John Cale de alleskunner

Zelfs na enig duwen en wrikken geeft ie geen sjoege. Dan breekt het moment aan waarop het geduld van John Cale op raakt. Hij staat oog in oog met een onwillig stuk hout, geeft er een flinke trap tegen en jawel daar gaat de deur van zijn kamer in het Tropicana Hotel. Finaal uit de scharnieren en hengsels. De buren kijken er niet van op.

Het hotel is in de jaren zeventig immers de hangout van Los Angeles waar rocksterren zich in hun eigen “dark desert highway” onbelemmerd mogen misdragen. Ontsnappen is niet mogelijk. “You can check out any time you like but you never can leave.” Inderdaad, volgens de beroemde zin in de metaforische song van The Eagles over de hedonistische en destructieve rockcultuur van de jaren zeventig. “Last thing I remember I was running for the door.”

Wie is die man wiens naam klinkt als een ferm uitroepteken? Een man met meerdere gezichten. Menigeen zou blij zijn met zelfs maar een deel van zijn muziekcarrière. John Cale de platenproducer. John Cale de tegenpool van Lou Reed; in hun niettemin gezamenlijke afkeer van burgerlijkheid genaamd Velvet Underground. En ijkpunt nummer drie, waar wij eenvoudige stervelingen evenmin omheen kunnen: zijn behoorlijk indrukwekkende solo-oeuvre.

Alsof dat alles niet genoeg is, belichaamt John Cale een uiterst zeldzame tweespalt. Iemand die vanuit de keurige wereld van de klassieke muziek de rock ’n roll inrolt. Een bloemrijke geschiedenis kortom die te mooi is om te laten liggen. Want hoe vaak gebeurt het dat iemand begint in de klassieke muziek doodleuk verdergaat met popmuziek? Een avant-gardist pur sang die evengoed liedjes schrijft met gevoel voor melodie met een hang naar soms bittere melancholie. Nee dan zijn teksten. Allesbehalve geschikt voor sensitivity readers.

Jongenskamer

Twintig jaar voordat John Cale zijn hoteldeur intrapt is hij nog een bedeesd ventje dat op zijn jongenskamer uren naar het plafond ligt te staren, vermoedend dat er ergens op aarde mensen moeten zijn die wèl een hoop plezier hebben. Misschien in dat land hier ver vandaan, Amerika. Staren en dagdromen zijn zo’n beetje het enige vertier in het dorpje in Wales waar hij opgroeit. Zijn vader is mijnwerker, zijn moeder verdient de kost als onderwijzeres. Behalve naar het plafond staren luistert de kleine John naar klassieke muziek op de radio. Wanneer de vakbond van de koempels een kleine bibliotheek in Garnant laat neerzetten gaat Johnny eens een kijkje nemen.

Daar gaat een wereld voor hem open. Hij brengt er meer tijd door dan thuis. Platen en boeken over klassieke muziek binnen handbereik. Over componisten die hij op de radio heeft gehoord. Anton Webern, Alban Berg, Arnold Schoenberg, Karlheinz Stockhausen. Toonduiders van de nieuwe Europese avant-garde. Aangemoedigd door zijn moeder neemt hij op zijn zevende pianoles, op zijn dertiende altviool. Dat laatste is puur toeval. De gemeente koopt een stel instrumenten voor een schoolorkest. Wanneer John er eentje wil uitzoeken zijn ze allemaal al weg. Behalve? Inderdaad, het meest treurig klinkende muziekinstrument. Is weer eens wat anders dan zijn andere tijdverdrijf, spelen op het orgel in de plaatselijke kerk.

Fluxus

Ondanks dat zijn ouders liever zien dat zoonlief dokter of advocaat wordt, betalen ze zijn muziekstudie in Londen. Voor John Cale hèt opstapje naar New York. Hij bestudeert de eigenzinnige theorieën die zijn vastgelegd in Silence van John Cage, vertegenwoordiger van de uit Amerika overgewaaide Fluxusbeweging. Aan de prestigieuze Goldsmith universiteit mag de student Cale een concert in de traditie van datzelfde Fluxus, waarin het absurdisme hoogtij viert, organiseren.

Het publiek moet “onzichtbaar geluid” meenemen. Op de avond zelf worden behalve werken van Cage, composities van La Monte Young, Nam June Paik en Cornelius Cardew uitgevoerd. De namen allleen al. Cale speelt een stuk van Young door voor de piano te knielen en met zijn ellebogen op de toetsen te slaan. Tijdens dezelfde show komt een kunstenaar van het balkon naar beneden gelopen om Cale’s eigen Plant Piece te spelen. Geen echt muziekwerk zo blijkt. Er wordt een kamerplant op het podium neergezet met de bedoeling er zo hard tegen te schreeuwen tot hij sterft. De plant overleeft, het publiek vindt het niks. Vanaf dat moment gaat John Cale uit het mijnwerkersdorpje Garnant door het leven als “the most hateful student”.

Niet bij Cornelius Cardew. Ondanks dat de componist enkele jaren ouder is, motiveert hij de jonge student tijdens hun vele gesprekken in de kroeg. Die gaan over van alles en nog wat en hoe nu verder. Cornelius draait zelfs zijn eigen sjekkies. Ze hebben op dat moment, begin 1963, geen flauw benul van wat zich enkele straten verderop afspeelt. Een bandje genaamd The Rollin’ Stones maakt met rauwe blues de buurt onveilig. Het gaat allemaal langs John Cale heen, zozeer zit hij ondergedompeld in de klassieke muziek met een voorkeur voor de ‘moeilijke’ componisten.

Hij beseft dat zijn toekomst elders ligt. Dankzij een studiebeurs vertrekt hij datzelfde jaar nog naar de Verenigde Staten. Overigens op uitnodiging van componist Aaron Copland met wie hij een tijdje heeft gecorrespondeerd. “Dear Cale” luidt een aanhef in een van zijn brieven gericht aan de jonge Welshman. Hij krijgt les van Iannis Xenakis, de Griekse componist wiens muziek is gebaseerd op statistiek en wiskunde. Xenakis is een markante figuur. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog demonstreert hij met de communistische partij tegen de overheersing van Britse troepen in Athene. Tijdens straatgevechten raakt hij door granaatscherven gewond aan zijn gezicht.

Cale wil niets liever dan zijn voorliefde voor de avant-garde uitvoeren. Dankzij het netwerk van het conservatorium in Tanglewood waar hij studeert, krijgt zijn verblijf een bizarre wending. In september 1963 neemt hij samen met John Cage deel aan een pianomarathon die 18 uur en 40 minuten duurt; de eerste volledige uitvoering van Erik Satie’s Vexations. Korte tijd na de voorstelling verschijnt hij in het populaire tv-programma I’ve Got A Secret. Zijn geheim is dat hij heeft opgetreden tijdens een concert van 18 uur. Hij wordt vergezeld door ene Karl Schenzer, wiens geheim is dat hij als enige van het publiek de hele tijd is gebleven. John Cale in een keurige Amerikaanse spelshow, antwoordend op vragen van het panel. Op de achtergrond hoor je de verbazing in de lach van het publiek. Het is een bijna surrealistisch optreden. De uitzending is te zien op YouTube.

Van John Cage krijgt hij het telefoonnummer van La Monte Young. Young kan worden beschouwd als een van de pioniers van de minimal music, van het onderzoeken naar aanhoudende tonen gebaseerd op één of twee noten. Door deze zonodig urenlang te blijven spelen. Monotonie nieuw leven inblazen. Young is een excentrieke figuur die van mening is dat zijn muziek het beste tot zijn recht komt tijdens performances. Toestemming voor het publiceren van opnamen geeft hij zelden. Om in die eerste jaren wat geld in het laatje te brengen zet Young een bescheiden handeltje op met de verkoop van marihuana.

Cale legt de noodzakelijke contacten maar is daarin zo naïef dat hij een keer tegen de lamp loopt en een nacht in een politiecel doorbrengt. Over de muziek die hij maakt met de componist en diens echtgenote Marian Zazeela zegt hij in zijn autobiografie What’s Welsh For Zen: “We hebben een hele nieuwe categorie muziek ontwikkeld, nog steeds een zeldzaamheid.” Inderdaad, het is muziek die een ander besef van tijd, intonatie en tonaliteit veroorzaakt: “La Monte speelt saxofoon, Marian houdt de drone vast, Tony voert buigingen uit op gitaar en ik op altviool.” Tony is Tony Conrad.

Lou Reed

Voordat hij zich ontwikkelt tot een invloedrijk filmmaker en experimenteel muzikant, worden hij en John Cale benaderd door Pickwick Records. Een klein platenlabel gespecialiseerd in lowbudgetcompilaties, volgeschreven door ingehuurde tekstschrijvers. Een van hen is Lou Reed. Omdat Cale er met zijn lange haar uitziet als een rockmuzikant wordt hij gevraagd om samen met Conrad en Reed een band te vormen. Een vriend van de eerste, de beeldhouwer Walter de Maria, doet ook mee. Ze noemen zich The Primitives. Tussen Cale en Reed ontstaat algauw een klik op muzikaal en persoonlijk gebied. Ze trekken er veel op uit, spelen op straat om wat geld te verdienen. Mede dankzij Reed ontwikkelt Cale een sterke liefde voor popmuziek. De sensatie van The Beatles op de Amerikaanse tv is ook hem niet ontgaan.

Vanuit een appartement aan 56 Ludlow Street in New York gaan ze eigen songs schrijven. Reed de teksten, Cale de muziek. Een van de eerste nummers is Black Angels Death Song. Met zijn elektrische altviool speelt de mijnwerkerszoon uit Wales krassend dwars door alles heen een door merg en beengeluid. Zo ontstaan er meer oerversies die later in volgroeide vorm terecht komen op de eerste plaat van Velvet Underground. Voor het eerst in de popmuziek klinkt er een botsing tussen rock en avant-garde.

Het levert muziek op die zijn gelijke niet kent. Met name het debuut met de bekende Andy Warholbanaan groeit in de decennia na de release in 1967, uit tot een van de belangrijkste albums uit de popgeschiedenis. Eenmaal onder de hoede van de pop-artkunstenaar worden de zaken serieuzer aagepakt. Er volgen concerten en een platencontract. Reed laat echter geen enkele gelegenheid onbenut om zijn muzikale metgezel te vertellen dat Velvet Underground zíjn band is. Credits voor de songs zet hij op zijn naam, ook al is Cale grotendeels verantwoordelijk voor de muzikale input. Hij is er op dat moment niet zo mee bezig. Hij vertrouwt Reed met wie hij immers goed bevriend is.

Dat blijkt een misvatting. Reed is iemand die in alles wat hij doet de belangrijkste rol opeist. Bovendien wil hij meer de liedjeskant op. Voor experiment is volgens hem geen plaats meer. Kortom, Reed wil niet meer verder met Cale. Bandleden Sterling Morrison en Maureen Tucker gaan knarsetandend akkoord. Uiteindelijk gaat de band nog enkele jaren door zonder de violist uit Wales. Wanneer deze tegenwoordig terugkijkt op zijn jaren met Velvet Underground heeft hij aan één woord genoeg: “painful.”

Solo

Maar de Brit heeft intussen goede contacten opgebouwd in de muziekindustrie. Werk zat. Belangrijke figuren bij platenmaatschappijen vragen hem voor het mixen en produceren van albums. Na een concert te hebben bijgewoond van The Stooges produceert hij het debuut van de band rond zanger Iggy Pop. Hij doet mee op de plaat die uitgroeit tot voorbode van de latere punk. Cale speelt piano en ‘sleigh bells’ in I Want To Be Your Dog en altviool in We Will Fall. Het is de tijd waarin platenlabels open staan voor muziek die afwijkt. Alles kan en niks is te gek. John Cale mag voor het prestigieuze Columbia Records muziek opnemen met een componist van minimal music, Terry Riley.

Een jaar eerder verschijnt Vintage Violence, zijn eerste echte soloplaat. Hij beschouwt het werk in eerste instantie als een leerproces over het schrijven van songs. Ondanks het grillige karakter staat er meteen een ontroerend liefdesliedje op: Amsterdam. Over een eenzame vrouw die verliefd is geworden op een andere man. Maar de zanger neemt het haar niet kwalijk. Hij geeft toe dat het niet aan haar ligt. Cale heeft de kunst van het liedjesschrijven snel onder de knie. Daarbij komt zijn gevoel voor melodie en refrein goed van pas: “don’t bore us get to the chorus”.

Wie had dat gedacht van de avant-gardist, van de dissonanten bij Velvet Underground, van de man die met Tony Conrad tussendoor nog tal van opnamen met experimentele muziek maakt. Decennia later verschijnen ze in de pikzwart gekleurde, houten boxset New York In The 1960’s. Geen makkelijke kost. De heren halen noisy geluiden uit orgel, piano en gitaar. Het volumewijzertje slaat dikwijls uit in het rood. Door de primitieve rauwheid van de uitvoeringen klinken de instrumenten bijna onherkenbaar. Met de kennis van nu bezitten de opnamen hoe dan ook een flinke historische waarde.

Drugs

Het plotse vertrek uit Velvet Underground is John Cale niet in de koude kleren gaan zitten. De klusjes voor andere artiesten en platenmaatschappijen beschouwt hij als weinig inspirerend. Zijn honorarium gaat goeddeels op aan het gebruik van heroïne; een andere ‘erfenis’ van zijn kennismaking met Lou Reed. Drugsverslaving en de daarbij behoren excessen worden voor de Welshman in de loop van de jaren zeventig gemeengoed. Een groot deel brengt hij door in toestand van dronkenschap en drugsgebruik. Staat meneer ineens op het podium in een ijshockeymasker. Als vervangend bassist in de band van Patti Smith steekt hij tegen het einde van een optreden uit puur ‘enthousiasme’ de gitaar spontaan door het lage plafond van de club.

Dat is nog niks vergeleken met een incident tijdens een optreden in Croydon. Met een hakmes slaat hij middenin de uitvoering van de Elvis Presleycover Heartbreak Hotel, de kop van een overigens dode kip los. Die even later in het publiek wordt gegooid. Puur om te provoceren. Uit protest lopen zijn bandleden weg. “Maar dat kwam omdat de muzikanten een stel vegetariërs waren. Ik liet de kip backstage slachten en op een houten schaal leggen. Ik zei tegen de roadie: ‘Als ik het tweede couplet van Heartbreak Hotel speel, schuif dan de schaal naar me toe.’ Ik had het vleesmes al op het podium verstopt. Het publiek bestond uit punkers. Terwijl ik zing ‘We could be so lonely’ zwaai ik de kip aan zijn poten rond. Tok! Ik onthoofde het en gooide het naar de toeschouwers. Iedereen totaal verontwaardigd.” Korte tijd later schrijft hij nog een nummer over het incident: Chickenshit.

Net zo gedenkwaardig zijn enkele concerten in Nederland. Maar niet bepaald in positieve zin. De zanger eist van concertorganisator Willem Venema niet alleen maar een krat whiskey backstage. Hij wil er per se enkele prostituees bij. Wanneer hij vlak voor het optreden ontdekt dat de dames er nog niet zijn krijgt hij een woedeaanval. Hij scheldt de drummer uit, gooit bierflessen kapot en schreeuwt waar de hoeren blijven. Cale staat stijf van de cocaïne. Na afloop van het eerste deel van het optreden doet hij een poging om achter het podium met een van de vrouwen seks te hebben. Lang duurt het niet. Cale moet overgeven, herpakt zich en speelt nog een paar nummers bij wijze van toegift. Over het optreden in Paradiso noteert De Volkskrant fijntjes: “Bovendien zag John Cale er deze keer niet alleen uit als een zingende automonteur, hij klonk ook zo.”

Berucht is zijn deelname aan de Duitse concertreeks Rockpalast. Het optreden wordt rechtstreeks op tv uitgezonden. Aan het begin van zijn inmiddels persoonlijke lijflied Heartbreak Hotel kruipt Cale onder de vleugel vanwaar hij stukken van het podium kapot begint te trekken. Zonnebril op de neus, gelaatsuitdrukking grenzend aan hysterie. Hier is duidelijk iemand in zijn eigen privéhel beland. De zanger beseft dit zelf ook net op tijd en vervolgt even later het concert alsof er niks aan de hand is. “John is een brave jongen, maar schizofreen. Ik wil niet brutaal zijn, maar hij is niet goed snik”, aldus voormalig Velvet Undergroundzangeres Nico in het tijdschrift Humo.

Op het in 1973 verschenen Paris 1919 plaatst de componist in hem muziek, uitvoering en teksten tegenover in plaats van bijelkaar. Een setje strijkers tegenover een rockidioom. Dat laatste uitgevoerd door de Amerikaanse band Little Feat. Het werkt. Paris 1919 is een weemoedige plaat waarop afscheid wordt genomen van een door toedoen van de Eerste Wereldoorlog cultureel verdwijnend Europa. Het einde van de samenleving, van de vijandigheid die er onvermijdelijk op volgt. “The Continent’s just fallen in disgrace.” En: “nothing frightens me more than religion at my door.” Bij Cale gaat het in teksten en muziek net als in zijn eigen leven om schijnbare tegenstellingen en paradoxen. Zonder wrijven geen glans. Het onvoorspelbare als kunstvorm. “Ik hou ervan om tegenstrijdigheden in proza te zien, ze verlevendigen het tempo van personages.” Voorbeeld: de latere song Mr. Wilson, een eerbetoon aan Brian Wilson van The Beach Boys, maar volgens de schrijver gaat het tegelijk ook een beetje over de vroegere Britse premier Harold Wilson.

“I believe you, Mr Wilson
I believe you anyway
And I’m always thinking of you
When I hear your music play”

“And you know it’s true
That Wales is not like California in any way
And every time I hear your music
You’re still thousands of miles away”

De liedjes van The Beach Boys beschouwt hij sowieso als zijn persoonlijke soundtrack. In My Room behoort tot een van zijn favoriete nummers. Een deel van de tekst herinnert hem telkens aan zijn jeugd:

“Now it’s dark and I’m alone
But I won’t be afraid
In my room”

Soms schiet de singersongwriter Cale nogal door in het zoeken naar artistieke contradicties. Dan lijkt hij niet te weten wat hij wil, twijfelt hij over welke nummers wel of niet op een plaat moeten verschijnen. “I’m happy not making sense”, roept hij jaren later een keer tussen neus en lippen door. Slow Dazzle is zo’n werk dat geplaagd wordt door onzekerheden. Wat staat dat stelletje rocksongs als aftands meubilair tussen enkele prachtig ingelijste liedjes? Nog warriger is de piano- en orkestplaat The Academy In Peril. Eigenlijk is alleen het klaphoesontwerp van Andy Warhol met de doorkijkfotootjes de moeite waard. Nat Finkelstein, hoffotograaf van de kunstenaar en getuige van het bovengenoemde deurincident, denkt er zo het zijne van: “nooit geweten of John Cale Elvis Presley, de creatie van Frankenstein of de jonge Chopin wilde zijn”.

Paranoia

Halverwege de jaren zeventig gooit Cale het roer drastisch om. Hij verhuist van Los Angeles naar Londen. Het is even wennen in de Engelse hoofdstad. De eerste maanden brengt hij zijn dagen als volgt door: ’s morgens luisteren naar Mahler en The Beach Boys, in de namiddag eigen muziek opnemen, daarna de kroeg in en concerten bezoeken. In Engeland zal hij enkele platen maken die door sommigen als een trilogie worden beschouwd: Fear, Helen Of Troy en Slow Dazzle. Ze omvatten thema’s als paranoia en liefde, althans wat er nog van over is. Opvallend is de variant van het hier al vaker aangehaalde Heartbreak Hotel.

De hit van Elvis Presley wordt volledig binnenstebuiten gekeerd. Na een loeiende sirene klinken de teksten zodanig vertraagd dat elk woord en elke zin een beklemmende klaagzang wordt van gevoelens van angst, afzondering en eenzaamheid. Elvis has left the building en komt nu zeker nooit meer terug. De uitvoering zegt veel over de toestand waarin John Cale in die jaren verkeert. Vergelijk de hoezen van Paris 1919 en Fear maar eens. Op de ene een laconieke dandy in wit pak, op Fear een zwartwitportret van een junkie; magere kop met bleke gelaatstrekken en ingevallen wangen.

Wat hem al een tijdje dwars zit is het uitblijven van een hit. In een poging het tij te keren wisselt hij van management. Hij verblijft korte tijd in New York, speelt in lokale clubs en produceert het debuutalbum van Patti Smith. Het beetje inkomsten uit de opbrengst van albumproducties en royalty’s gaat goeddeels op aan drugs en alcohol. Dat verandert gaandeweg wanneer hij Risé Irushalmi leert kennen. Het klikt meteen tussen de twee. Ze trouwen en krijgen een dochter, Eden. Voor Cale extra motivatie om af te kicken van zijn drugsverslaving. In muzikaal opzicht gaat het ook steeds beter met hem. Waar nogal wat artiesten van naam en betekenis in de jaren tachtig artistiek de weg kwijtraken, maakt de Welshman enkele van zijn beste albums.

Cale blijft zichzelf. Hij mijdt het nieuwerwetse synthetische geluid die platen van Bob Dylan, David Bowie en The Rolling Stones ontsieren. Honi Soit en Caribbean Sunset zijn varianten op de dan in zwang zijnde postpunk. De eerste is een zwartgallige en eerlijk gezegd tamelijk merkwaardige plaat die je ook politiek incorrect zou kunnen noemen. Volgens de zanger moeten we de teksten lezen als een “stream of consciousness”. Daarom is de betekenis van de songs misschien niet altijd even duidelijk. Maar juist die onduidelijkheid draagt bij aan een stemming van onderhuids onbehagen. “Everything was without rhyme” zingt hij in Wilson Joliet. Een paar keer valt het n-woord, de beruchte beschimping voor Afro-Amerikanen. In dit nummer lijkt het te gaan om een metgezel waarmee de hoofdpersoon op de vlucht slaat. Beelden uit de Amerikaanse Burgeroorlog doemen op:

“Yesterday’s streets were burnt down into shells
Mothers weep while children sleep
Like ancestors in the ground
The misery of nuns lie together like sons
Who do not have the taste for the battle”

Verder zijn er referenties aan een toneelstuk van Shakespeare (“a secondhand Shylock”) en verwijzingen naar gedichten van Edgar Lee Masters. Deze Masters publiceert in 1915 de bundel Spoon River Anthology, waarin hij het morele verval en de hypocrisie van burgelijk Amerika beschrijft. “When I came back from Joliet, there was a new court house with a dome.” In de song Riverbank gaat het onder meer over Madame Nhu, de schoonzus van Ngo Dinh Diem, de president van Zuid-Vietnam. Volgens de geschiedschrijving is deze Nhu achter de schermen van invloed voor het conflict tussen Noord- en Zuid-Vietnam, wat uiteindelijk zal leiden tot Amerikaanse inmenging en de Vietnamoorlog. In Figher Pilot zet Cale vraagtekens bij de oorlogszucht van militairen. Voor de zekerheid neemt hij vast een voorschot op kwaadwilligen. Het in het Frans gezongen titelnummer laat zich vertalen als ‘wee degene die er kwaad van denkt’. De plaat sluit cryptisch af met de woorden “he believes in lies”. Cale: “Songwriting is een poging tot hypnose. Je hoeft het niet echt de hele tijd te begrijpen. Soms is er een mysterie in het nummer wat jou er doorheen helpt en wat de luisteraar erdoorheen helpt.”

De muziek op beide albums is soms grimmig. In een aantal songs worden piano en keyboards door Cale gebruikt als percussieinstrumenten voor het spelen van een ritmisch hamerende, repeterende groove. Ondanks dat Carribean Sunset nooit op cd is verschenen is het zijn best verkochte werk in ons land. Typisch zo’n album dat aan herwaardering toe is. De slotsong Villa Albani klinkt actueler dan ooit. De villa als metafoor voor een dreigend oorlogsconflict en het mislukken van een vredesmissie. “They’re burning all the books… They’re asking questions in town and they are going home for good. They are going home to care for some limousines and tanks”. Heel toepasselijk speelt Cale speelt het nummer tijdens zijn tournee in 2023.

Music For A New Society luidt de optimistische titel van een curieuze lp waarop alles dat in de buurt komt van een liedje rigoureus wordt afgebroken. Tussen de futuristisch aandoende klanken, deels geïmproviseerd, klinkt opeens een ontroerende liefdesliedje. De terugkeer van I Keep A Close Watch. Het pareltje vindt zijn oorsprong op het album Helen Of Troy. Hierna doet de zanger het rustiger aan. Hij wijdt zich voornamelijk aan de opvoeding van zijn dochtertje. Tegelijk dient zich een periode van hernieuwde creativiteit aan. Deels op basis van gedichten van Dylan Thomas componeert hij The Falklands Suite. Het werk wordt voor het eerst uitgevoerd door het Metropole Orkest in Amsterdam.

Wanneer in 1990 zijn moeder overlijdt bezoekt hij met zijn vrouw en kind haar begrafenis. Ondanks dat Cale zich niet erg op zijn gemak voelt, trakteert hij de aanwezigen na afloop op een diner: “alle lokale mensen waren er evenals mijn familie. Ik had ze al jaren niet allemaal bij elkaar gezien. Ik voelde me een volslagen vreemde. Iedereen heeft zich die middag prima vermaakt. En ik kreeg weer een voorproefje van de warmte en gezelligheid van de samenleving in Wales”.

Velvet Underground reünie

De samenwerking met Brian Eno wordt meerdere keren hervat. Het leidt onder meer tot de opvallende popplaat Wrong Way Up. Met Lou Reed schrijft hij Songs For Drella, een aangrijpend eerbetoon aan de in 1987 overleden Andy Warhol. Daarna komt het zomaar tot een onverwachte reünie en een reeks concerten met Velvet Underground. Oude getrouwen Sterling Morrison en Maureen Tucker zijn ook van de partij. De schrijver van dit verhaal is erbij wanneer de band op 9 juni 1993 in de Ahoy’ in Rotterdam een prachtige, door Cale gezongen versie speelt van All Tomorrow’s Parties. Echter, het feestje blijkt van korte duur. Al na twee maanden optreden door Europa, eindigt de toer net zo abrupt als ie was begonnen.

Cale merkt dat Reed weer de baas wil spelen, net als in de jaren zestig. Wat ook niet helpt is de bemoeienis van Reeds manager. Achter de schermen ontstaan zoveel irritaties en wrevel dat beiden het voor gezien houden. Maar John Cale zit niet bij de pakken neer. Hij schrijft muziek voor talloze films en andere opdrachten, wordt gevraagd voor eerbetonen, documentaires en heruitgaven rond Velvet Underground. En hij werkt steeds vaker samen met jonge muzikanten onder wie LCD Soundsystem, Animal Collective, Marissa Nadler en Kelly Lee Owens.

Hij besteedt zoveel aandacht aan allerlei projecten dat de artistieke kwaliteit van zijn eigen albums eronder gebukt gaat. HoboSapiens en Black Acetate behoren tot het allerslechtste dat hij ooit heeft opgenomen, met als absoluut dieptepunt het hem onwaardige flauwekulliedje Bicycles. Net wanneer je denkt dat de Welshman zijn beste tijd heeft gehad, verschijnt in 2012 Shifty Adventures In Nookie Wood. Opent met een perfecte popsong! I Want To Talk 2 U zou eigenlijk de hele dag op de radio te horen moeten zijn. De realiteit is anders. In tegenstelling tot zijn generatiegenoten The Rolling Stones en Bob Dylan, geniet John Cale alleen nog bekendheid bij de diehard fans. Het album verschijnt bij een dependance van het onafhankelijke Domino Records.

Mercy

Ondanks de tegenvallende verkoopcijfers brengt datzelfde label ruim tien jaar later Mercy uit. Cale blikt terug en vooruit. Onder meer over Velvet Undergroundzangeres Nico in Moonstruck. Volgens eigen zeggen gaat Night Crawling over David Bowie. Het lijkt wel hij of een open brief aan zijn vroegere maatje stuurt. Over de tijd die ze in de jaren zeventig doorbrachten, vooral in nachtclubs.

In een interview zegt Cale spijt te hebben dat hij met Bowie nooit heeft samengewerkt. Het is er simpelweg nooit van gekomen. ”Lives do matter, lives don’t matter” luidt de openingszin. In Marilyn Monroe’s Legs (Beauty Elsewhere) herinnert hij zich zijn uitzichtloze jeugd in Garnant. Het jongetje dat op bed naar het plafond staart, hoopvol naar de toekomst tast: “it was ugly, there’s always beauty elsewhere”. Tussen de regels door gaat het op Mercy over droom en werkelijkheid, over angst en verval.

“The Grandeur that was Europe
Is sinking in the mud”

“Wolves getting ready
They’re gonna buy more guns”

Dromen en angsten worden vooral in het donker benadrukt. Overdag kunnen ze leiden tot paranoia en waanbeelden. Ook dat is Mercy. Een duistere plaat. Na Bob Dylan (Rough And Rowdy Ways), David Bowie (Blackstar), Lou Reed (Lulu), Leonard Cohen (You Want it Darker) en Scott Walker (Bish Bosch), maakt ook onze man uit Wales op gevorderde leeftijd (80) een van zijn allerbeste albums. Wanneer je Mercy goed op je laat inwerken ontdek je waar het op sommige oudere platen van John Cale nogal eens aan schort: een eenheid die zorgt dat alle nummers bijeen komen om te komen tot een afgerond geheel of verbindende thematiek. En net als zijn generatiegenoten zoekt hij nadrukkelijk het experiment.

Wat overheerst zijn beats die modern klinken maar net even anders neerdwarrelen, zeker vergeleken met de R&B waar ze soms tegen aanleunen. Vreemd genoeg doen de ‘songs’ waarvan de structuur niet zo makkelijk voor het oprapen ligt, in hun dóórlopende en sinistere sound denken aan de beginselen van componist La Monte Young. Andere muzikale ideeën bedenken, aftasten en uitproberen, het vermijden van clichés. Op Mercy komen ze elkaar eindelijk tegen in een innige omhelzing: de componist en avantgardist John Cale.

 

Mijn gekozen waardering € -

Muziek. Film. Boeken. Ooit Opscene, Heaven, Platenblad. Reporters Online. Boek POSTPUNK HEDEN EN VERLEDEN (uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, longlist nominatie Pop Media Prijs 2021)