Kleine huis op de prairie

Rationeel weet Miloe van Beek best dat ruzie maken goed is voor kinderen. In de praktijk drijven de met veel volume gepaard gaande dagelijkse disputen tussen broer en zus haar regelmatig tot wanhoop.

‘Die pinguïn is van mij! Geef terug!’

‘Nietes! Hij is van mij!’

‘Ik heb ’m gekregen.’

‘Nietes! Ikke!’

‘Ik had ’m al toen jij er nog niet was. Toen was alles hier van mij. Dus. Geef! Terug!’

‘Ik ben er nu wel! En ik kreeg hem van oma toen ik een baby was.’

‘Je bent nu nog een baby.’

‘Ik ben geen baby! Ik ben Nina! Mama, Otis zegt dat ik een baby ben!’

‘Neneneneneh. Superbaby.’

‘Stomme Otis!’

‘Au! Mama! Nina slaat me!’

‘Aaah! Mama! Otis schopt me!’

‘Niiiinaaaaa! Stop. Hou. Op! Maaamaaa! Nina knijpt me!’

‘Maaaaam! Otis trekt aan mijn haar!’

Met een temperamentvol en een assertief exemplaar lopen de gemoederen bij mij thuis dagelijks hoog op. Zo hoog dat ik uit angst voor gewonden en een gehoorbeschadiging regelmatig vind dat ik moet ingrijpen. Dat heeft helaas nooit het gewenste resultaat, het zorgt er hooguit voor dat zoon stampvoetend naar boven vertrekt (‘Ik wil geen zusje meer, ik wil een broer!’), dochter spartelend op de grond een Italiaanse opera naspeelt en ik me uitgeput afvraag hoe ik als ruzie mijdend persoon toch twee zulke heftige karakters heb kunnen baren.

Vier jaar geleden vond mijn zoon het best leuk dat hij een zusje kreeg. Die vreugde duurde precies twee dagen. Daarna begon er een haat-liefdeverhouding die tot op de dag van vandaag voortduurt. Ze zijn dol op elkaar en slaan elkaar de hersens in, twee gemoedstoestanden die elkaar in hoog tempo afwisselen. Oorzaak van de strijd is meestal iets ogenschijnlijk totaal onbelangrijks: een plastic lepeltje waar ze per se allebei hun toetje mee willen eten, een dino die al twee jaar ligt weg te rotten onder de verwarming, dochter die haar broer ‘stommerd’ noemt, zoon die het zorgvuldig met strijkkralen gevulde prinsessenvormpje van zijn zusje min of meer per ongeluk omstoot. Soms laat ik me niet omver blazen door het volume dat ze produceren en weet ik als Kofi Annan zelve de gemoederen te kalmeren. Maar gaan ze elkaar drie minuten nadat we aan tafel zijn gegaan te lijf wegens een doperwt die de verkeerde kant oprolt, dan reageer ik vaak even primair als mijn kinderen. Uitbarstingen waar ik me achteraf elke keer weer diep voor schaam.

Suffe ja-knikker

Rationeel weet ik dat ruzie normaal is. En gezond. Ik heb bovendien liever dat mijn kinderen nu leren voor zichzelf op te komen dan dat het later suffe ja-knikkers worden. Maar dat is rationeel. Gevoelsmatig wil ik dat de dagen gevuld zijn met de slappe lach op de achterbank van de auto, met een zoon die zijn zusje hakkelend een boekje voorleest, met broer en zus die hand in hand naar school lopen, met een dochter die haar mooiste schelp aan haar allerliefste broer geeft. Want broer-zusliefde geeft mij zo’n warm kleine-huis-op-de-praire-gevoel. En wie wil er nou geen harmonieus kleine-huis-op-de-prairie-gezin zijn? (Ja, die serie speelt zich in 1870 op het Amerikaanse platteland af, maar toch.)

Laatst barstte ik tijdens het tienminutengesprek op school in snikken uit. De frustraties van het hele schooljaar kwamen er op een mega onhandig moment uit. Die avond realiseerde ik me weer even hoeveel ik oppot, inslik en binnenvet. Ik waai liever met alle winden mee dan dat ik voor mezelf opkom, mijn eigen ruimte opeis. Ik ben zelf die suffe, meegaande ja-knikker geworden. Na veertig jaar blijkt mijn lichaam dat zat. Ik krijg hoofdpijn. Word steeds sneller boos. En heb huilbuien op onverwachte momenten en plekken. Het is kortom tijd dat ik leer hoe dat eigenlijk moet, ruzie maken. Gelukkig heb ik twee extreem goede docenten in huis.

Mijn gekozen waardering € -

Miloe van Beek is twaalf jaar freelance journaliste en zes jaar moeder. Ze heeft nog nooit een roze wolk gezien, ze past niet in het perfecte plaatje en is chronisch chaotisch. Schrijft rauwe, eerlijke, licht ironische stukken over alle aspecten van het moederschap. Daarnaast schrijft ze verhalen die van ondernemers mensen maken.