Caroline: “Saartje was mijn beste maatje. Er was niemand die zo’n grote rol in mijn leven speelde als zij. Ze kon misschien niet praten, maar ik deelde alles met haar en we waren alle dagen samen. Dat zij zo plotseling en totaal onverwacht uit mijn leven werd gerukt, is tot nu toe het ergste dat ik in mijn leven heb meegemaakt.
Ik heb weken getreurd. Ik voelde me somber, eenzaam en verlaten. Het was zo stil in huis zonder haar. Ik had een bijbaan achter de bar in een kroeg, en de eerste weken na haar dood wilde ik ’s avonds helemaal niet meer naar huis. Na sluitingstijd bleef ik zo lang mogelijk hangen, week vervolgens uit naar vage nachttenten, en ging tot vroeg in de morgen door. Omdat ik niet wilde thuiskomen in dat lege huis…
De dag dat het gebeurde staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. ’s Ochtends was er nog niks aan de hand. Ik ben opgestaan, heb haar eten gegeven en geknuffeld en ben naar mijn werk gegaan. Rond half zes kwam ik weer thuis. Normaal gesproken stond ze altijd te wachten bij de deur. Ik heb een tussendeur met glas, en als ik beneden mijn sleutel in het slot deed, stond ze steevast boven met haar pootjes tegen het glas. Dat was mijn dagelijkse welkomstcomité. Maar nu niet. Ik zag haar niet, en ik hoorde niks. Ik snapte er niks van…
Gealarmeerd stapte ik naar binnen en liep het appartement door. Vrijwel meteen vond ik haar. Ze lag op haar favoriete plekje in de vensterbank, helemaal stil en met haar ogen open. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat haar ogen raar waren weggedraaid. Dode ogen. Ik schrok me helemaal wild! Ik pakte haar in mijn armen, ze was nog warm en slap. Maar hartstikke dood. Ik barstte in huilen uit, en raakte in paniek. Hoe kon dit? Wat was er gebeurd? Wat moest ik doen? Half hysterisch liep ik met mijn dode poes door het huis. Ik was zo van de kaart dat het even duurde voor ik iemand kon bellen. Eerst liep ik nog als een bezetene door het huis, zoekend naar een aanwijzing. Een omgevallen fles bleekmiddel, chemisch schoonmaakmiddel… iets dat ze per ongeluk binnen had gekregen. Misschien was ze vergiftigd? Na een minuut of tien werd ik iets rustiger. Met Saartje in mijn armen heb ik een vriendin gebeld. Geen gehoor. Een andere vriendin, ook niks. Uiteindelijk kreeg ik de vriend van mijn beste vriendin te pakken. Hij wenste me sterkte en vroeg of ik naar hem toe wilde komen, maar dat wilde ik niet. Ik wilde dat Saartje haar ogen open deed! Ik wilde niet dat dit niet gebeurde! Ondertussen had ik ook de dierenambulance gebeld. Ze zouden komen kijken, maar een dode kat heeft natuurlijk geen prioriteit. Het duurde in ieder geval eindeloos. Twee uur heb ik met mijn allerliefste, dode Saartje in mijn armen zitten wachten. Het waren de verdrietigste en eenzaamste uren van mijn leven.
Hoe ik dag verder doorgekomen ben, weet ik niet precies meer. Ik was volledig van de kaart. De volgende dag is mijn vader me met de auto komen halen. Ik had Saar in de vriezer bewaard, en hij wilde niet dat ik met dat koude kattenlijkje in de trein hoefde. We hebben haar inde achtertuin begraven. Mijn vriendinnen waren ook geweldig, vooral degene die zelf ook dieren hebben. Ik was zo van slag, dat ik me een paar dagen heb afgemeld van mijn werk. Mijn collega’s waren begripvol en mijn supervisor snapte het helemaal. Op het werk gaf hij door dat ik ziek was.
Ik werd dus in eerste instantie heel goed opgevangen. Toch durfde ik na een aantal weken niet meer aan te komen met mijn verdriet. Heb je haar weer met die poes… zag ik ze denken. Misschien dachten ze dat niet, en doe ik ze tekort. Maar ik voelde me zo eenzaam met mijn verdriet. Ik kón het na verloop van tijd ook niet meer delen. Want zelfs als mensen oprecht meeleefden, bleef het mijn eigen, persoonlijke verdriet. Saartje was mijn kat, mijn grote liefde. Niemand kende haar zoals ik. En niemand miste haar zoals ik…
Hoe het komt dat ik zo emotioneel reageerde op het verlies van mijn kat, weet ik niet. Ik ben opgegroeid met poezen, en heb altijd een zwak voor ze gehad. Als klein meisje lag ik ’s avonds in bed al te kroelen met een spinnende kat onder de dekens. Ik heb veel fijne herinneringen aan die dierenvriendjes uit mijn jeugd. Toen ik op kamers ging, wilde ik dolgraag mijn eigen kat. Maar de eerste jaren zat ik bij een hospita waar geen huisdieren mochten. Pas vijf jaar later, toen ik mijn eigen huisje kreeg, was het zover. Tijd voor mijn eerste eigen huisdier!
Toevallig hadden de buren van mijn ouders net een nestje jonge poezen. Vijf stuks. Helemaal leuk, want ik kende de moederpoes nog van vroeger. Vanaf het eerste begin viel mijn oog op een schattig klein wit poesje. Het stumpertje van het nest. Ze was de laatst geborene, en een beetje kleiner en langzamer dan de anderen. Ik heb een enorme zwak voor ‘zielige’ dieren, dieren die een beetje buiten de boot vallen. Daarom had ze meteen mijn voorkeur. Achteraf gezien was haar achterstand natuurlijk een teken dat ze niet zo sterk was. Maar ze had mijn hart al veroverd. Zij was de poes die ik wilde. Ik noemde haar Saartje.
Vanaf het begin hadden we een hechte band. Zij was mijn allereerste en liefste huisgenoot. Voor mensen die niet van dieren houden, klinkt het waarschijnlijk belachelijk, maar ik was echt een beetje verliefd op haar. Als ik langer dan een paar uur weg was, móést ik weer naar huis. Ik kon haar niet alleen laten. Ze was zo lief en aanhankelijk. Als ik thuis kwam, gingen we eerst samen uitgebreid knuffelen op bed. Ook als ik mensen bij me had, dan zei ik dat ze maar vast even moesten gaan zitten omdat ik eerst mijn kat moest knuffelen. Ze sliep ook altijd bij mij op bed, en als ik een keer langer dan 24 uur van huis was, liet ze echt merken dat ze boos was. Dan negeerde ze me en wilde niet knuffelen. Na een tijdje trok ze weer bij, en kwam ze het ‘goed’ maken. Ik heb ook een aantal heftige, intense dingen meegemaakt met haar. Wellicht heeft dat de band extra versterkt?
Zo viel ze toen ze ongeveer één jaar was, van het balkon van tweehoog naar beneden! Ik voelde me zo schuldig. Het was zomer en omdat het zo warm was ’s nachts had ik de balkondeur open laten staan. Ik deed dat wel vaker, en het ging altijd goed, tot ze op een ochtend nergens te bekennen was. Verschrikkelijk! Waar was ze? Eerst heb ik het hele huis binnenstebuiten gekeerd, maar ze was nergens te vinden. Ze móést van het balkon gevallen zijn en in de binnentuinen zitten. Het kon niet anders. Ik ben alle buren langs geweest met een foto, heb briefjes opgehangen in buurt, briefjes door alle brievenbus gedaan… Niks! Toen ik na een week op een ochtend weer stond te roepen op het balkon, hoorde ik ineens heel hard kattengeschreeuw. Ik ben naar de benedenburen gerend, hun huis doorgestormd naar de tuin en ja hoor, daar zat ze! In het gras, broodje mager en met een verwilderd uiterlijk. Maar ze was er weer! Ik was zo blij, ik heb dagen rondgelopen met een big smile op mijn gezicht. Saartje was terug!
Ik heb meteen gaas op mijn balkon laten maken, zodat ze nooit meer naar beneden zou kunnen vallen. Binnen een dag gedroeg ze zich alsof ze nooit was weggeweest. En… tot mijn grote blijdschap, werd ze steeds dikker! Ik wilde graag een nestje, en was al aan’t broeden op hoe en waar ik een kater vandaan moest halen. Maar nu had ze het zelf geregeld! Ik kon mijn geluk niet op. Tot ze ging bevallen… Een drama. Er kwam één schattig roodharig katje, maar ze liet hem links liggen en na een kwartiertje bewoog hij niet meer. Ik was samen met een vriendin. We hebben de dierenambulance gebeld, en zelfs mond op bekje-beademing geprobeerd. Maar helaas. Punkie, zoals we hem gedoopt hadden, was dood. We hebben hem ’s nachts begraven in het Vondelpark. Ik was heel verdrietig en teleurgesteld. Saar was ook van slag en heeft nog een hele tijd lopen zoeken in huis.
Tussen mij en Saar was verder alles prima. We leefden in goede harmonie met elkaar, en ik dacht dat ze tot mijn 40e bij me zou blijven… Maar het lot bepaalde anders. De laatste avond voor haar dood, was er een belangrijke voetbalwedstrijd. Ik weet niet precies waarom, maar ik had besloten thuis te blijven in plaats van naar mijn stamkroeg te gaan. Toen ik halverwege de avond overal gejoel uit de huizen hoorde komen, had ik even spijt omdat ik kennelijk een gezellige avond gemist had. Maar achteraf ben ik zó blij voor die laatste avond met Saartje. Ze heeft de hele avond tevreden bij me gezeten. Ik koester die herinnering.
Wat er precies gebeurd is, zal ik nooit weten. Ik heb me er heel lang heel schuldig over gevoeld. Eerst omdat ik dacht dat ze vergiftigd was door iets dat ik had laten slingeren. Maar volgens de dierenarts heeft ze waarschijnlijk een hartaanval gehad. Hij dacht dat het waarschijnlijk altijd al een zwak katje geweest was, en dat dit vroeg of laat gebeurd zou zijn. Dit gaf mij wel enige rust. Maar het bleef naar. Mijn gevoel zegt dat ze de sleutel beneden in het slot hoorde, en zoals altijd vrolijk van de vensterbank naar de tussendeur wilde springen, en toen een hartaanval kreeg… Daarom was ze nog warm en zacht toen ik haar vond. Het was nét gebeurd. Ik voelde me in de weken na haar dood ook schuldig omdat ze zoveel alleen was geweest, ondanks onze hechte band. Weken, maanden, voelde ik me somber en slecht.
Na een paar maanden besloot ik twee nieuwe katjes te nemen. Wellicht zou dat helpen? Ik vond het zo stil in huis zonder Saar. Ik nam er twee, zodat ze nooit eenzaam zouden zijn. Maar ik moest heel erg wennen. Liepen er twee van die lieve kleine pluisjes door het huis, en ik dacht alleen maar: ik wil Saar! Het duurde een maand of twee voor dit minder werd. Wat bleef, was mijn overbezorgdheid. Dat was begonnen nadat Saar van het balkon was gevallen, en nog erger geworden na haar onverwachte overlijden. In het begin was ik idioot overbezorgd met mijn nieuwe katten. Altijd de ramen controleren, zodat ze niet konden vallen, het balkon afschermen, poezen ‘tellen’ als ik wegging, steeds checken waar ze waren: zaten ze niet in een kast opgesloten? Konden ze zich nergens aan bezeren? Het werd bijna dwangmatig. Dat ik me op mijn werk moest inhouden om niet terug naar huis te gaan, om te checken of het gas wel uit stond. Straks zou de boel ontploffen en waren mijn katten dood…
Het gaat nu een stuk beter met mij. Ik heb de overbezorgdheid in bedwang, en ben niet meer somber. Ik kan nog steeds in tranen uitbarsten als ik over Saartje vertel, maar niet meer zo erg en zo vaak als eerst. De scherpe kantjes zijn eraf. Soms schaam ik me ervoor dat het zo lang duurt bij mij. Maar ik hield ook zo veel van die kat… Mijn nieuwe katten helpen mij bij het verwerken, en hebben ook een plekje in mijn hart veroverd. Toch is het anders dan met Saar. Dat ging zo diep en haar onverwachte dood heeft mij zó aangegrepen. Ik durf me gewoonweg niet meer op die manier te hechten aan een beest. Saartje blijft voor altijd de aller allerliefste.”
Rouwen om je huisdier
Rouw is een natuurlijk proces bij verlies, ook bij verlies van een huisdier. Hoe hechter de band met het dier, hoe groter het verdriet. Rouw gaat gepaard met huilen, verdriet, treuren en/of depressie. Symptomen van depressie zijn verlies van eetlust, slapeloosheid en loomheid.
Dr. Nienke Endenburg is GZ psycholoog en gespecialiseerd in de begeleiding van verdriet bij overleden huisdieren.
Waarom schamen mensen zich vaak voor het verdriet om hun huisdier?
Nienke: “Er zit een enorm taboe op. Vooral bij mensen die geen huisdier hebben. Zij zien een dier als een ding. Als het dood is, koop je toch ‘gewoon’ een nieuwe? Maar als je een band hebt met een huisdier, en deze vervolgens verliest, is het perfect normaal om verdriet te hebben. De duur van dit rouwproces verschilt per persoon en heeft te maken met persoonlijkheid, de sterkte van de band met het dier, en de manier waarop het dier is dood gegaan. Als het dier onverwacht of op traumatische wijze is overleden, kan het langer duren. Hoe het rouwproces verder verloopt staat los van sekse, leeftijd en gezinssamenstelling. Gemiddeld duurt het rouwproces om een huisdier 8,5 maand. Het proces is voltooid als je over je huisdier kunt praten, zonder voortdurend in tranen uit te barsten.”