Komt een celebrity bij de dokter

Het beroep van arts van een beroemdheid is lucratief, prestigieus en uitdagend. Maar ook veeleisend, verraderlijk en gevaarlijk. Michael Jackson, Elvis Presley, Kennedy, Mitterand: hoe de celebrity doctor onherroepelijk wordt meegezogen in de ondergang van zijn beroemde patiënt.

Kansarme jongen groeit op bij zijn grootouders en zijn moeder in Trinidad en Tobego. Wordt onderwijzer en daarna verzekeringsagent. Legt al zijn geld opzij om te kunnen gaan studeren in de VS. Verhuisd op zijn 27e naar Houston, Texas, schrijft zich in voor een medicijnenstudie, studeert af en schopt het tot lijfarts van Michael Jackson.

Het leven van dr. Conrad Murray (1953) leest als de vleesgeworden Amerikaanse droom. Tot die noodlottige junidag in 2009 toen Jackson dood werd aangetroffen in Los Angeles. De King of Pop, al jaren een koning zonder land, bleek te zin overleden aan een dodelijke combinatie van een ongelooflijke hoeveelheid medicijnen, waaronder demerol, valium, lorazepam en propofol. Verstrekt door dokter Conrad Murray. Zijn lijfarts? Of zijn drugsdealer?

Dr. Nick

Het treurige einde van The King of Pop vertoont veel gelijkenis met de dood van die andere King, Elvis Presley. Ook Presley was verslaafd aan medicijnen, en ook bij Presley’s overlijden speelde een arts de hoofdrol: George C. Nichopoulos, beter bekend als dr. Nick. Na de dood van Presley op 16 augustus 1977 was de dokter lange tijd wereldnieuws. Fans, althans zij die geloofden dat Elvis echt dood was, zagen in dr. Nick de kwade genius achter het vroege verscheiden van hun idool. Ook de Amerikaanse justitie deed dat: in 1980 kwam het tot een rechtszaak tegen Nichopoulos, waarin schokkende feiten aan het licht kwamen. Zo bleek de arts Presley in de laatste acht maanden van zijn leven tienduizend(!) doses barbituraten, amfetaminen en verdovende middelen te hebben voorgeschreven.

Zelf een celebrity

De gevallen Jackson/Murray en Presley/Nichopoulos staan niet op zichzelf. De voorbeelden van dubieuze relaties tussen artsen en hun wereldberoemde patiënten zijn legio. Die relatie is ook per definitie precair. De (lijf)arts leeft enerzijds in de schaduw van de grote ster, maar kan tegelijk een bepalende invloed krijgen. Niet zelden legt de celebrity zijn lichamelijke en psychische welbevinden in handen van één bevoorrechte behandelaar, die uitgroeit tot steun en toeverlaat. Behorend tot de inner circle van zijn beroemde cliënt deelt de celebrity dokter in diens roem en status. Hij wordt zelf een bekendheid. Zo’n werkomgeving is uitdagend en stimulerend, maar kan ook gevaarlijk zijn als de professionele blik van de lijfarts vertroebeld raakt en er een ongewenste afhankelijkheid ontstaat. Wie 150.000 dollar per maand verdient aan één cliënt, zoals Jacksons arts Murray, moet wel heel sterk in zijn schoenen staan om de wensen van die cliënt in de wind te slaan.

Niet verantwoord

Beroemd of berooid. Op de man af gevraagd zullen de meeste medici zeggen dat het hen niets uitmaakt. Iedere patiënt krijgt dezelfde behandeling en wordt met dezelfde professionele distantie bejegend. Maar is dat ook zo? Dr. Richard Fleming is plastisch chirurg in Beverly Hills, residentie van vele film-, pop- en televisiesterren. Hij constateert dat het werken met celebrities een arts wel degelijk voor andersoortige vragen en dilemma’s stelt. Fleming heeft in de afgelopen decennia veel internationale beroemdheden onder zijn mes gehad. Ook Michael Jackson wendde zich ooit tot zijn kliniek. Tevergeefs: Fleming en zijn compagnon weigerden aan de eisen van de popster te voldoen. “Jackson bracht een entourage mee die de betekenis van het woord ‘nee’ niet kende”, vertelt Fleming aan de telefoon. “Dat is heel gevaarlijk. Je komt onder een druk te staan waaraan je niet mag toegeven. Het is niet de cliënt of zijn omgeving die bepaalt wat er gebeurt, maar de arts. Wat Jackson wilde, vonden wij esthetisch niet meer verantwoord. Daarvoor wilde ik mijn goede naam niet op het spel zetten. Het is bijzonder tragisch wat er met Michael Jackson is gebeurd, temeer omdat ik in mijn leven zelden een intelligenter persoon heb ontmoet.”

Voorkeursbehandeling

Nederland kent geen beroemdheden van het kaliber Jackson, Presley of Kennedy. Maar er zijn wel prinsen en prinsessen, ministers, televisiesterren, topsporters en zakenmensen. Hoe is het om als arts iemand te behandelen met een grote maatschappelijke status? Gebruiken of misbruiken deze BN’ers hun status wel eens om dingen gedaan te krijgen? Krijgen celebrities een voorkeursbehandeling? En wat doet het met je ego als je een bekende Nederlander als patiënt hebt? Het blijkt moeilijk artsen over dit onderwerp aan de praat te krijgen. Maddy Smeets, bekend als gynaecoloog van Maxima, wil niet geïnterviewd worden. Andere artsen geven aan het een non-issue te vinden. Eén medisch specialist zegt, op voorwaarde van anonimiteit, dat bekende Nederlanders in de Nederlandse gezondheidszorg wel eens een voorkeursbehandeling krijgen: ‘Wachtlijsten bestaan niet voor hen. En het gaat nog verder. Ook de vriendjes van bekende Nederlanders krijgen een voorkeursbehandeling. Ik moet zeggen dat ik mezelf daar ook eens aan heb schuldig gemaakt. Het ging om een vriend van iemand van het Koninklijk Huis. Ik heb toen ingebroken in het spreekuur van een collega en de betreffende persoon kon meteen terecht. Ik ben er niet trots op, maar het is usance en volkomen geaccepteerd onder artsen. Het Nederlandse volk zou dit niet pikken als dit algemeen bekend wordt.”

19.000 doses

Terug naar Presley, zijn lijfarts en diens dubieuze behandelpraktijken. Over de vraag of The King intelligent was, lopen de meningen uiteen. In elk geval was de zanger blind voor het gevaar van zijn medicijnverslaving. Zoals Nichopoulos in 2002 in een interview opmerkte: “Volgens Elvis was er een geneesmiddel voor alles. Maar hij voelde zich geen junkie omdat hij zijn pillen van een dokter kreeg. Elvis zag er geen kwaad in.” Nichopoulos kwam in 1967 in contact met Presley, die aan slapeloosheid leed. Vanaf 1970 was hij zijn vaste arts. In die jaren nam het medicijngebruik van de entertainer groteske vormen aan. Elvis slikte uppers en downers (desbutal, escatrol en zijn favoriet placidyl) maar was ook een tijd verslaafd aan demerol en andere pijnstillers. Nadat Presley op 42-jarige leeftijd aan een hartaanval was overleden, werd duidelijk dat Nichopoulos zijn betreurde cliënt van 1975 tot 1977 had voorzien van ruim 19.000 doses medicijnen. In het bloed van de zanger vond de patholoog-anatoom sporen van 14 geneesmiddelen, waarvan tien in hoge concentraties. Al snel trokken fans en media de conclusie dat Presley geen natuurlijke dood stierf maar was bezweken aan een overdosis, toegediend door dr. Nick. In 1980 werd de arts aangeklaagd voor het overmatig voorschrijven van geneesmiddelen.

‘I cared too much’

Het verweer van dr. Nichopoulos in de rechtbank werpt een interessant licht op de dilemma’s van de celebrity dokter. Volgens de arts had hij steeds het beste met zijn cliënt voorgehad. Keer op keer had hij Elvis ervan proberen te overtuigen dat deze zijn medicijngebruik moest minderen en de entertainer zelfs placebo’s gegeven als dat mogelijk was. Maar niets kon Presley stoppen. “Als ik weigerde hem te geven wat hij wilde, werd hij woedend en ging hij gewoon naar een andere dokter”, vertelde Nichopoulos in 2002. Door steeds in de buurt van de entertainer te blijven, hoopte dr. Nick het drugsgebruik van Presley te controleren en te voorkomen dat de entertainer zijn heil zou zoeken bij dokters die minder met het lot van ster waren begaan dan hijzelf. Nichopoulos’ verweer had succes. Na een maandenlange zaak sprak een jury de arts vrij van alle aanklachten en mocht hij zijn oude vak weer oppakken. Toch liep het voor Nichoupolos alsnog verkeerd af. In de jaren negentig werd hij opnieuw aangeklaagd voor overmedicatie. Ditmaal raakte dr. Nick zijn licentie wél kwijt. “I cared too much”, antwoordde Nichopoulos op de vraag waarom hij veel te genereus had voorgeschreven.

Dr. Feelgood

De dokter heeft altijd ontkend dat Elvis aan overmatig medicijngebruik is overleden. In 2010 verscheen Nichopoulos’ langverwachte boek The King and Dr. Nick. What really happened with Elvis and me. “Ik wil niet dat mijn kleinkinderen mij zien als de ‘Dr. Feelgood’ die Elvis heeft vermoord”, zei hij op de Amerikaanse televisie. ‘Dr. Feelgood’ verwijst naar die andere beruchte celebrity doctor, Max )acobson (1900-1979) , een voor de nazi’s gevluchte arts die na de Tweede Wereldoorlog een praktijk begon in New York. )acobson specialiseerde zich in beroemdheden. Tot zijn klantenkring behoorden onder anderen de zangeres Marlene Dietrich, acteur Anthony Quinn en de schrijvers Tennessee Williams en Truman Capote. Zijn bijnaam ontleende de arts aan zijn speciale medicijn, een cocktail van 30 tot 50 mg amfetamine in combinatie met vitamines, steroïden, enzymen, hormonen, stukjes opgeloste placenta, beenmerg en dierlijke orgaancellen. Zelf schepte hij op dat zijn cliënten zingend de deur uitliepen, wat gezien zijn wondermiddel – in feite gewoon speed – niet gelogen lijkt. Toch was het niet dit medicijn wat Dr. Feelgood tot op de dag van vandaag berucht maakt. Dat was die ene, wel heel bijzondere en beroemde patiënt: John F. Kennedy, de 35ste president van de Verenigde Staten.

Zieke Kennedy

Kennedy oogde jong en vitaal, maar was sinds zijn vroege jeugd lichamelijk een wrak. Hij leed aan de ziekte van Addison (bijnierschorsinsufficiëntie), had een zeer zwakke rug en chronische darmproblemen. Kennedy bleef op de been dankzij grote hoeveelheden steroïden, procaïneinjecties en pijnstillers. Hij voelde zich soms zo beroerd dat hij niet eens zijn eigen sokken kon aantrekken. )acobson ontmoette Kennedy tijdens de verkiezingscampagne van 1960 en behandelde de politicus waarschijnlijk voorafgaand aan het befaamde televisiedebat met Nixon (dat Kennedy won omdat hij er volgens de kijkers zo energiek uitzag). De Britse politicus en neuroloog David Owen schrijft in zijn boek ‘Zieke wereldleiders’ dat )acobsons relatie met Kennedy minimaal één keer grote politieke consequenties had. In mei 1961 had Kennedy een topontmoeting met de Russische leider Chroesjtsjov. )acobson had Kennedy vlak voor het gesprek een injectie gegeven en die had de Amerikaanse president passief, afwezig en onzeker gemaakt. In de ontmoeting met Chroesjtsjov maakte Kennedy een dusdanig zwakke indruk, dat de Russische leider het idee kreeg ongestraft kernwapens te kunnen plaatsen op Cuba (wat de aanleiding was voor de Cubacrisis van 1962).

Horse piss

De officiële medici van het Witte Huis probeerden dr. Feelgood bij de president weg te houden, maar zonder succes. Ook broer Robert raadde de president aan te breken met )acobson en diens dubieuze wondermiddeltjes. Kennedy prakkiseerde er niet over: “I don’t care if it’s horse piss. It works” waren zijn legendarische woorden. De president beschouwde zijn lichamelijke conditie als staatsgeheim, waarvan maar twee of drie personen volledig op de hoogte waren. In een telefonisch interview vertelt Owen: “Kennedy werkte met een team van zeer gespecialiseerde artsen, maar geen enkele kende zijn hele medische dossier. Kennedy hield zijn doktoren met opzet onwetend.” Uit angst een zwakke president te lijken, moesten zij publiekelijk ontkennen dat hij aan de ziekte van Addison leed. Volgens Owen was dit een tragische vergissing van Kennedy: “De klachten en pijnen waaraan hij leed, zouden de meeste mensen totaal hebben uitgeput. Het pleit juist enorm voor de man dat hij ondanks alles, en met grote moed, bleef functioneren.”

Penis vastgehouden

Nadat een lijkschouwer vaststelde dat Jacksons overlijden als doodslag moest worden gezien, begon in september 2011 de rechtszaak tegen Conrad Murray. Hoewel de dokter in de publieke opinie al veroordeeld leek, kon hij uit de zaak tegen Elvis’ lijfarts moed putten. Die was jaren ervoor vrijgesproken op een vergelijkbare aanklacht. Maar bij Murray liep het anders. De arts werd schuldig bevonden aan de dood van Jackson en tot vier jaar cel veroordeeld. Door overvolle gevangenissen en goed gedrag kwam Murray in oktober 2013, na twee jaar te hebben gezeten, vrij.

Een paar dagen later gaf hij een interview. Had hij ergens spijt van? Nam hij zichzelf iets kwalijk? Voelde hij zich enigszins verantwoordelijk voor Jacksons dood? Niets van dat alles. Murray toonde zich een echte lijfarts tot in zijn laatste vezel en koos voor de klassieke verdediging. “Ik heb Michael nooit iets gegeven waaraan hij dood kon gaan. Ik hield van hem. Ik houd nog steeds van hem. Ik zal altijd van hem houden. Wil je weten hoe close we waren? Ik hield zijn penis elke avond vast om een katheter in te brengen. Hij was ’s nachts incontinent.” Om eraan toe te voegen dat Jackson niet de biologische vader van zijn kinderen was. Medisch beroepsgeheim? Privacy? Voor celebrity’s en hun artsen gelden andere wetten.

Mobiele nummer

Niets menselijks is artsen vreemd. Dat celebrities ook in Nederland een voorkeursbehandeling krijgen heeft enerzijds praktische oorzaken: een bekende Nederlander wordt nu eenmaal niet graag gezien, laat staan lastiggevallen, wanneer hij of zij in het ziekenhuis moet zijn. Dan voelt de BN’er zich extra kwetsbaar en artsen hebben daar, niet onbegrijpelijk, wel begrip voor en plannen de afspraak van een BN’er zo, dat deze niet in de wachtkamer op zijn of haar beurt hoeft te wachten. Maar er speelt nog iets anders, zegt de arts, die anoniem wil blijven: ‘Als je een bekende patiënt behandelt, streelt dat toch je ego. Waaruit blijkt dat ook ik hen een voorkeursbehandeling geef? BN’ers kunnen mijn mobiele nummer krijgen. Aan andere patiënten geef ik dat bijna nooit.’

Maar Nederland blijft Nederland. Bekende Nederlanders die last hebben van sterallures en hoge eisen stellen aan hun ziekenhuiskamer, het eten en de verpleging, komen van een koude kermis thuis,’ aldus de anonieme arts. Maar met name het verplegend personeel heeft niet veel geduld met kapsones. ‘De verpleging zet dan zijn hakken In het zand en zal wel laten merken wie er de baas is. Gek genoeg durft de arts een patiënt met sterallures meestal niet de les te lezen; die Is veel meer geïntimideerd door status en macht dan de verpleging.’

Verder lezen 

Naast de hier beschreven cases van Presley, Jackson en Kennedy zijn er nog veel meer voorbeelden van dubieuze relaties tussen artsen en beroemde patiënten. Psychiater Ralph Greenson verloor elke professionele afstand tot Marilyn Monroe. De arts Paul-Ferdinand Gachet had niet alleen een therapeutische maar ook artistieke relatie met Vincent van Gogh. Adolf Hitler liet zich behandelen door de in vakkringen gewantrouwde Theodor MorelI. Mao eiste zijn lijfarts Li Zhisui volledig voor zich op. En dan zijn er uiteraard de Russische tsaar en Raspoetin, die model is komen te staan voor artsen die uit zijn lip macht, status en geld. In de meeste biografieën van politici, artiesten en sterren, komt de rol van hun artsen aan bod. Maar er is ook een hele bibliotheek met boeken die specifiek gaan over de relatie tussen lijfartsen en beroemde patiënten.

Een goede inleiding in het onderwerp is Op het lijf geschreven: bekendheden en hun lijfarts (onder redactie van J.J.E. van Everdingen) uit 1995. Het boek is nog antiquarisch verkrijgbaar. Een apart genre vormen de memoires van lijfartsen zelf, zoals die van Mao’s lijfarts Li Zhisui, die een boekje opendeed in The private life of Chairman Mao (1994). Geruchtmakend was het boek van Mitterrands lijfarts Claude Gubler (Le Grand Secret, dat in 1996 verscheen en verboden werd wegens schending van het medisch beroepsgeheim). Het boek is in een Engelse vertaling te downloaden van internet.

Een storm van kritiek oogstte ook Lord Moran (Charles Wilson), de lijfarts van Winston Churchill. Hij publiceerde in 1966 zijn dagboeken onder de titel Winston Churchill. The Struggle for Survival. In 2002 verscheen Churchill at War 1940 to 1945. The Memoirs of Churchill’s Doctor. Lord Moran is een van de weinige 20ste-eeuwse lijfartsen aan wie een eigen biografie is gewijd: Churchill’s Doctor. A biography of Lord Moran door R. Lovell. In 2003 verscheen een biografie van de bekendste Nederlandse lijfarts: Een dokter van formaat: Gerard van Swieten, lijfarts van keizerin Maria Theresia door J.K. Korst.

Mijn gekozen waardering € -

Rutger Vahl (1972) is journalist en biograaf. Hij schrijft vooral over boeken, popmuziek, geschiedenis en de combinatie van die drie. Hij publiceerde ‘Cornelis Vreeswijk. De blues tussen Stockholm en IJmuiden’ (Nijgh & Van Ditmar, 2014), ‘Wally Tax. Leven en lijden van een outsider’ (Nijgh & Van Ditmar, 2015), 'Xandra Brood. Rock 'n' roll widow' (Nijgh & Van Ditmar, 2016), 'Laurie Langenbach. Brieven, dagboeken en een geheime liefde' (De Arbeiderspers, 2017) en ' Nu weet ik het zeker, ik hou van George Baker' (Nijgh & Van Ditmar, 2018). Momenteel werkt hij aan de biografie van Herman Brood.