunt wonen als je het goed brengt.”
U bent een man met een missie. Mij maakt het eigenlijk weinig uit waar de bank precies staat en welke kleur ie heeft. Waarom is interieur eigenlijk zo belangrijk?
“Omdat je er gelukkig van wordt. Als je de hele dag op kantoor hebt gezeten is het fijn om thuis te komen in een huis dat klopt. Maar het wordt ook steeds fijner om naar kantoor te gaan. Ook daar wordt tegenwoordig ruimte geschapen. Met glazen wanden, of liever nog: zonder wanden. Vroeger zat iedereen in een hokje. En er was een balie om je te melden. Nu zijn het vaak grote open ruimtes waar je van je af kunt kijken.”
Is ook dat een gevolg van uw inspanningen?
“Jazeker. Dat is een direct gevolg van mijn inspanningen. Want ik heb me niet alleen op woningen geconcentreerd, maar deel ook steeds vaker kantoren in.”
U heeft het wonen in Nederland definitief veranderd. Maar er zijn toch wel meer vernieuwende interieurontwerpers?
“Ik ben de enige die het wonen definitief veranderd heeft, maar er zijn tegenwoordig inderdaad enorm goede interieurontwerpers. Marcel Wanders bijvoorbeeld. Of Piet Boon of Eric Kuster. Nederland loopt echt voorop in design. Ook architecten als Rem Koolhaas gaan daarin mee. Ik noem Nederland wel eens de VOC van het design. Want onze vooruitstrevendheid op dit vlak is wereldwijd ongekend.”
En ook dat hebben wij aan u te danken.
“Zeker. Ik heb het pad vrijgemaakt. Dat heb ik niet eens bewust gedaan, ik volgde gewoon mijn passie en ik deed wat ik kon. Zo heb ik twee scholen geopend, een Jan des Bouvrie ROC in Amsterdam en een Jan des Bouvrie Academie in Deventer. Ik geef daar zelf les, maar het is ook heerlijk om een school na te laten. Dan weet ik zeker dat ik iets achterlaat, een ontwikkeling die voort blijft duren.
© Marc van der Sterren
Een andere versie van dit interview is eerder gepubliceerd in Analyse Levensstijl, een bijlage bij het Financieele Dagblad