‘Mijn hele leven heb ik me afgevraagd waar ik vandaan kom. Als kind fantaseerde ik over mijn biologische moeder in Indonesië; een vrouw zonder gezicht, een schim. Ik ken haar niet, maar ze bestaat wel. Mijn adoptiepapieren waren mijn enige houvast. Daarin staat waar ik geboren ben, wie mijn moeder is en zelfs waarom ze mij heeft afgestaan: ze was heel arm, kon mij geen toekomstperspectief bieden en wenste een beter leven voor mij. Ook stond erin dat ik een kind was van buitenechtelijke relatie. Dat ik die info had, gaf rust. Eens – als ik eraan toe was – zou ik naar mijn moeder op zoek gaan…
Vorig jaar was het zover. Ik wilde weten waar ik vandaan kom. Ik plaatste een oproepje op de website van Stichting Mijn Roots, een non-profitorganisatie die geadopteerden helpt bij zoektochten naar biologische familie in Indonesië. Binnen tien minuten kreeg ik reactie van een vrijwilliger van de stichting. Ze vertelde me dat er nog iemand uit Nederland op zoek was naar zijn biologische moeder en dat zij dezelfde naam had als mijn moeder. Ik kon het niet geloven! Was dit toeval? Of had ik mijn broer gevonden?
De vrijwilliger van de stichting vroeg of ik mijn adoptiedossier wilde mailen voor verder onderzoek. De volgende dag belde ze. Het zag er niet goed uit. Mijn dossier was bijna identiek aan dat van de geadopteerde man. De naam van de moeder was hetzelfde – Wilem – en we kwamen uit hetzelfde kindertehuis, Stichting Mulia. Ik ben geboren op 9 augustus 1982, hij een maand later. Ook de getuigen, die hadden ondertekend om aan te geven dat de adoptie ‘echt’ was, waren hetzelfde. De vrijwilligster vertelde me dat die getuigen gelinkt waren aan illegale adoptiepraktijken in de jaren ’80. Eén van hen had er zelfs voor in de gevangenis gezeten. Het kindertehuis was in 1985 gesloten.
Ik stond perplex. Wat betekende dit? Was Wilem dan niet mijn moeder? Want hoe kon zij twee kinderen hebben gekregen met één maand ertussen? Om opheldering te krijgen hebben we een DNA test gedaan. Hij, ik en Wilem, die een vrijwilliger van Stichting Mijn Roots benaderd was gevraagd om mee te werken. Er was geen match. Tijdens een later gesprek gaf Wilem schoorvoetend toe dat zij destijds als tussenpersoon had gewerkt voor de vrouwen die als getuigen in de dossiers staan. Zij hadden alles geregeld: de administratie, de zwangere vrouwen, de betalingen en de contacten met het weeshuis. Wilem had tijdelijk voor de baby’s gezorgd die binnenkwamen. Waarschijnlijk in ruil voor geld. Ze kan niet lezen of schrijven en wist niks van haar naam op het dossier. De vrouw waarvan ik altijd dacht dat ze mijn moeder was, bleek een radertje in de machine van illegale adoptie.
Het kleine stukje identiteit waar ik me mijn hele leven aan vast had gehouden – mijn adoptiedossier – viel zomaar in het niet. Wat kon ik nu nog doen? Wie was ik en wie was mijn moeder? Wat was er gebeurd? Waarom stond ze niet in mijn papieren? Had ze mij wel vrijwillig afgestaan? Waar is ze nu? Ik had zoveel vragen! Ik voelde me machteloos en boos, verraden en verdrietig. Alles door elkaar. Gevoelens die ik altijd had weggedrukt. Gevoelens die ik nu eindelijk kon plaatsen. De afgelopen jaren heb ik intensief aan mezelf gewerkt en zijn veel dingen op hun plek gevallen. De emotionele strubbelingen die ik heb gehad in mijn leven, het steeds weer vastlopen in dingen… Ik zie nu duidelijk hoe mijn adoptie de rode draad in mijn leven is.
Mijn Nederlandse ouders hebben mij geadopteerd omdat ze geen kinderen konden krijgen. Toen ik twee was, hebben ze mijn broer opgehaald uit Sri Lanka. We woonden met het gezin in Zwolle. Thuis werd er weinig over onze adoptie gepraat. Het was gewoon zo. Toch was ik er altijd mee bezig. In een hoekje van mijn slaapkamer verzamelde ik spulletjes uit Indonesië; wajang poppen, sarongs, lepeltjes… Dat hoekje was mijn privé tentoonstelling. Ik was er super trots op. Het was mijn stukje dat niemand van me af kon pakken. Mijn broertje is nu 34 en heeft minder behoefte om te zoeken naar zijn verleden. Hij heeft vrede met de situatie zoals hij is. Vroeger waren we niet bijzonder close, maar de laatste jaren is onze band sterker geworden. Hij snapt hoe ik me voel. We begrijpen van elkaar wat het betekent om geadopteerd te zijn.
Rond mijn negende verhuisden we een dorp in Overijssel. Een grote omschakeling. Ik kwam in de pubertijd en kreeg steeds meer vragen over mijn identiteit. Wie was ik nu eigenlijk en wat wilde ik in het leven? Ik werd opstandiger en worstelde met gevoelens over mijn adoptie. Thuis was weinig ruimte om hierover te praten. Ik sloot mezelf emotioneel steeds meer af en trok me terug. Toen ik twintig was, ging het mis. Ik woonde inmiddels zelfstandig, had een destructieve relatie en liep vast op mijn werk. Ik kreeg depressieve gevoelens, last van paniekaanvallen en pleinvrees. Ik raakte mezelf helemaal kwijt, een algehele psychische crisis. Toch legde ik nog niet de link met mijn adoptie. Ik was gewend om naar mijn adoptie te kijken als een non-issue. Iets dat geen rol speelde in mijn leven.
In die moeilijke periode zocht ik hulp bij het Riagg. Ik had een paar gesprekken met een psycholoog maar mijn adoptieouders vonden dit geen goed idee. Ze zijn niet gewend aan praten over gevoelens en zien niks in therapie of een psycholoog. Ik was nog jong en niet sterk genoeg om mijn eigen weg hierin te volgen. Ik liet het erbij en krabbelde op eigen houtje weer zo’n beetje op. Toen ontmoette ik Robin, mijn huidige man. De crisis kwam op de achtergrond en er volgden een aantal wilde jaren met veel uitgaan en feesten. Achteraf zie ik dat ik vluchtte in het feesten. Het was een manier om niet te hoeven voelen…
Een paar later trouwden we en werd onze eerste zoon geboren. Ik moest erg wennen aan het moederschap. Ik voelde niet meteen een vanzelfsprekende connectie. De moederlijke gevoelens moesten groeien. Ik deed wat ik moest doen, maar leefde op de automatische piloot. Ik was bezig met overleven. Gelukkig kwam de moederliefde uiteindelijk wel, maar het ging niet vanzelf. Bij de tweede was de liefde er vanaf het begin. Maar de druk van twee kleine kinderen, bijna twee jaar van gebroken nachten en de emotionele problemen die ik altijd maar wegdrukte, resulteerden uiteindelijk in een inzinking. Ik was 29 en zat er letterlijk helemaal doorheen. Ik kon niks meer. Ik durfde de straat zelfs niet meer op. Ik had paniekaanvallen en uitputtingsverschijnselen en kon amper de dag doorkomen. Ik kon niet verder zonder professionele hulp.
Na veel papierwerk en wachtlijsten kwam ik uiteindelijk terecht bij Dimence, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Ik kreeg er intensieve, ambulante crisistherapie. Ook kreeg ik medicatie om beter te slapen, een woonbegeleidster voor thuis en Robin nam zorgverlof. Het was een zware en intensieve periode, maar ook heel nodig en goed. Helend. Bijna een jaar lang ging ik drie dagen per week naar de instelling om aan mezelf te werken. Ik kreeg schematherapie, muziektherapie, groepstherapie… Ik moest helemaal terug naar de basis van mezelf en mijn emoties. Naar mezelf en mijn gevoelens kijken en leren praten over dingen. Ik heb als het ware een hele nieuwe opvoeding gekregen.
Wat duidelijk naar voren kwam was dat ik last heb van verlatingsangst en hechtingsproblematiek. Door het trauma van de adoptie is mijn emotionele ontwikkeling verstoord geraakt. In therapie heb ik geleerd om te kijken naar de behoeften van mijn innerlijke kind en mezelf te troosten. Ik heb geleerd mijn angsten onder ogen te zien, waar mijn grenzen liggen en hoe ik ze kan bewaken. Door naar mezelf te kijken vanuit mijn adoptieachtergrond, begreep ik waar mijn problemen vandaan kwamen. Eigenlijk is het logisch. Je kunt niet een kind uit een ander land halen en verwachten dat die ervaring geen invloed zal hebben op de verdere ontwikkeling van dat kind…
Ik vertel mijn verhaal omdat ik graag meer aandacht wil voor gevoelens en emoties rondom adoptie. Ik ben niet tegen adoptie. Maar vind wel dat bij adoptie een bepaalde verantwoordelijkheid hoort: extra aandacht voor wat het betekent om geadopteerd te zijn. Extra nadruk op geborgenheid en veilige hechting. Openheid, erkenning, begrip… Adoptieouders moeten zich realiseren dat het voor een baby of kind een traumatische ervaring is om ‘zomaar’ naar een vreemd lang gebracht te worden waar je niemand kent, waar de cultuur anders is, waar de mensen er anders uitzien, waar de geuren en smaken anders zijn…
Waar ik ook allergische voor ben geworden is het woord ‘dankbaarheid’. Bij adoptie komt dat al snel om de hoek kijken. Alsof je als geadopteerde dankbaar moet zijn voor de kans die je hebt gekregen. Natuurlijk ben ik blij met mijn leven hier, ik heb een lieve man en een fijn gezin. Maar dankbaar voor mijn adoptie? Ik heb er niet om gevraagd. Ik ben zonder eigen inbreng naar een westers land gebracht omdat mijn adoptieouders graag kinderen wilden. Ik weet niet eens zeker of mijn moeder mij wilde afstaan of dat ze mij van haar afgenomen hebben. En ook als het proces niet illegaal verloopt, is ‘dankbaarheid’ wat mij betreft geen woord dat past bij adoptie.
De zoektocht in Indonesië naar mijn biologische moeder loopt nog steeds. Ik heb een advocate uit Groningen leren kennen, die getrouwd is met een Indonesische man. Hij is niet geadopteerd maar heeft een paar jaar geleden familieleden in Indonesië gezocht en gevonden. Zijn vrouw heeft goede contacten in Indonesië en helpt mij – vrijwillig – bij mijn verdere zoektocht. Ze heeft nu iemand gevonden die misschien mijn oom is… De volgende stap is weer een DNA test. Ik ben er rustig onder, ik zie wel wat eruit komt. Het klinkt misschien raar, maar het zoeken an sich en de fijne contacten die ik daarbij heb opgedaan, brengen mij al veel rust. Ik wil ook graag in contact komen met andere geadopteerden die zich herkennen in mijn verhaal. Ik voel dat heel duidelijk: we kunnen elkaar hierin helpen, samen staan we sterker.
Ondertussen richt ik me op mijn leven hier en nu. Ik voel me positief en stabiel. Ik heb mezelf goed leren kennen in therapie en kan er nu ook zijn voor anderen. Op werkvlak heb ik eindelijk mijn draai gevonden. Ik werk als woonbegeleidster SPW en volg een opleiding tot holistisch therapeut. Dit jaar heb ik Reiki 1 en 2 afgerond en ik ben bezig met het opzetten van een eigen praktijk. Ik voel me meer in balans en compleet dan ooit. Er is een warmte in mij die er vroeger niet was. En ik groei nog steeds. Ik oefen nu met ‘leren ontvangen’. Bijvoorbeeld door tijdens het knuffelen met mijn man of kinderen, heel bewust te voelen: ze vinden mij ook lief! Dat is misschien wel het belangrijkste wat ik van mijn crises en strubbelingen geleerd heb. Het is wat ik iedereen die geadopteerd is toewens: dat je kunt voelen, ik mag er zijn!’
Nani Marieke Keizer heeft samen met Berber Swart en Patricia Steenstra een stichting opgericht om adoptiekinderen uit Indonesië met hun biologische ouders te herenigen. www.adoptie-indonesie.nl