Met lange rode wapperende haren snelt ze binnen. "Sorry dat ik wat laat ben!" roept ze, en ploft neer op een stoel in het rumoerige Amsterdamse café waar we hebben afgesproken. Dichteres, theatermaakster en prozaïste Marjolijn van Heemstra (1981) is net terug van zes weken Costa Rica, waar ze dagenlang op een veranda onder een boom zat te schrijven aan haar tweede dichtbundel, Meer hoef dan voet, die in januari zal verschijnen. Weer terug in Nederland barst haar agenda al direct weer uit z’n voegen.
Wat wil je ook, Marjolijn van Heemstra timmert immers hard aan de weg. En met succes: haar eerste dichtbundel Als Mozes had doorgevraagd (2011) werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en bekroond met de Jo Peters PoëziePrijs; vorig jaar publiceerde ze haar goed ontvangen debuutroman De laatste Aedema; begin dit jaar speelde ze de voorstellingen Bouta en natuurlijk Garry Davis, die bij de try-outs al lovende recensies kreeg. En alsof dat nog niet genoeg is, is nu dus ook de nieuwe dichtbundel al bijna klaar.
"Er wordt vaak aan me gevraagd wat ik dan het meeste ben – dichteres, theatermaakster, schrijfster – en waarom ik niet kies voor één vorm. Wat ik juist heel prettig vind aan deze verschillende uitingsvormen is dat het heel andere energieën zijn die elk een andere concentratie vragen. In het theater moet je echt gáán: in kort tijdsbestek moet je iets produceren, het is onontkoombaar en je kunt je niet terugtrekken, want de voorstellingen zijn al verkocht. Dat heeft iets heel dwingends, wat prettig is, omdat je snel en hard moet werken. Maar theater maken is ook heel vermoeiend, omdat het een heel sociaal gebeuren is: je werkt in een team, je krijgt reacties van je publiek en voert veel gesprekken na afloop. Zeker omdat ik stukken maak die mensen uitnodigen om erop te reageren.
Schrijven daarentegen is heel teruggetrokken. Ik zit dan helemaal in mijn eigen bubbel, het werk is heel secundair. Het zijn twee verschillende kanten van mij: aan de ene kant wil ik heel graag contact maken, aan de andere kant heb ik ook behoefte aan stilte. Zoals nu op vakantie, mijn vriend was aan het surfen en ik zat gewoon de hele dag in mijn eentje te schrijven. Een beetje voor me uit te mompelen onder een boom. Zo fijn om zes weken lang niet te bellen, niet bereikbaar te zijn! Wat ik zo lekker vind aan schrijven is dat ik het met niemand eens hoef te zijn. Afgelopen seizoen heb ik twee voorstellingen gemaakt en dat is eigenlijk te veel input voor mij. Vroeger vond ik dat ik altijd moest blijven na afloop om met iedereen te praten, maar dat doe ik niet meer. Ik wil graag reactie uitlokken, maar als mensen dan reageren, vind ik het ook irritant. Dat is een beetje ambivalent. Soms pak ik nu mijn tas en ren naar buiten. Anders hou ik het echt niet vol."
Contact
Verbondenheid en gelijkheid versus uitsluiting, wereldburgerschap en contact tussen mensen – dat zijn kernthema’s in het werk van Marjolijn, zowel in haar documentair theater als in haar roman De laatste Aedema, waarin hoofdpersoon Loina, de laatste van een adellijk geslacht, op zoek gaat naar haar wortels.
Het verhaal is gebaseerd op haar eigen ervaringen; Marjolijn komt zelf ook uit een adellijke familie. "Het boek gaat over de vraag waar je thuishoort als mens, tot welke groep je behoort. De familiegeschiedenis in dit boek is niet letterlijk het verhaal van mijn familie, maar gaat wel over mijn worsteling met dit gegeven. Ik probeer open in het leven te staan, aansluiting te zoeken, mezelf steeds uit de mij vertrouwde context te halen en open te staan voor ontmoetingen en nieuwe ervaringen. Tegelijkertijd maak ik deel uit van een context… nou, dwingender vind je ze bijna niet. Die adel is gebaseerd op ongelijkheid, op elite-denken, een feodaal systeem – alles wat ik niet wil zijn. En toch is dat mijn achtergrond. Ik was me er altijd van bewust, vooral door de generatie van mijn grootouders. Het waren sjieke mensen, hun huis was gevuld met oude meubels, portretten van voorouders, lepels met namen erop. Het was voelbaar dat er oude verhalen waren, dat er lijnen liepen… mijn neefjes heetten zoals mijn oom, mijn oom zoals zijn vader, die weer heette zoals zijn vader… Het heeft me bewuster gemaakt van de manier waarop groepen mensen elkaar beoordelen. Bij al die mensen die precies menen te weten hoe het hoort, is er een heel duidelijk ons-soort-mensen-gevoel. Zonder dat het zelfs maar wordt uitgesproken is het volkomen duidelijk wanneer iemand er niet bij hoort."
Zelf probeert ze voorbij haar (voor)oordelen te komen door bewust het contact aan te gaan. Zo ging Marjolijn godsdienstwetenschappen studeren uit interesse voor andere denkwijzen en culturen, en omdat een baan als conflictbemiddelaar haar wel wat leek. Het zat er echter al van jongs af aan in. Met een brede lach op haar gezicht vertelt Marjolijn het verhaal van haar middelbareschoolcarrière, een episode die haar ten voeten uit kenmerkt.
Als scholier koos ze bewust niet voor het gymnasium – "dat vond ik toen iets voor nerds" – maar voor tweetalig vwo, een afdeling op een verder volledig zwarte school. Ze had er wilde verhalen over gehoord, en dacht: daar moet ik heen. "En het wás ook behoorlijk woest daar, ja. Ik was wel wat gewend in Capelle aan den IJssel – daar was het ook niet erg verfijnd – maar hier werd ik gediscrimineerd omdat ik wit was, werd ik van de trap geduwd en bedreigd. Als minderheid was je gewoon enorm de lul. Die tweetalige opleiding was heel klein, dus ik had ervoor kunnen kiezen veilig daar te blijven, maar dat wilde ik niet – ik wilde de hele school voor me winnen en vrienden maken, ook op de reguliere afdeling. Als ik hier nu toch zit, dacht ik, dan moet ik ervoor zorgen dat het een succes wordt en dat ik niet elke dag als een angstige haas door de deur moet glippen. En dat is gelukt: tegen het einde vond ik het echt leuk om op zo’n gemengde school te zitten en voelde ik me er heel erg thuis. Een overwinning."
Zonder grenzen
Ook in haar prachtige nieuwe theatervoorstelling Garry Davis onderzocht Marjolijn het onderwerp van verbondenheid in een geglobaliseerde wereld. Het is het derde deel van een drieluik, dat vanaf eind september als geheel zal worden opgevoerd. In het eerste deel, Family ’81, zocht Marjolijn drie generatiegenoten op in andere werelddelen, mensen die net als zij op 10 februari 1981 zijn geboren: Souad in Libanon, Ntando in Zuid-Afrika en Satchit in India. Ze wisselden herinneringen uit aan hun jeugd. "In India gingen de markten open toen het communisme viel. De Berlijnse muur viel, dat was hier een hoogtepunt. In Libanon kwam de burgeroorlog tot een einde en in Zuid-Afrika werd de Apartheid afgeschaft. Daardoor groeiden we alle vier op met een ideaalbeeld dat alles nu goed zou gaan komen. Alle vier hadden we de illusie dat de wereld zich aan het openen was. Maar de gebeurtenissen hebben in die vier landen iets totaal anders betekend. En steeds trok ik als Europeaan aan het langste eind: alles wat er was gebeurd, had voor mij goed uitgepakt. Wat ik had meegemaakt was echt peanuts vergeleken bij wat zij hadden doorstaan in dezelfde periode van hun leven. Ergens wéét je het wel, maar toch… Oorlog, verkrachting, dood… Zij hadden echt grote trauma’s, die heel duidelijk samenhingen met de plek waar ze zijn opgegroeid. Ntando heeft heel erg dingen meegemaakt, omdat ze een zwart Zuid-Afrikaans meisje is. Souad heeft alleen maar oorlogsherinneringen – omdat ze in Libanon woont. De plek waar je opgroeit is allesbepalend, en dat geeft ook een machteloos gevoel. Ik voelde me tactloos, en een beetje dom dat ik die hele doos zomaar had opengetrokken. Als iemand zoiets met je deelt, wat zet je daar daar dan tegenover? 'Op dat moment zat ik op een zwarte school en dat ging niet helemaal goed'? Pffff…"
De Zuid-Afrikaanse Ntando trok het ook niet, de aanwezigheid van een blanke, naïeve vrouw in haar leven. "We hadden natuurlijk gemaild en geskyped van tevoren, maar de fysieke aanwezigheid van een wit persoon was te confronterend. Dat laat ik ook zien in de voorstelling, zonder van haar een zielige persoon te maken. Ik laat haar irritatie zien en maak die begrijpelijk voor het publiek, omdat ik mezelf neerzet als iemand die maar door blijft vragen."
Met Satchit en Souad bouwde Marjolijn wel een goede relatie op. Met de Indiaanse acteur Satchit maakte ze na Family ’81 deel twee van het drieluik, Mahabharata, waarvoor de twee door India reisden en zochten naar wat dit epos over oorlog, (bloed)verwantschap en trouw heden ten dage nog te bieden heeft.
De Libanese Souad komt in Garry Davis terug. Marjolijn zocht de 91-jarige (en recent overleden) ‘wereldburger’ Garry Davis op in Amerika, de man die zichzelf na de Tweede Wereldoorlog uitriep tot eerste officiële Wereldburger en zijn Amerikaanse paspoort verruilde voor een ‘wereldpaspoort’, waarmee hij het bestaan van grenzen ter discussie stelde. Davis kreeg veel steun en duizenden volgelingen over de hele wereld, onder wie veel beroemdheden. Marjolijn plaatst Davis’ ideaal tegenover haar wens om haar vriendin Souad naar Nederland te halen, wat niet lukt omdat Souad vanwege haar Libanese nationaliteit ons land niet in mag.
Wat volgt is een ontroerend, soms hartverscheurend verhaal over (on)gelijkheid en menselijkheid, een voorstelling waarin Marjolijn het soms uitschreeuwt van frustratie over de onrechtvaardigheid van het maatschappelijke systeem, maar ook van frustratie over haar eigen onwetendheid, onmacht en niets-doen. "Ik heb altijd plekken opgezocht waar frictie tussen mensen is. Het grappige is dat ik zelf best wel conflictvermijdend van aard ben en altijd wil dat alles goed komt. Ik blijf echter niet slechts waarnemer, maar ga voor de ontmoeting en bemoei me met het leven. Ik ben bereid me te laten confronteren. Daar gaan mijn voorstellingen over. Ze ontstaan altijd vanuit noodzaak."
Garry Davis is vanaf september te zien in diverse theaters in Nederland, op sommige plekken samen met Family ’81 en Mahabharata. Kijk op www.rotheater.nl en www.marjolijnvanheemstra.nl.
Als Mozes had doorgevraagd
Moest ik mijn land verlaten: ik zou blijven.
Stond mijn stad in brand: ik draaide om.
Moest ik mijn kind offeren: ik weigerde.
Zolang jij je niet laat kennen houd ik
benen op de grond, armen om het kind.
Mij scheep je bij geen bramenstruiken af
met ‘ik ben die ik ben’, een kleine vlam, een donderstem.
Mozes was iemand van zijn tijd: dankbaar voor het leven,
Bang om door te vragen en ook: een man,
die vragen niet zoveel.
Ik was blijven staan bij die struik tot je verscheen.
Geen smoesjes van doeken voor ogen omdat je straling te fel.
Mozes was brandgloed gewend, ik tl.
Kom maar op, zou ik zeggen. Zeg ik nu: Kom maar op.
Als niet Mozes, maar ik bij Horeb had gestaan ging het zo:
ik: Wie ben je?
jij: Ik ben die ik ben.
ik: Ik ook.
jij: Ja, jij ook.
Dan had ik je aangeraakt en jij mij
Was de Bijbel geen boek, maar een omhelzing.
(Uit: Als Mozes had doorgevraagd, Thomas Rap, 2011)