De vierde verlenging werd pas op 3 februari 2022 door de Tweede Kamer met een meerderheid van stemmen aangenomen. In de Eerste Kamer gebeurde dat op 22 februari. Voor alle duidelijkheid beste mensen: die verlenging gold al vanaf 1 december 2021! Met een parlementaire goedkeuring achteraf in plaats van vooraf.
En zo is het steeds gegaan met de coronawet. Dat de democratische besluitvorming rammelt moge duidelijk zijn, maar dat zo weinig politici én burgers zich verbazen over het gemak waarmee de voorgaande en huidige minister van VWS ernstige inbreuken op burgerlijke grondrechten accepteert, is waarschijnlijk nog veel zorgwekkender.
Behoud van democratische rechtsorde
Een overheid hoort terughoudend te zijn als het gaat om grondwettelijk ingrijpen. Zonder bescherming van grondrechten bestaat er immers geen democratische rechtsorde, maar leven we in willekeur. Het discriminatieverbod, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en het recht op eerbiediging van zijn of haar persoonlijke levenssfeer, zijn enkele van de in totaal 23 grondrechten. En deze moeten we bewaken.
Met de Twm, ofwel de coronawet, zijn aanvullende wettelijke middelen gecreëerd in de Wet publieke gezondheid die gedragsvoorschriften, zoals het houden van afstand, maar ook het, meer beladen, coronatoegangsbewijs regelt. Maar de coronamaatregelen zijn toch opgeheven? Ik hoor u denken. Dat klopt, maar toch blijven de regeringspartijen – gesteund door PvdA, GroenLinks, Bij1 en Fractie Den Haan – vasthouden aan deze wet.
Noodsituatie
Als we kijken naar de toets op de grondrechten, moet er onder meer gekeken worden of er sprake is van een noodsituatie. Aan het begin van de pandemie konden we hiervan spreken. Nu niet. Op het moment dat de Tweede Kamer debatteerde over de wet op 1 februari 2022 lagen er ‘maar’ 200 mensen op de IC door het virus. De bedreiging van de volksgezondheid is afgenomen en het coronavirus met inmiddels de omikronvariant is onder controle. Van een overbelaste zorg door het coronavirus is geen sprake meer. Wel nog door andere factoren, zoals personeelstekort en het jarenlang kapot bezuinigen van de zorg, maar dat blijkt steeds een andere, ondergeschoven discussie te zijn.
Kortom, geen noodsituatie en daardoor bestaat er überhaupt geen wettelijke grondslag. Bovendien is uit Delfts wetenschappelijk onderzoek gebleken dat het coronatoegangsbewijs, 3G en ook 2G, niet effectief is. Daarnaast leidt deze maatregel tot uitsluiting en vaccinatiedrang. Dan moeten we daar toch van af en deze wet niet langer verlengen? Waarom wordt er na 1,5 jaar nog steeds vastgehouden aan het in stand houden van een schijnveiligheid?
Niemand kan in een glazen bol kijken om te zien wat het virus nog voor verrassingen brengt. Maar zo het laatje weer openschuiven en het coronatoegangsbewijs als redmiddel herinvoeren, wordt wel erg makkelijk. Het kabinet, breeduit gesteund door links, neemt het blijkbaar niet zo nauw met de grondrechten. Niemand die er van ligt te woelen ’s nachts. Weet wel dat tijdelijk zo niet meer tijdelijk betekent. En dat voortdurend verlengen van een tijdelijke wet de rechtsstaat ernstig ondermijnt. Waar blijft toch het langetermijn coronabeleid?
Verlenging digitaal EU-COVID-certificaat
Ook binnen Europees verband staan onze Europese grondrechten op de tocht. Momenteel ligt er bij de Europese Commissie een voorstel ‘voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2021/953 van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren.’
Deze verordening regelt kortom de verlenging van het digitaal EU-COVID-certificaat om te kunnen reizen binnen de Europese Unie met 12 maanden.
Wist u dat u tot 9 april 2022 op het voorstel kunt reageren? Ook hierover is het muisstil. Als u vindt dat uw Europese grondrechten er toe doen, laat deze mogelijkheid dan niet voorbij gaan. Want wie weet wat de toekomst nog verder brengt als nu al, zonder noodzaak, belangrijke burgerlijke vrijheden kunnen worden ingeperkt en gecontroleerd.
Motivatie van het voorstel
Het voorstel is gebaseerd op de aanname dat de coronaviruspandemie ‘een buitengewone bedreiging voor de volksgezondheid blijft vormen.’ (pag.1 van het wetsvoorstel) en daardoor gerechtvaardigd is. Begin 2022 joeg de ‘zorgwekkende omikronvariant’ het aantal besmettingen de hoogte in en verjoeg de andere zorgwekkende variant van het virus, de delta-variant, in hard tempo. De omikronvariant blijkt echter een mild ziekteverloop te kennen waarbij mensen niet of nauwelijks in het ziekenhuis terecht komen. Bovendien heeft het merendeel van de lidstaten de corona-maatregelen inmiddels opgeheven. Dat strookt niet met het gestelde dat het coronavirus een ‘buitengewone bedreiging voor de volksgezondheid blijft vormen’.
Het AD schreef op 28 maart jl. dat de EU-lidstaat Spanje het coronavirus (COVID-19) vanaf nu beschouwd als griep. Het coronabeleid aldaar zal zich alleen nog richten op kwetsbare personen. Bijna alle maatregelen zijn daardoor verleden tijd in Spanje. Zo kent het land, net als onder meer Nederland, geen coronatoegangsbewijs meer. De ‘buitengewone bedreiging voor de volksgezondheid’ is immers verleden tijd.
Verschuiving naar aantal besmettingen
Opvallend is dat het voorstel als doel het terugdringen van het aantal besmettingen benadrukt, terwijl het in de huidige verordening nog gaat om de ziekenhuisopnames en het voorkomen van overbelasting van de ziekenhuizen. De omikronvariant laat echter zien dat een groot aantal besmettingen geen ‘buitengewone bedreiging’ voor onze volksgezondheid is. Het leeuwendeel van de geïnfecteerden zieken het thuis uit zonder grote gevaren voor de volksgezondheid.
Vrij reizen binnen de EU
Artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) regelt het vrij verkeer en verblijf binnen de Europese Unie voor haar burgers, met uitzondering van beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Aan dit belangrijke burgerrecht wordt nu stevig getornd.
Het digitaal EU-COVID-certificaat, dat we onder de huidige verordening kennen en nu waarschijnlijk verlengd gaat worden, beperkt deze bewegingsvrijheid. Om vrij te kunnen reizen binnen de EU is een vaccinatie, negatieve test, of genezenverklaring nodig (het digitaal EU-COVID-certificaat dus), terwijl de noodzaak om dit recht van vrij verkeer en verblijf binnen de EU zodanig in te perken helemaal niet aanwezig is. Tijdens het lezen van het voorstel kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat het digitaal EU-COVID-certificaat een mogelijke opstap is naar een Europees 1G-beleid. En wie weet wat de toekomst de burger nog brengt als nu al zonder noodzakelijke reden belangrijke vrijheden kunnen worden ingeperkt en gecontroleerd.
Schijnveiligheid
Met het voorstel wordt verder gebouwd aan een schijnveiligheid. Het is inmiddels bekend dat de vaccinaties geen duurzame bescherming bieden tegen alsnog besmet raken met het coronavirus (en daarop volgende varianten) en/of besmetting van anderen. Ook de testen bieden die bescherming niet. De effectiviteit van het middel is dus uiterst twijfelachtig. Om een tijdelijke inbreuk op het recht van vrij verkeer toe te staan, moet er in ieder geval sprake zijn van een duidelijk doel en een effectief middel op basis van objectieve gegevens. Daaraan ontbreekt het in het voorstel.
Sterker nog, door stellingen als ‘Het systeem van het digitaal EU-COVID-certificaat moet zich kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen (..), zoals een uitrol van COVID-19-vaccins tegen SARS-CoV-2-varianten (pag.4)’ wordt de suggestie gewekt dat we in de toekomst voortdurend met verlengingen te maken zullen krijgen, nu nieuwe varianten – ongeacht de ernst ervan – van het coronavirus uiteraard zullen komen. De tijdelijkheid is in het geding en dat is net zoals met de nationale coronawetten van de lidstaten zelf, een uiterst zorgwekkende ontwikkeling. Burgerlijke vrijheden staan op de tocht en worden zonder gegronde redenen opzij geschoven.
Het gezondheidscertficaat is strijdig met rechtsbeginselen
Deze inbreuk op het vrije verkeer van iedere EU burger door de verlenging van het digitaal EU-COVID-certificaat is tevens in strijd met de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. De maatregel is onevenredig, omdat de coronaviruspandemie zoals gezegd momenteel geen buitengewone bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Immers, in vele EU landen, zoals in Spanje, heeft het coronavirus eenzelfde vorm aangenomen als het influenza-virus. Door het vrije verkeer te beperken door alleen die EU-burgers toe te laten met een geldige vaccinatie, negatieve test of genezenverklaring wordt er onderscheid gemaakt tussen burgers die op geen enkele wijze gerechtvaardigd wordt.
‘Bijna alle lidstaten gebruiken het gezondheidscertificaat ook voor binnenlandse doeleinden (pag. 1)’. Dat het digitaal EU-COVID-certificaat vrijwel voor alle lidstaten nawerking heeft verkregen doordat ook aan burgers binnen de lidstaten een coronatoegangsbewijs (of QR-code) vereist werd om toegang tot het publieke leven te krijgen, heeft geleid tot uitsluiting van burgers, jong en oud. Het opleggen van een coronatoegangsbewijs door nationale overheden in onder meer de horeca werkt discriminerend, gaat veel verder dan strikt noodzakelijk en is daardoor niet alleen ongrondwettelijk, maar ook in strijd met het Europese non-discriminatie recht. Inmiddels is ook deze maatregel in onder meer Nederland en Spanje terecht opgeheven, omdat de noodzaak hiertoe ontbreekt.
Echter, wanneer de Europese Commissie het voorstel aanneemt, wordt de opstap naar de ongewenste coronatoegangsbewijzen binnen de lidstaten weer eenvoudiger.
Geen gezondheidsbelang
Vreemd in de motivatie van het voorstel is dat de Internationale Luchtvaartorganisatie zou ‘aandringen’ op het digitaal EU-COVID-certificaat (pag.3). Dit heeft niets te maken met het ‘indijken van een buitengewone bedreiging van de volksgezondheid’. Hier spelen vanzelfsprekend economische belangen die voorrang moeten krijgen ten koste van burgers.
Onzorgvuldige totstandkoming van het voorstel
Opmerkelijk is dat de Europese Commissie geen effectenbeoordeling heeft uitgevoerd van het voorstel (pag. 8), om redenen van urgentie en beperkte reikwijdte. Het digitaal EU-COVID-certificaat grijpt zodanig in in de burgerlijke vrijheid om vrij te reizen binnen de EU, dat de burger mag verwachten dat deze beoordeling tot stand is gekomen. Hiervoor zijn objectieve criteria noodzakelijk. Aannames als dat het coronavirus ‘een buitengewone bedreiging voor de volksgezondheid blijft vormen’ geeft een twijfelachtige basis van het voorstel. Dit maakt het voorstel in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Nadruk op vaccinatie van iedere burger
In de motivatie van de huidige verordening wordt gesteld dat deze ‘niet als zodanig mag worden uitgelegd dat het een recht of plicht tot vaccinatie in het leven roept’ (pag. 7). Gelijk hierop volgt dat ‘directe en indirecte discriminatie moet worden voorkomen van burgers die niet zijn gevaccineerd’ (ongeacht de reden hiervan). Dit komt echter niet meer terug in de motivatie van het voorstel. Sterker nog, in het voorstel ligt de nadruk op vaccinatie van iedere EU-burger die vrij wil kunnen reizen. ’Vaccinatie beschermt tegen ziekenhuisopname en ernstige ziekte. Het verhogen van de vaccinatiegraad blijft dan ook een cruciale doelstelling in de strijd tegen de pandemie en speelt een belangrijke rol als het erop aankomt de beperkingen van het vrije verkeer van personen op te heffen.’ (pag. 2)
Ook op andere plaatsen wordt vaccinatie gepresenteerd als hét doeltreffende middel in de strijd tegen de pandemie, terwijl inmiddels bekend is dat ondanks vaccinatie burgers nog steeds besmet kunnen raken en anderen kunnen besmetten.
Indirecte drang tot vaccinatie
Het digitaal EU-COVID-certificaat kan de burger wel degelijk een indirecte drang opleggen om zich te laten vaccineren, omdat het onpraktisch kan zijn voor burgers om zich voortdurend te moeten laten testen. Ook nationale coronatoegangsbewijzen hebben laten zien dat er sprake is van discriminatie en uitsluiting, en maken onderscheid tussen gevaccineerden en ongevaccineerden. Dat gebeurd nu bijvoorbeeld op grove wijze in de lidstaat Oostenrijk, waar de burger geen stap kan verzetten in het sociaal maatschappelijk leven zonder het aantal vaccin-doses te moeten tonen. Alleen nog met vaccinatie kan de burger zich vrij bewegen (het zogenaamde 1G-coronabeleid).
Het daadwerkelijke doel van het coronatoegangsbewijs in de horeca etc. lijkt het opschroeven van het aantal gevaccineerden te zijn. Burgers die nog weinig puf hadden zich steeds te moeten laten testen om bijvoorbeeld een restaurant binnen te komen, lieten zich ‘dan maar’ vaccineren.
Inbreuk mist geldige rechtsgrond
‘Beperkingen van het vrije verkeer binnen de EU die gerechtvaardigd zijn om redenen van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, moeten noodzakelijk en evenredig zijn en gebaseerd zijn op objectieve en niet-discriminerende criteria.’ (pag. 9) Aan deze criteria ontbreekt het nu juist. De noodzaak en het doel van het voorstel zijn twijfelachtig, want de bedreiging voor de volksgezondheid is afgenomen. Het voorstel gaat dus verder dan strikt noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen en grijpt onevenredig in in de EU-burgerrechten. De beperkingen van het vrije verkeer middels het digitaal EU-COVID-certificaat maakt bovendien onderscheid tussen burgers en berusten evenmin op objectieve criteria. Het voorstel is dus uiterst wankel om een zodanige inbreuk op het grondrecht om als EU-burger zich vrij te kunnen bewegen tussen de lidstaten, te rechtvaardigen.
Het voorstel is in strijd met het artikel 21 Handvest van de grondrechten van de EU (EU Handvest) dat non-discriminatie moet waarborgen. Ook de bescherming van de persoonsgegevens van iedere EU-burger kan in het geding komen door de eis van een digitaal EU-COVID-certificaat om te kunnen reizen binnen de EU. Hoe worden deze persoonlijke gegevens optimaal beschermd?
Ook is het voorstel in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM): het recht tot eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven. Er is geen noodzaak om een zodanige inmenging van openbaar gezag, zoals het voorstel doet, op de burger toe te mogen staan.
Tijdelijk is niet tijdelijk
Verder wordt gesteld dat het voorstel, en daarmee het digitaal EU-COVID-certificaat, tijdelijk is en zal worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dit mogelijk maakt (pag. 8). De huidige epidemiologische situatie maakt die opheffing nu al mogelijk, echter hij is nog van kracht. Ook hier betekent tijdelijk dus niet tijdelijk.
De kosten tenslotte, een slordige 10 miljard euro, voor het verlengen van het digitaal EU-COVID-certificaat is een volstrekte verspilling van Europees geld.
Reageer hier als u wél geeft om uw burgerlijke vrijheden en stuur een reactie naar de Europese Commissie vóór 9 april 2022.
Beeld: Markus Spiske/Unsplash