Karel Mooijenkind overleden, 75 jaar vrijwilliger bij de Reddingsbrigade

Op 6 april is Karel Mooijenkind overleden. Sinds 1943 was hij lid van de Reddingsbrigade. Voor zover bekend was er niemand langer vrijwilliger bij deze organisatie dan Mooijenkind.

Karel Mooijenkind werd geboren in 1928 en was de eerste in de familie die kon zwemmen. We leerden hem kennen tijdens het schrijven van het jubileumboek van de Reddingsbrigade, die in 2017 honderd jaar bestond. “Ik leerde het zwemmen mezelf aan,” zei hij toen, “de schoolslag tenminste.” In 1943 werd hij lid van Reddingsbrigade in Gouda, vijftien jaar oud. De contributie van een dubbeltje per keer werd contant betaald aan de voordeur.

Het was een moeilijke en gevaarlijke tijd, midden in de oorlog. Mooijenkind: “Jongens liepen vanaf hun zestiende het gevaar om te worden opgepakt om naar Duitsland te worden gebracht. Als je kon bewijzen dat je vijftien was lieten ze je gaan, maar anders was je weg.”

Inderdaad werd de Reddingsbrigade in die oorlogsjaren zwaar getroffen. In die tijd was die organisatie gefuseerd met de plaatselijke zwemclubs, onder dwang van de Duitsers. In 1942 werden er alleen al in Gouda 37 leden vermist, bijna tien procent van het toenmalige ledenbestand! Niemand die wist waar ze waren. “En dat waren dan alleen nog maar de leden van de Goudse Reddingsbrigade”, aldus Ton Mooijenkind, zoon van Karel. Van slechts drie mensen is zeker dat die de oorlog hebben overleefd, waardoor het aannemelijk is dat zo’n 35 leden van de Reddingsbrigade en de plaatselijke zwemclubs in Gouda zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog.

Watersnoodramp

Na de oorlog ging elke organisatie weer haar eigen weg en zo ook de Reddingsbrigade met Mooijenkind, die al snel zijn vader en twee broers overhaalde om lid te worden. “Mijn vader kon niet zwemmen, maar werd toch de voorzitter van onze brigade.” Ze gaven zwemlessen en demonstraties en stonden altijd paraat in geval van nood, zoals bij een winterse redding.

“We hadden een nieuw huis gekregen,” vertelde Mooijenkind hierover. “Het was een bovenwoning boven een fietsenmakerij. Ik sta daarboven het kozijn te schilderen en hoor opeens gillen. Ik kijk naar beneden en zie tussen de ijsschotsen een jasje drijven. Er was een kind vanuit school, een meter of 25 verderop, in het water geduwd. Ik vlieg naar beneden toe maar zag het jasje niet meer. Dus toen ben ik in het water gesprongen met mijn bril nog op en mijn horloge om. En verdorie: ik kon nog nét dat jasje te pakken krijgen. Bij het bruggetje kwamen ze uit de fietsenmakerij naar buiten hollen en pakten het kind van me op. Mij lieten ze alleen in het water liggen. Ik heb me aan de kant vast gehouden en was net bezig me eruit te trekken toen ze opnieuw naar buiten kwamen om mij eruit te halen. Wat was het koud! Het was midden in de winter. Ik heb helaas nooit een bedankje gekregen van het kind of de ouders.”

En ook in 1953 stond hij paraat, tijdens de Watersnoodramp. “We hadden een feestavond van de Reddingsbrigade in Gouda, de avond van de Watersnoodramp. Het was een gezellige avond. Ik bracht Rie, mijn huidige vrouw, daarna naar huis en we kwamen langs de IJssel. Ze waren net bezig de vloedplanken neer te zetten om het water tegen te houden, op de kop van de haven. Ik keek erover heen en zag hoe hoog het water stond. Nadat Rie thuis was, ben ik weer gaan kijken en toen stond het water al veel hoger. Aan de kant van de polder liep het rechts over de straat heen naar links in een put, bij het kaaspakhuis. Ik liep door tot de oude hoek, tot de oude dijk, en in het huis beneden stroomde het water al door het huis heen. Ik kon nog nét de brug over naar huis.”

Mooijenkind was nog maar net thuis toen de politie zich voor hem en zijn vader meldde. “Of we direct wilden komen. We zijn naar het politiebureau gegaan en daar stonden we stand-by om uit te rukken als het nodig was. Er was al een boot geregeld. Maar het werd te druk op het politiebureau en daarom zijn we naar de haven gegaan, naar de huishoudschool en daar stond de auto klaar met de boot erop. Daarop zaten we de hele tijd met een paar man en een instructeur te wachten tot we nodig waren, maar desondanks zijn we niet uitgerukt! We hoorden wel dat tussen Moordrecht en Nieuwenkerk de dijk op doorbreken stond. Daar hebben ze een boot laten zinken, in dat gat.”

Later werd ook zoon Ton lid van de Reddingsbrigade, inmiddels al een kwart eeuw de secretaris in Gouda. Zo bepaalt dit vrijwilligerswerk het leven van enkele generaties Mooijenkind, zelfs tijdens vrije dagen en in de vakantie. Dit gezin bracht daarom al zijn vakanties door bij de strandbewaking in Scheveningen en verleende dan ook bijstand.

Moeder Rie, die in januari al is overleden, was zelf nooit actief lid van de Reddingsbrigade, maar vatte desondanks treffend samen wat dit leven voor haar gezin inhoudt: “Je blijft altijd van de Reddingsbrigade. Altijd.”

Karel Mooijenkind is 89 jaar geworden. Dit jaar zou hij 75 jaar lid zijn geweest van de Reddingsbrigade.

Mijn gekozen waardering € -