Rachel (35) is ervaringsdeskundige. Ze struggelde van jongs af aan met gevoelens van onveiligheid en beschadigde zichzelf om haar emoties te uiten. Rachel: “Het begon op mijn derde met hoofdbonken. In de puberteit begon ik met krassen, eerst per ongeluk. Maar het voelde ‘goed’ en ging langzaam over in snijden. Niemand zag het. Pas toen ik 22 jaar was en thuis zat met een burn-out, heb ik hulp gezocht. Ik heb een lang traject achter de rug: negen maanden intern, drie jaar deeltijd en twee jaar traumabehandeling. Ik had een hoop op te lossen…”
Steeds jonger Ongezien en onbehandeld kan zelfbeschadigen een diepgeworteld en destructief gedragspatroon worden. Daarom is het belangrijk dat tieners die dit gedrag vertonen gezien en gehoord worden. Bij Stichting Zelfbeschadiging zien ze dat de groep tieners die zichzelf beschadigen steeds jonger en groter wordt. Carlie (29): “Waar het vroeger ging om jongvolwassenen tussen 19 en 25 jaar, worden we nu vooral gebeld door ouders van jonge tieners tussen elf en veertien jaar. Het gaat vooral om krassen en snijden. Wat mij betreft is er geen onderscheid: zelfbeschadiging is altijd ernstig, ook als iemand er alleen maar aan denkt.”
Carlie is ook ervaringsdeskundig. Met behulp van therapie en lotgenotensteun heeft ze het snijden achter zich kunnen laten. Ze werkt nu net als Rachel als vrijwilliger bij Stichting Zelfbeschadiging, een landelijke lotgenotenorganisatie voor mensen die zichzelf beschadigen en hun naasten. De stichting organiseert lotgenotenbijeenkomsten, naasten-bijeenkomsten en voorlichting op locatie. Carlie: “Waar we vroeger een paar telefoontjes per maand kregen, ontvangen we nu vaak meerdere telefoontjes per dag van bezorgde ouders.”
Ook Annelieke van Bokhoven, kinderpsychiater op een poli voor adolescenten, ziet het aantal jongeren dat zichzelf beschadigt toenemen. Van Bokhoven: “Meer dan de helft van mijn patiënten doet aan automutilatie of zelfbeschadiging: zij verwonden hun lichaam, overigens zonder de intentie om hun leven te beëindigen. Dit kan gaan om snijden en krassen, maar ook krabben, branden, haren trekken, hoofdbonken, schadelijke stoffen innemen, of voorwerpen in het lichaam brengen komen voor.”
Onderliggende problematiek
Waarom mensen zichzelf beschadigen is een ingewikkelde kwestie. Kinderpsychiater Annelieke: “In mijn opleiding leerden we nog dat zelfbeschadiging meestal voorkwam bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Inmiddels weten we dat het ziektebeeld veel complexer is. Zelfbeschadiging is een symptoom van onderliggende problematiek. Dit kan autisme zijn of een angststoornis, maar het kan ook een coping mechanisme zijn om rustig te worden of er kan dwang onder zitten, of een onvermogen om emoties te voelen en verwerken, een (seksueel) trauma, of afwijzing van jezelf…”
Hoe het komt dat steeds meer jongeren zichzelf beschadigen is nog niet goed onderzocht, maar social media spelen waarschijnlijk een rol. “Er zijn TikTok-filmpjes en televisieseries waar het expliciet in beeld komt,” vertelt Jeanny (62 jaar). Jeanny is de moeder van Carlie en als naaste betrokken bij Stichting Zelfbeschadiging. Jeanny: “De groep meiden die zichzelf nu beschadigt is anders dan vroeger. Niet alleen ligt de leeftijd lager, snijden is een trend geworden, het is ‘en vogue’. Vroeger deden ze het stiekem, nu doen ze het in groepjes en maken het kenbaar.”
Kinderpsychiater Annelieke: “De puberteit is sowieso een kwetsbare periode, jongeren ervaren vaak heftige(re) emoties, dus problemen met emotie-regulering komen vaker voor. Maar de omgeving speelt zeker ook een rol; jongeren kopiëren gedrag en experimenteren.” Om meer inzicht te krijgen in de groeiende groep jongeren die zichzelf beschadigt doet Stichting Zelfbeschadiging nu onderzoek naar dit ‘nieuwe’ gedrag en naar manieren om voorlichting te geven zonder jongeren op verkeerde ideeën te brengen.
Te veel
Carlie begon met snijden toen ze een jaar of dertien was. Carlie: “Het is lastig uit te leggen waarom ik sneed. Ik probeerde het uit nadat ik erover had gelezen in een tijdschrift en het ging van kwaad tot erger. Ik had last van autisme, mijn ouders gingen scheiden, mijn oma overleed, ik kreeg een blessure waardoor ik moest stoppen met wedstrijdzwemmen en ik werd gepest op school. Het was te veel. Ik werd depressief en het zelfbeschadigen gaf op een bepaalde manier troost en houvast. Bij mij deed het geen pijn, ik voelde het niet.”
Net als Rachel heeft ook Carlie een lang en divers zorgtraject achter de rug. Carlie: “Ik heb jarenlang therapie gevolgd en ben meerdere keren opgenomen geweest. Mijn ervaringen met de reguliere hulpverlening zijn wisselend, soms was het goed maar soms ook helemaal niet. Heel belangrijk voor mij was dat mijn moeder het accepteerde. Ze veroordeelde het niet. Als ik van haar druk had gevoeld om te stoppen, had me dat alleen maar stress gegeven en van stress ging ik snijden…
Wat mij het meest heeft geholpen? Een toekomstperspectief en de ervaringsdeskundige groepstherapie, het ervaren van support: een luisterend oor, herkenning en erkenning.” Wat werkt voor wie is een individuele optelsom van factoren. Jeanny: “Er is niet één soort therapie voor zelfbeschadiging. Zelfbeschadigen is een symptoom van onderliggende problematiek en daar moet de aandacht naartoe. Vaak spelen bij jongeren dingen als een (vecht)scheiding of problemen op school. Bij de een werkt psycho-motorische therapie, bij de ander cognitieve gedragstherapie en bij een derde werkt therapie met paarden. Maar professionele hulp is heel belangrijk, zelfbeschadigen is geen verslaving an sich maar het gedrag is wel verslavend en wordt al snel een patroon dat je niet in je eentje kunt doorbreken.”
Een combinatie van therapieën
Kinderpsychiater Annelieke: “Een probleem van deze tijd is dat de zorgverzekeraar graag één therapie wil, want het moet in een code of hokje passen. Maar zo eenvoudig is het niet. Gedrag komt zelden door één ding. Het komt voort uit complexe onderliggende problematiek. Soms kan ssri medicatie helpen, in de volksmond antidepressiva, bijvoorbeeld als het zelfbeschadigen voortkomt uit autisme of een angststoornis. Maar meestal is het protocol cognitieve gedragstherapie , maar in de praktijk kiezen we vaak voor een combinatie van therapieën gericht op bewustwording van gevoelens, beter leren omgaan met negatieve gedachten en gevoelens, en beter leren grenzen aangeven.”
Over één ding zijn alle zorgverleners het eens: het is belangrijk voor ouders om de focus niet te leggen op het destructieve gedrag. Het doel moet niet zijn ‘stoppen met snijden’. Kinderpsychiater Annelieke: “Dat is heel moeilijk, want je maakt je als ouder logischerwijs heel veel zorgen. Maar focussen op het stoppen of op het controleren van het gedrag werkt aandacht vragen in de hand en kan extra stress veroorzaken wat weer kan leiden tot zelfbeschadigen… De focus moet liggen op wat eronder ligt: wat leidt tot dit gedrag?”
Het is wel goed om open en duidelijk met je kind te bespreken hoe je met het snijden omgaat: hoe verzorg je wonden en wanneer moet je naar de eerste hulp? Jeanny van Stichting Zelfbeschadiging: “Een groot probleem bij jonge tieners is dat ze niet kunnen inschatten wat ze doen. Ze weten het verschil niet tussen een pees of een slagader en dat maakt het extra gevaarlijk. Ook qua nazorg weten ze vaak onvoldoende: het belang van ontsmetten, hoe je een verband aanlegt en wanneer je acute hulp moet zoeken. Goede voorlichting helpt de eigen verantwoordelijkheid bij jongeren aan te wakkeren.”
In de gevarenzone
Niet alle kinderen die experimenteren met krassen of snijden zullen doorgaan met dit gedrag. Carlie: “Als het snijden pijn doet, zullen ze er na één of twee keer mee stoppen. Maar als ze geen pijn voelen of als het opluchting geeft, komen ze in de gevarenzone en is er een kans dat ze het vaker gaan doen.” In dat geval is het belangrijk om zo snel mogelijk hulp te zoeken, zodat je kind er niet te lang alleen mee worstelt. Soms is het nodig om met het hele gezin in therapie te gaan. Het gezin is immers vaak het ‘systeem’ waarin het gedrag is ontstaan.
Kinderpsychiater Annelieke: “Maar soms is het ook genoeg als ouders betrokken worden in gezinsgesprekken. In die gesprekken kunnen ouders en kinderen leren om beter of op een andere manier naar elkaar te luisteren en met elkaar te praten. Het komt ook voor dat kinderen het juist nodig hebben om los te komen van hun ouders. In alle gevallen is de vertrouwensband met de therapeut belangrijk. Ik begin het gesprek met uitleggen dat ik een verslag ga maken en dat zij mogen meelezen en dingen aanpassen als ik het verkeerd begrepen heb. We maken het verslag samen, in overleg. Dit zorgt voor goed contact en openheid. Een veilige sfeer.”
Ook thuis is een veilige sfeer de basis van herstel. Moeder Jeanny weet dit uit ervaring. “Toen Carlie ermee begon had ik niets in de gaten. Ik zag weleens een sneetje, maar ze gaf altijd een verklaring. Ik zag ook dat ze zich veel terugtrok, maar ik weet dat aan de puberteit en aan ons leven dat toen erg turbulent was. Ik kwam erachter toen ik online zag dat ze iets zei over zelfbeschadigen. Ik schrok enorm en voelde me schuldig: ik had mijn kind niet kunnen beschermen. Maar ik heb niets gezegd. Ik heb rustig gewacht totdat zij klaar was om het aan mij te vertellen. Een paar maanden later deed ze dat. We zijn samen in therapie gegaan. Dat was heel pittig en confronterend, maar ook heel goed.”
Therapie
Hoelang en hoeveel therapie iemand nodig heeft, is per persoon verschillend. Maar in de regel geldt: hoe langer het gedrag duurt, hoe langer het duurt om het ook weer af te leren. Kinderpsychiater Annelieke: “Het komt voor dat een patiënt een eyeopener heeft en behandeling snel aanslaat, bijvoorbeeld binnen drie maanden. Opname of dagbehandeling komt bij zelfbeschadiging niet vaak voor, maar meestal duurt behandeling zeker zes tot twaalf maanden.”
Zowel Rachel als Carlie kijkt terug op een veel langere weg. Rachel: “Gelukkig gaat het nu goed. Maar soms, in moeilijke momenten, trekt het snijden nog steeds. Ik weet nu waar het vandaan komt en ik heb tools om anders met mijn emoties om te gaan.” Als de gedachte komt, kan ze nu kijken naar wat er aan de hand is. Aandacht geven aan haar gevoel, erover praten. Rachel: “Ik heb leren uitspreken: ik voel me niet okay. Vroeger kreeg ik dat niet uit mijn strot! Tegelijkertijd heb ik voor mezelf geaccepteerd dat het wellicht nog een keer gaat gebeuren. Want het idee ‘ik moet ervan af’ gaf ontzettend veel stress en stress leidt bij mij tot snijden.”
Ook Carlie leerde in de loop der jaren hoe ze haar emoties op een gezonde manier kon uiten. Carlie: “Heel belangrijk bij mijn herstel was ook leren accepteren dat het okay is dat het niet altijd goed gaat. Ik heb geleerd om te huilen, dat is een belangrijke uitlaatklep voor mij. Vroeger kon ik niet huilen en ook geen troost ontvangen. Ik ken mijn triggers nu ook beter. Als ik een volle week heb bijvoorbeeld, of als ik het overzicht kwijtraak, moet ik even pas op de plaats maken. Ik heb ook littekens en dat vind ik soms nog moeilijk. Maar in vergelijking met vroeger gaat het nu veel beter met mij.”
Welk pad jouw kind ook bewandelt, de belangrijkste les is: forceer niks. Verdenk je je kind van snijden maar zegt het niks? Probeer dan een opening te geven door te zeggen dat je je zorgen maakt of ziet dat het niet zo lekker gaat en dat je er bent om te praten… Jeanny: “Zet je kind vooral niet onder druk. Laat het uit hem of haar komen. Besef dat je als ouder niet kunt helpen, je kunt er niet voor zorgen dat het niet meer gebeurt. Leg de focus vooral op zorgen voor een veilige omgeving. Geef je kind liefde, geduld en vertrouwen. Als je kind zich geaccepteerd voelt, zal het eerder durven praten.”
Open en eerlijk
Is je kind klaar om erover te praten, wees dan open en eerlijk. Loop niet op eieren maar vraag wat je wilt weten en noem de dingen zoals ze zijn. Rachel: “Ik vraag ouders vaak wat ze hun dochter zouden willen vragen, op die manier leren ze het formuleren. Hoe vaak doe je het? Waarmee? Ligt het aan mij? Moeten we de messen wegleggen? Wij stimuleren ouders om alles open en eerlijk met hun kind te bespreken. Het is belangrijk om het destructieve gedrag in het licht te brengen. Dat is een eerste stap op weg naar herstel.” “Maar,” benadrukt Jeanny, “soms moet je als ouder geduld hebben. Je kunt het pas in het licht brengen als je kind er klaar voor is.”
Kader
‘IK VOELDE ME RADELOOS’
Kyra: “Mijn middelbareschooltijd verliep met behoorlijk wat ups en vooral downs. Ik was onzeker en voelde me vaak slecht over mezelf. In periodes werd ik somber, voelde ik me radeloos en begon ik mezelf te beschadigen. Hoewel ik er enorm van schrok, lukte het me niet op een andere manier met al die negatieve gedachten om te gaan. Meestal deed ik het om van alle heftige gevoelens te ontladen, maar soms ook om mezelf op een bepaalde manier te straffen. Ik was zo boos op mezelf en verdrietig, ik voelde me vaak alsof ik niets waard was.”
Lees Kyra’s verhaal op sameninmijnschoenen.nl
Een andere nuttige website is zelfbeschadiging.nl
5x Snijden voorkomen
Het heeft geen zin om krassen of snijden te verbieden of te controleren, maar je kunt wel een aantal alternatieven met je kind bespreken. Deze tips komen van ervaringsdeskundigen:
• Draag een elastiekje om je pols
Als je de behoefte voelt om jezelf te beschadigen, laat je
het elastiekje tegen je pols aan schieten als alternatief voor
krassen of snijden.
• Houd een ijsklontje vast
Door een ijsklontje vast te houden, of neer te leggen op de plek waar je jezelf wilt snijden, creëer je een verdovende sensatie die voor opluchting kan zorgen.
• Sla met je handen op je matras of kussen
Ga op je bed zitten en sla zo hard mogelijk op je matras of kussen. Schreeuw erbij als dat goed voelt. Zo uit je woede of frustratie op je bed en niet op je lichaam.
• Trek iets kapot
Pak een rietje, potlood, houten stokje, oud T-shirt en trek eraan, buig het, scheur het, draai het, totdat het breekt, scheurt of knapt. Kies het object van tevoren en leg het klaar zodat je weet dat je een alternatief voor snijden bij de hand hebt.
• Reageer het af op papier
Schrijven lucht op. Het hoeft niet mooi of netjes: ga zitten, begin met schrijven en laat de woorden komen.
(bron: commen.nl)