“In één kliniek mocht ik drie keer per dag twintig minuten onder begeleiding naar buiten. Ik dacht dat ik gek werd! Uren liep ik heen en weer over de gang of stond in de wc op en neer te hupsen. Ik wilde fietsen. De therapeuten zagen het fietsen als mijn probleem. Voor mij was het de oplossing. Het eten was het probleem. Ik at alles wat los en vast zat en was als de dood dat ik 100 kilo zou worden. Ik moest compenseren. Ik móést fietsen.
Uit pure wanhoop klom ik uit het raam van de kliniek, pakte mijn fiets en ging er vandoor. Ik fietste van Amsterdam naar Utrecht, waar de politie me vond op het CS. Ik zat een tijdje bij mijn ouders, en verhuisde toen terug naar Amsterdam. Ik ging in dagbehandeling en moest iedere ochtend mijn dagschema laten zien. Ontbijt, fietsen, lunch, fietsen, avond eten, fietsen. Ze waren allang blij dat ik eindelijk meewerkte. Ondertussen fietste ik hele dagen door weer en wind. Zelfs op kerstavond fietste ik in mijn eentje door de kou langs stille, verlaten wegen. Ik at, ik fietste en ik dacht dat mijn leven voorbij was.
Als ik terugdenk aan vroeger, had ik al jong dwangmatige trekjes. Ik spelde woorden die ik op televisie hoorde en paste de letters in de boekenkast. Elke letter in een boek, mooie verdeeld over de kast. Toch vond ik mezelf niet raar. Sterker nog, ik wenste soms dat ik een écht probleem had. Ik had een vriendje met serieuze problemen. Als ik me druk maakte om een repetities, wees hij me terecht. Hij had het pas zwaar. Ik weet nog dat ik letterlijk dacht: had ik maar anorexia, dan had ik ook recht van spreken. Ken je dat gezegde: be careful what you wish for, you might get it?
Ik ben altijd een grote eter geweest. Tijdens het huiswerk at ik met gemak een pak roze koeken of kilo drop. Ik kwam er geen grammetje van aan en dacht er niet over na. Rond mijn zestiende besloot ik te gaan lijnen. Ik weet niet precies waarom. Ik vond mezelf niet te dik, dat was ik ook niet. Misschien kwam het omdat vriendinnen ermee bezig waren? In verving de koeken en drop voor boterhammen met kaas. Al snel begon ik af te vallen en dat gaf een kick. Ik ging minder en minder eten. Geen vlees meer, geen boter, alles light… na een paar maanden woog ik minder dan 40 kilo. Rond die tijd is het fietsen begonnen. Ik fietste ’s middags na school en ’s avonds na het eten. De gymjuf was de eerste die doorhad dat er iets niet klopte. Ik zag zelf ook hoe dun ik was, maar eten lukte gewoonweg niet meer. Mijn ouders waren wanhopig en lieten me opnemen in een kliniek.
Ik moest er acht keer per dag aan tafel en raakte volledig in paniek. Ik vluchtte continu om te fietsen, zelfs ’s nachts. Toen kwamen de eetbuien. Ik at alles wat los en vast zat en maakte honderden euro’s schuld aan ijs en kroketten. Ik was bezeten, out of control. Vanuit de kliniek ging ik terug naar mijn ouders. Ik was klaar met school en had hele dagen de tijd. Ik fietste van Nijmegen naar Utrecht, naar Haarlem, het maakte me niets uit. Onderweg kocht ik eten bij tankstations: koeken, sandwiches, alles wat ik kon krijgen. Ik at op de fiets. In een roes.
Ondanks mijn probleem verhuisde ik naar Amsterdam om te studeren. De afleiding deed me goed. Ik at nog steeds raar en veel, onregelmatig en altijd in mijn eentje, maar het voelde niet als een probleem. Ik volgde college, had een baan in de horeca en kreeg een vriendje. We gingen samen wonen en drie jaar lang was ik eetbuivrij. Mijn vriendje kookte voor me en ik at normaal. Op mijn 24e ging de relatie uit. Ik woonde alleen en het ging goed. Ik stond versteld van mezelf. Ik leefde mijn leven. Tot ik voor een paar weken op studiereis ging. De reis ging goed maar bij terugkomst kon ik op een of andere manier mijn leven niet meer oppakken. Alles was te veel: studie, werk, vrienden… Ik werd somber en verloor de interesse in eten. Na een paar weken woog ik nog maar 32 kilo. En dat bij een lengte van 1.75 m.
Mijn vader vroeg of de anorexia was terug gekomen. Zelf had ik niets door. Ik was totaal niet bezig met afvallen, uiterlijk of gewicht. Het interesseerde me allemaal niets meer. Ik was depressief en angstig voor het leven. Ik voelde ineens dat ik zelf verantwoordelijk was voor mijn eigen leven. Het woog zo zwaar. Ik moest voor mezelf zorgen, maar kon ik dat wel? Ik was continu bang en dat manifesteerde zich als angst voor eten. Ik weet nog dat ik hoopte dat iemand me zou dwingen een boterham met kaas te eten.
Het leek me heerlijk, maar ik kón het niet. De eetbuien waren terug voor ik er erg in had. Een fysieke reactie op het uithongeren. Mijn lichaam schreeuwde om voedsel. Ik at alles wat los en vast zat. De boodschappen waren op voor ik ze uit kon pakken. Of het nu roggebrood met sandwichspread was, of een zak chips en een pak chocolade vla, alles ging in sneltreinvaart naar binnen. Natuurlijk dacht ik wel eens aan overgeven, maar dat leek me zo vies. Dat was geen optie. Dus ging ik weer fietsen. Het oude ritme zat er zo weer in.
Ik stond ’s ochtends op en stapte op de fiets. Ik zag wel waar ik uitkwam. Soms koos ik een stad en volgde de bordjes. Ik was nooit voor het donker terug. Eten, fietsen, eten, fietsen… meer was er niet en meer kon ik ook niet. Ik was wanhopig. Mijn leven was kapot. Ik at hele potten mayonaise. Hoe kreeg ik die in godsnaam weggefietst? Tussen de eetbuien door droomde ik van mijn leven zoals het geweest was. Ik miste mijn studie, mijn vriendinnen, boeken lezen, interesses…
Vriendinnen wisten dat ik veel fietste en soms fietsten ze met me mee. Ze hadden niet door hoe erg ik er aan toe was. Het is ook bijna niet voor te stellen. Ik was bezeten. Ik hield eindeloze strooptochten langs benzinestations. Maar ook in de stad ging ik los. Ik heb uit prullenbakken gegeten, van de grond, rechtstreeks uit de vriezer… Soms zat ik zó vol, dat ik dacht dat ik dood zou gaan als ik nog één hap zou nemen.
In die staat viel ik dan zomaar ergens in slaap. Op de wc in een bioscoop, of op het CS in Utrecht. Aan het eind van de maand stond ik altijd rood. Mijn ouders gaven me dan geld maar niet van harte natuurlijk. Zij wisten dat alles op ging aan eten. Contact hielden we altijd. Ik belde dagelijks met mijn moeder. Soms was ze lief en bezorgd, dan weer boos en verwijtend. Ze stond machteloos. Via de huisarts kwam ik weer in een kliniek terecht. Ik vond het vreselijk. Ze hadden het steeds over het fietsen, terwijl dat mijn enige houvast was. Het was een dwang op zich geworden maar het was niet mijn basisprobleem. Dat was het eten. Ik stond machteloos tegenover de eetbuien en fietsen was mijn oplossing. Ik klampte me er aan vast met alles wat ik had. Ik kon geen moment stil zitten en niemand kon me helpen.
Ik had zelfmoordgedachten en was totaal moedeloos. Toen ik antidepressiva kreeg ging het iets beter. Ik verhuisde terug naar mijn kamer en ging in dagbehandeling. Met andere woorden: ik fietste we er hele dagen. Op Internet had ik ondertussen de site van Anonieme Overeters gevonden. Een zelfhulpgroep gebaseerd op de twaalf stappen van Anonieme Alcoholisten.
Dat wordt niks, dacht ik. Ik kan niet eens een uur stilzitten. Maar ik ging toch. Ik luisterde naar de verhalen en vond zoveel herkenning. Niet te geloven, zij deden net zo raar als ik! Zij fietsten misschien niet, maar wanggedachten en handelingen waren hen niet vreemd. En –wonder boven wonder- zij waren uit die put gekomen. Het gaf hoop. Ik ging steeds vaker naar meetings en na een paar weken vond ik een sponsor en begon met het werken aan de stappen. Het is moeilijk uit te leggen hoe het werkt. Het samen doen is een belangrijk onderdeel. Verslaving is een ziekte van isolement. Ook voel ik me veilig binnen OA. Ik kan er zijn wie ik ben.
In de klinieken lag de focus op wat mis ging: eten en fietsen. In OA leer ik dat er binnen in mij een gezond deel is, dat kan groeien. Ik leer vertrouwen op mezelf en het leven. Anderhalf jaar lang heb ik op die fiets gezeten en niets anders gedaan dan eten. Ik was gevangen door de dwang. Nog steeds is het eten af en toe rommelig, maar het is niets in vergelijking met hoe het was. Fietsen doe ik helemaal niet meer, behalve als ik ergens naar toe moet. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt en mijn studie weer opgepakt. Ik zit op dansles, heb leuk werk, en kan weer genieten van het leven. Het gaat niet vanzelf, en ik ben er nog niet, maar ik heb weer hoop en ben positief. Na alle paden die ik genomen heb, ben ik nu eindelijk op de goede weg.”
Hier vind je meer info over Anonieme Overeters.
De naam Marije is een alias.
Image by Zhivko Dimitrov from Pixabay