Kortzichtig cijferfetisjisme

Op dit moment worden grote politieke besluiten genomen op basis van ‘harde’ cijfers van het Centraal Plan Bureau. Die cijfers blijken echter zeer rekbaar. Een analyse van Dimitri Tokmetzis. Bron: Sargasso.nl.

Voor de goede orde, het is niet mijn bedoeling om het Centraal Plan Bureau (CPB) af te zeiken, al spelen haar cijfers wel een hoofdrol in dit verhaal. Er is een grote spanning tussen de stelligheid waarmee ramingen en cijfers van het CPB worden gebruikt door de Haagse stolp en de rekbaarheid en relativiteit van diezelfde cijfers.

Om deze frictie duidelijk te maken heb ik gekeken hoe nauwkeurig het CPB een aantal economische indicatoren heeft voorspeld in de afgelopen jaren. Ik heb álle gepubliceerde ramingen sinds 2004 op een rij gezet en vergeleken met wat er uiteindelijk in de reële economie van die ramingen is terechtgekomen.

Met andere woorden: wie de ramingen van het CPB plot, ziet weliswaar een patroon, maar wel in de vorm van een schot hagel.

Vijf indicatoren

Zeker drie keer per jaar publiceert het CPB ramingen over veel econonomische indicatoren. In maart verschijnt het Centraal Economisch Plan waarin naar het huidige jaar en het volgende wordt gekeken. In september komt de Macro Economische Verkenning uit en aan het einde van het jaar de Decemberraming die het volgende jaar onder de loep neemt. Tussendoor worden ook nog de effecten van beleid doorgerekend, bijvoorbeeld van het Catshuisoverleg, of het Kunduz-akkoord.

Uit die stapels cijfers heb ik vijf indicatoren gekozen die door de jaren heen niet onderhevig zijn geweest aan definitiewijzigingen. Het zijn ook indicatoren die met name de beleidsvorming en het bedrijfsleven raken en waarover betrouwbare data beschikbaar zijn: economische groei (bruto binnenlands product), de eurokoers, de olieprijs (Brent), de relevante wereldhandel en de koopkracht (mediaan van alle huishoudens).

Per jaar zijn meerdere ramingen beschikbaar. In onderstaand overzicht staan die in blauwe bolletjes aangegeven. De vaststelling achteraf van het juiste cijfer voor dat jaar staat in rode kruisjes genoteerd.

Enkele conclusies alvast:

De economische groei werd tot en met 2007 onderschat, daarna vooral overschat. Hetzelfde geldt voor de olieprijs. Het meest opvallend vind ik hoe de koopkrachtontwikkeling steevast te optimistisch werd voorspeld. Het geeft een indicatie dat we ieder jaar minder te besteden hebben dan de rekenmeesters ons van tevoren voorschotelden. Maar kijk vooral zelf even. Mocht je fouten tegenkomen, dan hoor ik het graag in de comments.

Onder de visualisatie vertel ik waarom mijn oordeel over het CPB desondanks toch mild is, zie hier.

Een goede econometrist (en beleidsmaker) weten hoe flexibel cijfers zijn en met welke slagen om de arm voorspellingen behandeld moeten worden. Sterker nog, ook achteraf worden economische cijfers vaak nog bijgesteld. Voordat alle relevante data zijn gevonden, gevalideerd en gecontroleerd, ben je zo een paar jaar verder.

Dramatische voorspelling

De Amerikaanse columnist en datanerd Nate Silver geeft in zijn boekThe Signal and the Noise: why so many predictions fail but some don’teen mooi voorbeeld van hoe economen er vreselijk naast kunnen zitten met hun voorspellingen. In de VS wordt ieder kwartaal een onderzoek gehouden onder een grote groep economen waarin ze een aantal indicatoren voorspellen, the Survey of Professional Forecasters. Voor 2008 voorspelden ze (gemiddeld) een groei van 2,4 procent. ‘This was a very bad forecast’, schrijft Silver. ‘GDP actually shrank by 3.3 percent once the financial crisis hit. What may be worse is that the economists were extremely confident in their bad prediction. They assigned only a 3 percent hance to the economy’s shrinking by any margin over the whole of 2008. And they gave it only about a 1-in-500 chance of shrinking by at least 2 percent, as it did.’

Volgens Silver is er geen sprake van dat de professionele voorspellers alleen door de crisis op het verkeerde been werden gezet. Een aantal studies bekeek de resultaten van alle voorspellingen sinds 1968. Zeker in de helft van de gevallen zat de Survey er flink naast. Een ander ontnuchterend feit: Sinds begin jaren negentig hebben economen slechts twee van de 60 recessies (wereldwijd) correct voorspeld.

Het probleem, aldus Silver, is dat er veel data zijn en daardoor ook veel ruis. Niet alle data dragen bij aan een betere analyse. De kunst is om te bepalen welke indicatoren relevant zijn en welke niet. Zo wist een econoom de prestaties van de beurs lange tijd te voorspellen door de uitslagen van de American Football League bij te houden – hier was duidelijk sprake van een correlatie, maar niet van een causaal verband (duh). Daarnaast is de economie een dynamisch, chaotisch systeem, met allerlei feedback loops. De politiek reageert op economische voorspellingen en het nieuwe beleid grijpt weer in op de economie. De politiek neemt geen besluiten, waardoor mensen gaan sparen en de economie verder vertraagt. Dat soort feeback loops.

Stellig

Het CPB is er altijd stellig over dat haar cijfers met enige rekbaarheid beschouwd moeten worden. Jammer genoeg vind je die rekbaarheid niet terug in persberichten of in de samenvattingen van de officiële ramingen. Dat journalisten en politici vervolgens met die cijfers aan de haal gaan is kwalijk, maar wordt ook nauwelijks door het CPB getemperd.

En dat is schadelijk. Het zou best kunnen dat u dit jaar meer voor de kinderopvang betaalt, voor huur of een onnodig hoge BTW omdat er zo halsstarrig aan een drieprocentsnorm wordt vastgehouden, terwijl we niet eens zeker weten of we daar op of onder komen te zitten (of zo’n norm überhaupt wenselijk is in tijden van recessie is een andere discussie). Er wordt in de politieke onderhandelingen gegoocheld met koopkrachtplaatjes, terwijl we slechts een richting met bandbreedten en kansen hebben om op te sturen. Maar ja, probeer daar  eens een goede soundbite van te maken.

Bron: sargasso.nl

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie