Jonge bioboeren over de toekomst: ‘Wij laten zien dat het anders kan…’

Het aantal boeren dat omschakelt naar biologisch neemt af. Terwijl de biologische landbouw juist bijdraagt aan meer biodiversiteit en een gezonde bodem. Brancheorganisatie Bionext wijdt de daling aan een gebrek aan perspectief voor biologische boeren...

Geen land boert zo efficiënt als Nederland: wereldwijd halen onze boeren de grootste opbrengst van het land. Maar die grote opbrengst komt met een prijs. Want jarenlange schaalvergroting en intensivering hebben geleid tot druk op het klimaat, afname van biodiversiteit en uitputting van de bodem. Vooral mest en pesticiden zorgen voor problemen. Een klein deel van de Nederlandse boeren – 2.115 van de ruim 50 duizend landbouwbedrijven – werkt biologisch, dus zonder gebruik van kunstmest en pesticiden. Ongeveer 10 procent van deze boeren werkt biologisch dynamisch, met nog meer aandacht voor de natuur en het bodemleven.

Leonard, Jonnes en Jara zijn jonge biologisch dynamische (BD) boeren. Hoe kijken zij naar de huidige situatie en de toekomst van het boerenbedrijf?

Leonard Reedijk (33) werkt samen met zijn ouders en broer in familiebedrijf Nieuw Bonaventura. Het akkerbouwbedrijf is biologisch dynamisch en beslaat 175 hectare grond in Zuid Holland. Ze telen o.a. witlof en vermeerderen zaden.

Jonnes Jeuken (29) doet een agrarische opleiding en werkt op een biologisch dynamisch bedrijf met 90 hectare grond in Flevoland. Zijn ouders hebben biologisch dynamisch landbouwbedrijf GAOS dat hij in de toekomst samen met zijn broer en zus wil overnemen.

Jara van Rooij (28) werkt als zuivelboerin en kaasmaker op Boerderij Ruimzicht in de Achterhoek. Ze hebben 44 hectare grond en 35 koeien. Het bedrijf werkt aan een omschakeling van melkbedrijf naar kaasmakerij.

Begrijpen jullie dat steeds minder boeren de overstap maken van gangbaar naar biologisch?

Leonard: ‘Wij snappen de gangbare boeren heel goed. Eén van mijn opa’s had een gangbare boerderij, dus ik ken de verschillen. Gangbare boeren werken met krappe marges en met enorme macht van de supermarkt. Door die kleine marges zitten boeren klem: ze kunnen nieuwe, duurzame initiatieven niet zo makkelijk uitvoeren als ze wellicht zouden willen. Door die financiële druk zie je ook veel schaalvergroting in de gangbare landbouw. Boeren gaan samenwerken zodat ze grotere machines kunnen aanschaffen. Die schaalvergroting leidt tot efficiënt grondgebruik maar is niet beter persé beter voor de bodem en biodiversiteit…’

Jonnes: ‘De kosten spelen zeker een rol. Overstappen van gangbaar naar biologisch is duur. De eerste twee jaar mag je je producten nog niet als biologisch verkopen, terwijl je wel nieuwe machines moet aanschaffen en meer arbeid hebt. Je moet dus flink investeren.’

Jonnes: ‘Veel gangbare boeren hebben ook een andere mindset. Ze zijn gewend om alles alleen te doen en producten te ‘maken’: zoveel mogelijk sturen. Heeft je gewas stikstof nodig? Dan voeg je kunstmest toe. Heeft je gewas een plaag? Dan gaat er insecticide op. In de biologische landbouw ben je meer aan’t samenwerken met de natuur. Je kan minder sturen. Als je dat nog nooit gedaan hebt, kan dat spannend zijn: een extra drempel. Daarnaast kan ik me goed voorstellen dat als je bijna met pensioen gaat en je hebt je hele leven gangbaar geboerd, de transitie naar biologisch te groot is. Tenzij je een opvolger hebt…’

Er is een enorm mestoverschot in Nederland en het pesticidegebruik moet omlaag. Hoe gaan jullie met deze zaken om?    

Leonard: ‘Op biologisch dynamische bedrijven gebruiken we veel minder mest dan in de reguliere landbouw. Pesticiden gebruiken we helemaal niet en daarom groeien onze planten langzamer – in de woorden van mijn vader; wij laten de planten meer in hun waarde. Door die langzamere groei zijn de planten bestendiger tegen schimmels en ziekten. Onkruid wieden gaat met de hand. De opbrengst van het gewas is wat lager, maar het product is smaakvoller en ik denk ook gezonder omdat het meer tijd heeft gekregen om te groeien.’

Jara: ‘We hebben geen tuinbouw-gewassen maar wel gewassen voor de koeien, dus gras en granen voor stro. Wij gebruiken geen pesticiden. Met mechanische onkruidbestrijding (met werktuigen) en niet onbelangrijk, acceptatie van onkruid, hebben we dat goed onder controle. Het mest van de koeien rijden we uit op het land. We hebben geen overschot.’

Minister Carola Schouten van Landbouw wil omschakelen naar ‘kringlooplandbouw’: landbouw waarbij land en grondstoffen duurzaam worden gebruikt en niet meer dan noodzakelijk is. Wat vinden jullie hiervan? 

Jonnes: ‘Het is een goed idee maar ze heeft in de afgelopen vier jaar weinig concrete dingen voor elkaar gekregen. Ik vind het ook typisch dat ze het over kringlooplandbouw heeft en biologisch niet noemt. Zijn de belangen van multinationals – bedrijven die handeldrijven in de gangbare sector op gebied van melk, veevoer, bestrijdingsmiddelen, antibiotica enzovoort –  zo groot en sterk dat de minister in haar oplossing de biologische landbouw niet kan noemen? Gelukkig ziet bijna iedereen dat het huidige voedselsysteem geen toekomst heeft. Er moet verandering komen. De biologisch (dynamische) landbouw werkt toekomstbestendig en laat zien: zo kan het ook.’

Leonard: ’In de biologisch dynamische landbouw werken we  al zoveel mogelijk met een gesloten kringloop. Dat betekent dat we zo min mogelijk afval produceren. Een voorbeeld: in onze witloftrekkerij groeien de kropjes op de witlofwortels. Vroeger waren die wortels afval, nu weten dat daar veel eiwitten in zitten die goed zijn voor koemelk. Onze witlofwortels gaan naar de biologisch dynamische veehouderij en in ruil daarvoor krijgen wij hun mest waarmee wij ons land weer vruchtbaarder kunnen maken.’

Jara: ‘Wij werken ook naar een gesloten kringloop. Wij zijn van 50 koeien teruggegaan naar 35, onder andere omdat we dan met 44 hectare voldoende land hebben om zelf stro en voedsel voor de koeien te verbouwen. Door de droge zomers van de laatste jaren, moeten we nu nog voer aankopen. We werken aan een beregeningssysteem zodat we in de toekomst zelf voldoende voer kunnen produceren.’

Wat zijn – naast een gesloten kringloop – andere dingen die jullie doen om je bedrijf te verduurzamen?

Leonard: ‘Het meest duurzaam is de regeneratieve landbouw: produceren met behulp van natuurlijke hulpbronnen. Onze grasklaverteelt bijvoorbeeld. Grasklaver is een rustgewas. Het zorgt voor goede structuur van de grond en brengt via de wortels stikstof in de grond. Het volgende gewas dat we verbouwen op die grond kan die stikstof mooi gebruiken om te groeien. We hebben dan geen of bijna geen dierlijke mest meer nodig om stikstof toe te voegen. We laten de planten zelf het werk doen.’

Jara: ‘Als onze kaasmakerij in werking is, gaan we zoveel mogelijk de warme melk direct uit de uier verwerken. De melk heeft dan de perfecte temperatuur om er kaas van te maken. We hoeven de melk dan niet te koelen en weer op te warmen. Dat scheelt elektriciteit en maakt het proces duurzamer.’

Volgens het CBS is de nieuwe generatie boeren steeds hoger opgeleid. Ruim tien procent van de boeren heeft tegenwoordig een hogere beroepsopleiding. Hoe zijn jullie opgeleid en heb er profijt van? 

Leonard: ‘Als boer ben je in de eerste plaats vakman. Maar in deze tijd ben je ook ondernemer in een steeds internationalere markt. Je moet niet alleen je omzet halen, je moet ook letten op de kosten, een gedegen financiële planning hebben, goed Engels spreken, vergaderingen bijwonen… Ik heb bedrijfskunde gestudeerd, een master in finance gedaan en zes maanden in Taiwan gestudeerd. Daarna heb ik zeven jaar bij grote bedrijven gewerkt. Ik ken de bedrijfscultuur van grote bedrijven en weet hoe de besluitvorming werkt. Die achtergrond komt zeker van pas.’

Jonnes: ‘Ik heb technische bedrijfskunde (HBO) en supply chain management (Master) gestudeerd en een aantal jaar in het bedrijfsleven gewerkt. Omdat ik een bepaalde feeling met het bedrijfsleven miste, ben ik overgestapt naar de akkerbouw. In het bedrijfsleven heb ik een helikopterview leren ontwikkelen. Ik snap hoe de keten werkt en heb ervaring met business to business. Ik ervaar dat als een voordeel in de communicatie met leveranciers en afnemers.’

Jara: ‘Na het VWO ging ik economie studeren, maar het was niks voor mij. Ik ging als vrijwilliger werken op een melkveebedrijf en kaasmakerij in Zuid Frankrijk en daar ontdekte ik: dit is wat ik wil! Ik heb er vijf jaar gewerkt en daarna in Nederland de biologisch dynamische opleiding in Dronten gedaan. Op de boerderij heb ik de basis geleerd: de omgang met koeien en het kaasmaken, op de opleiding de theoretische diepgang.’

Het boerenbedrijf staat enorm onder druk. Waarom kiezen jullie er toch voor om boer te worden? 

Leonard: ‘Ik ben opgegroeid op het boerenbedrijf. Het bleef trekken. Na zeven jaar in het bedrijfsleven, ben ik nu sinds een jaar terug in het familiebedrijf. Het ondernemen, het buiten zijn, het kijken naar je land, je planten, de bodem… Het is heel mooi!’

Jonnes: ‘Ik wilde niet altijd boer worden maar als ik terugkijk had ik wel altijd feeling met het boerenbedrijf. Die feeling miste ik met het bedrijfsleven.’

Jara: ‘Tussen de koeien in Frankrijk voelde ik: ik ben boerin. Het boerenbedrijf is een baan en tegelijkertijd een levenswijze. Het past bij mij.’

Biologische en biologisch dynamische producten zijn duurder dan gangbare producten. Hoe komt dat?   

Leonard: ‘Biodynamische en biologische boeren moeten onkruid wieden en dat kost geld. Een gangbare boer heeft geen onkruid – door pesticiden gebruik – en dus ook veel minder mankracht nodig. Afgelopen zomer konden onze vaste wieders uit Polen door corona niet komen en hadden we een team freelancers uit de evenementenbranche op het land. We hoorden vaak: nu begrijpen we pas écht waarom biologische groenten wat meer kosten: er moet de hele zomer onkruid gewied worden en dat gebeurt met de hand…’

Jara: ‘Eigenlijk is het omgekeerd. De prijzen in de supermarkt zijn te laag. Mensen zijn gewend aan die lage prijzen en weten niet wat een product echt kost. In Frankrijk ligt dat anders. Daar verkochten we de kaas voor een eerlijke prijs en dat was nooit een probleem. In Frankrijk vindt men het normaal om een groot gedeelte van je inkomen aan voeding te besteden. Wat je in je lichaam stopt is belangrijk. Dat zit veel minder in onze cultuur, al begint het te veranderen…’

Leonard: ‘De prijzen voor gangbare gewassen liggen in Nederland zo laag omdat we zoveel produceren. Dat maakt het gat met biologische groenten groter.’

Hoe komt het dat supermarkten geen eerlijke prijs betalen aan boeren?

Leonard: ‘Verkeerde promoties en kiloknallers… daar wordt het niet beter van. Maar het ligt niet alleen aan de supermarkten. Er zitten soms wel vier handelaren tussen boer en eindproduct en die nemen allemaal een stukje van de taart.’

Jonnes: ‘Dat hele systeem met tussenhandelaren zorgt ervoor dat de marges voor boeren zo klein zijn. In het gangbare segment lijken veel bedrijven op elkaar. Ze maken hetzelfde product voor dezelfde markt. Dat geeft supermarkten en tussenhandelaren een sterke positie: als jij het niet doet voor 10 cent per kilo, dan gaan ze naar een andere boer. Om te overleven moet je je onderscheiden en ondernemerschap tonen. Dat kan op allerlei vlakken: op raskeuze, op gewaskeuze, door meer zelf te doen – wassen bijvoorbeeld – door producten te verwerken en door lokaal af te zetten.’

Hoe lokaal zetten jullie af?   

Jonnes: ‘Mijn ouders leveren lokaal en over de grens richting Duitsland. In Nederland via de hofwebwinkel en Odin, beide korte ketens. Daarnaast hebben we een aantal industriegewassen: spinazie, erwten en boontjes, die gaan naar groothandels die er potjes van maken. We doen zaadvermeerdering voor een Duitse firma en het komt voor dat er een partij pompoenen of kool naar Duitsland gaat.’

Leonard: ‘Wij zien Europa als de lokale markt. In Nederland leveren we aan Odin en andere natuurvoedingswinkels. Maar onze productie is te groot voor alleen die afname. Meer dan de helft van onze gewassen gaat naar Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Daar is de biologische consumptie veel hoger dan in Nederland. In Nederland is de supermarkt gericht op de prijs: het moet zo goedkoop mogelijk. In Duitsland is de biodynamische markt veel groter. Maar als we kunnen kiezen tussen een Duitse klant en een korte keten in Nederland, dan kiezen we de korte keten.’

Wat houdt die ‘korte keten’ nu precies in?

Leonard: ‘De korte keten betekent zo direct mogelijk verkopen aan de klant met zo min mogelijk tussenhandelaren. Hoe groter de afzet via de korte keten wordt, hoe beter voor boer én klant. Want de boer krijgt een goede prijs en de klant betaalt minder omdat er minder handelaren (ketens) tussen zitten die meeprofiteren. Een voordeel van de korte keten is ook dat je veel meer bewustzijn krijgt bij de consument. Je kunt bij de boer gaan kijken. Hoe groeien producten?’

Jara: ‘Als je je eigen producten verkoopt, krijg je niet alleen een betere prijs, je kunt ook het verhaal van je product vertellen. Wij merken dat mensen heel geïnteresseerd zijn. De omzet van onze boerderijwinkel is sinds corona verdubbeld. Mensen worden meer bewust van gezonde voeding en dat er iets moet veranderen in de landbouw voor het klimaat.’

Hebben jullie goede hoop voor de toekomst van het boerenbedrijf?

Leonard: ‘Jazeker! Je ziet dat de gangbare landbouw een beetje opschuift richting biologisch en meer nadenkt over de kringloop. Een voorbeeld is de omgang met stro van granen. De gangbare landbouw verkoopt dit doorgaans als voer of strooisel aan de veeteelt. Terwijl je stro ook kunt verhakselen en als organische voeding (stikstof) kunt teruggeven aan de bodem. Dit stimuleert het bodemleven waardoor je een betere bodem krijgt en op termijn minder kunstmest nodig hebt. Wij zien steeds vaker dat gangbare boeren dit ook doen. Het is in beweging.’

Jonnes: ‘Ook op het gebied van pesticiden is er beweging. Het is heel erg dat de insectenpopulatie drastisch is teruggelopen en heel frustrerend dat je het ziet gebeuren bij de buurman… Maar bestrijdingsmiddelen worden steeds duurder en er zijn ook gangbare boeren die het voordeel van mechanisch onkruid wieden beginnen te zien. Ze zijn dan minder afhankelijk van een chemiereus. Gaat het snel genoeg? Nee, natuurlijk niet. Maar ik bekijk het positief: er kan ook niks gebeuren…’

Zijn er ook voordelen voor de bioboer?

Leonard: ‘De gangbare boer heeft een minder onderscheidend product. Iedereen heeft die gangbaar geteelde aardappel dus qua afzet is het lastiger. Als bioboer kan je meer ondernemen omdat je een bijzonder product hebt, je kunt je onderscheiden. Onze zaden bijvoorbeeld, die verkopen we aan een gespecialiseerd Duits bedrijf. De bijzondere producten zorgen ervoor dat je handarbeid kunt betalen voor de andere gewassen. Een andere manier om voldoende omzet te krijgen is om het het product zelf af te maken, zodat je het zonder tussenschakels kunt leveren aan de supermarkt of klant.’

Jara: ‘Dat is precies de omschakeling die wij maken: van melkbedrijf naar kaasmakerij. De prijs die we krijgen voor onze melk is te laag om een duurzaam bedrijf op te draaien. Als we de melk zelf verkazen en verkopen aan particulieren via onze boerderijwinkel, op de markt en aan winkels en restaurants, is het wel lucratief. Als je niet verkoopt aan groothandels, kun je voor een mooi product een goede prijs krijgen.’

Jonnes: ‘De gangbare zuivelveehouderij is gericht op schaalvergroting en zoveel mogelijk liters melk produceren voor een zo laag mogelijke kostprijs. Er zijn nu biologische boeren die zeggen: wij gaan met minder koeien, minder melk produceren maar er wel meer op verdienen. Ze doet dit door hun kostprijs op andere vlakken naar beneden te brengen. Bijvoorbeeld door hun koeien te laten grazen op land met veel kruiden waardoor ze gezonder zijn en de dierenartskosten naar beneden gaan. En door hun koeien te laten stripgrazen: elke week op een ander stuk land waardoor ze niet meer hoeven te maaien. De bioboer kan laten zien dat het anders kan.’

Wat kan de overheid doen om het boerenbedrijf weer gezond te maken?

Jonnes: ‘De overheid zou een prikkel kunnen geven om beter met je grond om te gaan: subsidie voor verbetering van vruchtbaarheid. Bijvoorbeeld een vergoeding voor organische stof opbouw: als je nu 2 procent organische stof in je grond hebt en over een jaar 2,2 procent, dat je voor die 0,2 procent betaald krijgt. Als de bodem gezond is, hebben we gezonde voeding én kunnen we over vijftig jaar nog steeds voedsel produceren.’

Leonard: ‘De subsidies vanuit Brussel voor boeren stellen steeds groenere eisen. Boeren moeten 5 procent van hun boerderij vergroenen door bijvoorbeeld het aanleggen van bloemenranden en dat soort zaken. Er is een grote politieke lobby die hiertegen is, want het betekent 5 procent minder oppervlakte om aan te verdienen, dus minder omzet. Maar het zijn stapjes in de goede richting.’

Jara: ‘Het nadeel van de Europese subsidies is dat ze maar voor kleine onderdelen van het bedrijf zijn. Voor het aanplanten van bomen bijvoorbeeld. Maar een knotwilgje hier of daar heeft weinig impact. Subsidies aanvragen kost ook veel tijd. Er zijn zoveel regeltjes en bureaucratische hindernissen… Het is te veel werk voor de uitkomst. Subsidies zouden moeten gaan naar bedrijven met een écht groene werkwijze, niet alleen een klein stukje. De nadruk zou moeten liggen op bedrijven die bijdragen aan natuurbehoud.’

Wat kan de consument doen om bij te dragen aan een gezond boerenbedrijf?

Jonnes: ‘Voor de meeste consumenten gaat het om de prijs. Daar moet een beter verhaal bij komen zodat mensen weten: waar komt voeding vandaan en waar geef ik mijn geld aan uit? Koop je producten in de korte keten, dan weet je: ik heb een goed product en de boer heeft een goede prijs.’

Leonard: ‘Mensen zouden ook wat minder vlees en meer groenten moeten eten. Dan zou de biologische landbouw wel sluitend kunnen zijn voor de mondiale behoefte aan voedsel. Een derde van de gewassen wordt nu geteeld voor veevoer. Als die veestapel kleiner wordt, kan je die grond gebruiken voor groenten.’

Wat kunnen boeren zelf doen om het bewustzijn bij de consument te vergroten?  

Leonard: ‘Boerderijen kunnen hun bedrijf open stellen voor de mensen. Wij zien bijvoorbeeld dat door de toename in biodiversiteit en de vele vlinders en insecten op ons land, steeds meer mensen naar ons bedrijf toekomen om te kijken. We hebben daarom wandelpaden aangelegd tussen onze percelen. Die sociale functie is belangrijk want het vergroot het bewustzijn bij de consument. Weten wat je eet. Toen ik mijn vriendin leerde kennen nam ik haar een keer mee naar de boerderij en trok een aardappel uit de grond. Zij – universitair opgeleid – had nog nooit een aardappelplant gezien!’

Jara: ‘Wij krijgen ook steeds meer mensen op de boerderij. Het is een uitje voor mensen. Ze vinden het leuk om met de kinderen bij de koeien te kijken. Wij geven ook rondleidingen op de boerderij en er komen binnenkort informatieborden zodat ze straks zelf een rondje kunnen maken.’

Wat is jullie droom voor de toekomst?

Leonard: ‘Ik ben erg geïnteresseerd in regeneratieve landbouw: landbouw die een positieve bijdrage levert aan natuur, milieu, klimaat, voedselzekerheid en sociale omstandigheden. Ik zou graag regeneratieve landbouw bedrijven met een goed economisch model!’

Jara: ‘Onze aandacht ligt nu op het bouwen van de kaasmakerij. Als alles meezit gaan we eind april starten en kan in mei de eerste kaas over de toonbank!’

Jonnes: ‘Ik hoop dat de boerenbedrijven weer kleiner worden. Niet honderden hectaren en bulk aan producten waar je vanaf moet. Maar 30 of 50 hectare en meer oog voor de bodemvruchtbaarheid van je land. Minder product en dat creatiever vermarkten. Een boterham verdienen is belangrijk. Je moet kunnen innoveren als boer en daar heb je geld voor nodig. Maar winstmaximalisatie zou niet het ultieme doel moeten zijn. Minstens zo belangrijk is de maatschappelijke rol van de boer. Kortere ketens en meer contact met de consument, dat geeft voldoening en meer arbeidsvreugde. Daar moeten we voor gaan.’

 

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11