Sayers geldt als een van de grande dames van het genre waar Agatha Cristie lang de scepter zwaaide: de klassieke whodonit, het soort verhaal waaruit het spel Cluedo is voortgekomen. Haar werk is in Nederland vooral nog bekend van de grondig gemoderniseerde tv-serie die de BBC in de jaren negentig rond haar toen al verouderde held Lord Peter Wimsey maakte. Busman’s Honeymoon (een grapje op busman’s holiday, dat zoiets betekent als een werkvakantie) dateert uit 1937. Op het eerste gezicht is het gewoon een zwaar belegen detectiveroman rond een moord die zo ingenieus in elkaar steekt dat je het maar moeilijk kunt geloven, en Sayers opent ook nog eens met ruim dertig pagina’s fragmenten uit brieven en dagboeken over de bruiloft van Wimsey, niet echt mijn kopje thee. En toch is dit een bijzonder, zelfs fascinerend boek.
Busman’s honeymoon neemt je met zijn als poppenstront zo adellijke hoofdpersoon regelrecht mee naar de wereld van Downton Abbey, maar dan echt. Downton Abbey werd geschreven door scenaristen van nu, die met hun kennis en opvattingen van nu terugkeken op een voor hen vreemde periode. Dat heeft zijn weerslag op het beeld dat ze schetsen, bijvoorbeeld in de neiging om sympathieke figuren er net iets te moderne, voor ons begrijpelijke denkbeelden en denkwijzen op na te laten houden, en omgekeerd. Sayers, geboren in 1893 en dus zelf van de generatie van de dochters die in Downton Abbey centraal staan, had geen weet van onze wereld en er dus ook geen last van. Je mag met haar mee naar hoe de wereld van de jaren dertig écht was. En wat voor Sayers doodgewoon was, is juist daardoor voor ons vaak best confronterend.
Aan de ene kant is het enigszins wereldvreemde, elitaire wereldje van de Britse upper-ten veel vanzelfsprekender en onnadrukkelijker aanwezig dan je gewend bent. Aan de andere sta je er versteld van hoe gewoon de luxepaardjes Wimsey en zijn kersverse vrouw Harriet het vinden om op huwelijksreis in midden-Engeland in een huis te gaan bivakkeren waar geen elektriciteit is, geen andere verwarming dan open haarden (waarvan de schoorstenen ook nog eens hopeloos verstopt zijn) en zelfs geen stromend water – er is alleen een handpomp in de bijkeuken. Radio is er wel, op een accu. Die dingen heetten Farm Radio’s en waren destijds zo gewoon dat Sayers niet eens uitlegt hoe dat kon, radio in een huis zonder elektra. Wat scheelt, natuurlijk, is dat onze helden Mr. Bunter bij zich hebben, Wimseys butler, voor wie geen zee te hoog gaat bij het runnen van een huishouding, maar die ook voor een prima potje speurwerk zijn hand niet omdraait.
Natuurlijk komt het sinds 1945 ondenkbare, volstrekt achteloze, bijna argeloze antisemitisme van toen om de hoek kijken, zoals je dat ook bij tijdgenoten als Graham Greene vindt. Maar de ondertitel van het boek, A love story with detective interruptions, verraadt een veel belangrijker thema: de positie van vrouwen, die toen ongelooflijk veel slechter was dan nu, en hoe vrouwen daarmee schipperden. Harriet, een tikje onconventioneel maar ook kind van haar tijd, moet zich een weg zien te banen in haar wereld. Als het pasgetrouwde paar aan het eind van hun huwelijksdag terwijl de avond valt aankomt bij het blind aangekochte, onverlichte en onverwarmde huis waar ze hun eerste dagen samen gaan doorbrengen, blijkt er niemand te zijn om ze binnen te laten. Daar staan ze dan, zonder sleutel:
‘Oh dear!’ said Harriet.
This, she felt, was her fault. Her idea in the first place. Her house. Her honeymoon. Her – and this was the uncalculable factor in the thing – her husband. (A repressive word, that, when you came to think of it, compounded of a grumble and a thump.) The man in possession. The man with rights – including the right not to be made a fool of by his belongings.
Je moet er maar opkomen, die onvertaalbare grap op het woord husband, die haarscherp laat zien hoe precair de positie van alle Harriets destijds was tegenover hun eega’s. Met dat zoeken naar een evenwicht blijft Harriet het hele boek lang bezig, terwijl haar man haar wel wat betuttelt, maar niet werkelijk probeert in te perken. In tegendeel zelfs, maar toch blijft het lastig. Al die Harriets, gevangen in dezelfde ijzeren maatschappelijke conventies als hun al dan niet welwillende echtgenoten, waren ervoor nodig om stukje bij beetje, jaar na jaar en generatie na generatie de opvattingen over wat nu eenmaal zo hoorde bij te slijpen en te veranderen en zo vrouwen een enigszins gelijkwaardige positie te geven.
En dan is er nog die typische gewoonte van de betere Engelse kringen om elkaar met citaten uit de literatuur om de oren te slaan. Sayers, die er een meester in is, laat Wimsey, ongetwijfeld getraind op Eton of Harrow, dat met grote vanzelfsprekendheid doen, liefst in het Latijn. Maar ook de plattelandsinspecteur van politie Kirk laat zich allerminst onbetuigd. Daar ontstaan grappige wedstrijdjes tussen beide heren uit, ze zijn een stuk beter thuis in Shakespeare en Shelley dan een Urker ouderling in het Oude Testament. Het is een intellectuele traditie die je op een wat andere manier ook in Frankrijk wel ziet, maar die Nederlanders volslagen vreemd is. Maar het is ook vooral een spelletje van héren, net als stoere-mannenpraat (in dit geval over de doodstraf en het kelen van kippen), die Harriet op een goed moment tot woede drijft:
Men; when they got together they were all alike – even Peter. For a moment he and Kirk stood together on the far side of a chasm and she hated them both.
En dan ligt er ook nog een lijk in de kelder…
Dorothy L. Sayers
(1937, Gollancz) Busman’s Honewymoon, a Love Story with Detective interruptions, vertaald als Met de dood op huwelijksreis (Bruna, zwart beertje 2010).