Leuk plan: het olympisch schaatstoernooi van 2026 in het Olympisch Stadion Amsterdam

De beste ideeën zijn vaak al 25 jaar oud. Dat geldt ook voor een voorstel van de Zwitserse stad Sion dat de Olympische Winterspelen van 2026 wil organiseren. Om kosten te besparen komt het bidcomité nu met het plan om het schaatstoernooi in Nederland  te houden.

Het is niet de eerste keer dat zoiets wordt bedacht, want in 1992 kwam Juan Antonio Samaranch ook hiermee, nota bene als voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité tijdens de opening van de 98e ledenvergadering. Vanwege de nogal rommelige voorbereiding van de Winterspelen dat jaar in Albertville stelde hij voor om de Spelen in sommige gevallen te spreiden over verschillende landen. “Dit kan organisatoren behoeden voor het aanleggen van zeer kostbare infrastructuur in moeilijke klimatologische en geologische condities.”

Volgens dit gedachte-experiment had het schaatsen van de Winterspelen van 1992 kunnen verhuizen van Albertville naar Heerenveen, waar al een geschikte ijsbaan was – sinds 1987 overdekt. Dan hadden de Fransen die niet zelf hoeven te bouwen, om meteen na afloop van de Spelen weer te verwijderen. Zoals met de meeste goede ideeën uit de olympische beweging werd er niets mee gedaan en ging iedereen weer over tot de chaos van de dag. Ruim een kwart eeuw later keert dit idee opeens weer terug.

Nederland 1928

Er valt nog iets op aan het Zwitserse voorstel: het is precies het tegenovergestelde van wat er een kleine honderd jaar geleden is gebeurd. Nederland was toen aangewezen als organisator van de Olympische Winterspelen van 1928, omdat Amsterdam dat jaar de gastheer van de Zomerspelen was. In die tijd was er een automatische koppeling tussen deze twee evenementen: de organisator van de Zomerspelen was ook de organisator van de Winterspelen. In 1924 waren ze beide in Frankrijk, in 1932 in de Verenigde Staten en in 1936 in Duitsland.

En dat was ook de bedoeling voor 1928 alhoewel Nederland geen besneeuwde bergen heeft en geen zekerheid op een koude winter om het schaatsen en ijshockey in de buitenlucht te garanderen. Toch werd serieus overwogen om de hockey- en bandybond verantwoordelijk te maken voor het ijshockey en de schaatsbond voor de rest – zelfs voor de ski-onderdelen. Het zou alleen niet in Nederland zelf worden georganiseerd, maar in St. Moritz in Zwitserland. ‘Dan zou dus Nederland de Wintersport-Olympiade zelf organiseeren,’ vatte de Nieuwe Rotterdamsche Courant dit plan samen, ‘doch natuurlijk niet in het eigen land doch in een land dat daarvoor een gunstiger klimaat biedt’.

Het is dus precies andersom: in 1928 zou Nederland de Winterspelen in Zwitserland organiseren, waar Zwitserland in 2026 naar Nederland wil komen. Het ging in 1928 alleen niet door, besloot het IOC en zo maakte op 29 mei 1925 een telegram een einde aan het Nederlandse gastheerschap van de Olympische Winterspelen van 1928. ‘PRAAG, 29 Mei. De winterspelen der Olympiade in 1928 zullen in Zwitserland worden gehouden.’

Twee verschillende landen

Het huidige idee uit Sion om het schaatsen in Nederland onder te brengen sluit aan bij een lopende discussie over de enorme kosten van de Olympische Spelen. Aan de lopende band trekken steden zich terug voor de kandidatuur vanwege de enorme kosten en de bijhorende ruzies met de plaatselijke bevolking die via verkiezingen en referenda aan de noodrem trekt. En dan zijn Winterspelen relatief ook nog eens veel duurder dan de Zomerspelen, zoals Sportgeschiedenis hier al uitrekende.

Ook in Sion dreigt zo’n volksraadpleging omdat veel inwoners zich afvragen of een kandidatuur wel zo verstandig is – nota bene in dezelfde stad die in 1963 als eerste ter wereld via een referendum een eerdere kandidatuur tegenhield. Het idee om geen schaatsbaan te bouwen is daarom strategisch een slimme zet. En het is ook mogelijk, omdat het IOC inmiddels vast heeft laten leggen om delen van de Olympische Spelen in een ander land te houden – de zogenaamde Agenda 2020.

Als Sion inderdaad zijn idee uit kan voeren zou het meteen voor de eerste keer zijn dat de Winterspelen in verschillende landen wordt georganiseerd – iets wat bij de Zomerspelen in 1920 en 1956 al eerder gebeurde. Bijna honderd jaar geleden had Nederland de primeur toen op 3 september 1920 bij Amsterdam een olympische zeilfinale werd gehouden in de twaalfvoetsjolklasse tussen twee Nederlandse schepen. Het was het restant van de finale die twee maanden eerder was begonnen op de Olympische Spelen in Antwerpen, maar die door de enorme organisatorische chaos niet verder afgehandeld kon worden. De Belgische organisatoren vroegen het Nederlands Olympisch Comité om het zelf af te ronden, omdat beide finalisten toch uit Nederland kwamen. ‘Op haar beurt had het aan de Koninklijke Zeil- en Roeivereeniging verzocht de wedstrijden te willen uitschrijven’. Zo organiseerde Amsterdam acht vóór de Olympische Spelen van 1928 al voor de eerste keer een olympische wedstrijd.

In 1956 waren de Zomerspelen in Melbourne, maar dat land stond geen paarden toe van buiten het Gemenebest als die niet eerst een half jaar in quarantaine waren geweest. Dit onderdeel moest daarom óf worden afgelast óf naar een ander land worden verplaatst. IOC-voorzitter Avery Brundage stelde voor om de paardensport te verhuizen naar de Winterspelen van 1956 in Cortina d’Ampezzo in Italië, maar vond geen gehoor.

In mei 1954 nam het IOC enkele besluiten: de Spelen van 1956 werden definitief aan Melbourne toegewezen, maar de paardensport ging naar Stockholm. Zo ontstond een dubbele scheiding, omdat niet alleen twee verschillende landen de Spelen gingen organiseren, maar dat ook nog eens op twee verschillende tijdstippen. De Zomerspelen zelf waren van 22 november tot en met 8 december, waar de Ruiterspelen van 11 tot en met 17 juni waren.

Terugkerende discussie

Na 1956 is het nooit meer voorgekomen dat een onderdeel van de Spelen aan een ander land werd gegeven, alhoewel deze discussie met grote regelmaat terugkeerde op de olympische agenda – zoals in 1992 op de 98e ledenvergadering van het IOC.

De allereerste keer was in 1973 op het Olympisch Congres in het Bulgaarse Varna – een moeilijke tijd voor de olympische beweging. Een jaar eerder waren de Spelen van München getroffen door een terroristische aanslag op de Israëlische ploeg. De kosten voor die Zomerspelen van 1972 waren ook nog eens volkomen uit de hand gelopen, wat bij de volgende editie in Montreal een nóg groter probleem werd Pierre Ferri uit Frankrijk stelde daarom voor om de Spelen te spreiden over verschillende steden, en misschien zelfs over verschillende landen. Deze spreker voerde het woord als voorzitter van de Franse Schermbond en vertegenwoordiger van de internationale sportfederaties.

In die context kwam Ferri met zijn revolutionaire idee om de organisatie van de Spelen in handen te geven van een centrale stad, die samen met het nationale olympische comité een aantal andere steden in binnen- én buitenland zou kunnen inschakelen. Zo opperde hij de mogelijkheid om de Olympische Spelen te houden in de Duitse, Franse, Zwitserse en Italiaanse grensstreek met één stad als centrum en de overige deelnemende steden in de niet te verre omtrek.

Zoals met de meeste goede ideeën uit de olympische beweging werd er niets mee gedaan en ging iedereen weer over tot de chaos van de dag. Misschien dat het Sion dan eindelijk wel eens lukt, mits het de hordes weet te nemen van een referendum en het bidproces.

Dan kunnen we ook de discussie beginnen waar dat schaatstoernooi dan moet komen. Thialf is zeker mogelijk, maar waarom niet opnieuw het Olympisch Stadion in Amsterdam, net als met het WK allround van dit jaar? Het zou de historische cirkel sluiten, honderd jaar na de flirt tussen Nederland en Zwitserland in aanloop naar de Winterspelen van 1928. En Olympische Spelen hou je nu eenmaal in een Olympisch Stadion.

Mijn gekozen waardering € -

Sporthistoricus. Auteur van de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.