Midden in Europa

Over Camembert en Edammer, en waarom het bouwwerk van de EU nu echt snel af moet.

Een echte Europeaan

Twee, hooguit drie uur met de auto en ik ben in Amsterdam, Parijs of Düsseldorf. Binnen een straal van amper honderd kilometer van mijn huis wisselt de landstaal tussen Nederlands, Frans, Duits en Letzeburgs, Vlaams en Waals nog daargelaten. Ik woon midden in Europa, houd ik me dan voor. Het verzoent mij, stadsmens, weer even met dat diep verdoken gehucht waar ik al veel te lang woon.

Woon ik hier echt? Het is meer een uitvalsbasis. Nu al de helft van mijn werkende leven heb ik mijn kantoor in meer dan één land tegelijk. Daarvandaan reis ik dan weer naar andere landen, vooral binnen Europa, soms erbuiten. Goed, je hoort mij niet klagen.

Een echte Europeaan, werd me vaak toegevoegd als ik iets over mezelf vertelde. Ik kon daar weinig mee. Ik hield van de schoonheid en het spel in Italië, van de stille slimheid in België, van de Hollandse daadkracht, en die lijst kon ik nog een stuk langer maken. Maar het waren altijd de verschillen die me fascineerden, de overeenkomsten zag ik niet. Het echte Europa, wat was dat?

Hoe vaak ik Kaas van Willem Elsschot ook herlees, er zitten scènes in die me steeds weer doen knikken en grinniken. Er is het moment waarop Frans Laarmans zich moet haasten om zijn twintig ton Edammer kazen in ontvangst te nemen en er een veilig heenkomen voor moet zoeken. Enkele pagina’s verderop weet Laarmans met één klap op tafel de importtarieven op Hollandse kaas te halveren. Kaas is in 1933 geschreven en is voor mij, klein ondernemer als Laarmans en nauwelijks succesvoller, heel herkenbaar. Inklaren, wachtgeld, opslag, importtarieven, de hele papierwinkel, ik kan er van meepraten. Behalve dat je voor Nederland nu Thailand, China of Saoedi-Arabië moet lezen.

Laarmans hield niet van kaas en hij wist er naar eigen zeggen net zo weinig van als van chemicaliën. Ik hou van kaas en weet iets meer van chemicaliën.

De chemie stoort zich minder dan welke industrietak ook aan grenzen. Dat is terug te voeren tot het werk van mensen als Fritz Haber en Carl Bosch. Haber en Bosch waren geen neoliberale denkers uit het laatste decennium van de afgelopen eeuw, maar de bedenkers van het naar hen genoemde proces voor het maken van ammoniak, meer dan honderd jaar geleden.

Het Haber-Boschproces markeert het begin van de grootschalige chemische industrie. Zelfs de kleinste fabriek wordt nu al gauw te groot voor je eigen land. Je moet de boer op, zowel voor klanten als leveranciers. Ook een pietepeuterige onderneming als die van mij is zo met de hele wereld in contact.

Een ondernemer is als een kanarie in de kolenmijn.  Lang voordat anderen daar lucht van krijgen, voelt hij de politieke, sociale en economische veranderingen die op til zijn. Een ondernemer is een frontsoldaat, een beetje zoals een leraar op een middelbare school de beste thermometer voor de nieuwste modegril is.

Een ondernemer zoekt grenzen op, ook letterlijk, zoals de Nederlandse boeren die na de val van het communisme massaal hun heil in Polen zochten. Een ondernemers bouwt iets op, vaak uit het niets. Hij gaat daarbij risico’s aan, en dat onderscheidt hem van de werknemer. Die risico’s maken dat je het zakelijk spel intensiever beleeft. Voordat je het weet blijf je met die kazen in je kelder zitten.

Vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie was een uitkomst voor zo iemand als ik. Het betekende vaker paspoortloos reizen, maar vooral dat je je kon vestigen waar je wilde binnen de EU. En vrij verkeer van goederen betekende dat importtarieven en douanecontroles tot het verleden behoorden. Ook was het afgelopen met per land verschillende verpakkingseisen, accreditaties, conformiteitsverklaringen. Wie de toelating voor zijn product in één EU-land had, kon voortaan overal binnen de EU aan de slag.

De grootste winst kwam van de invoering van de euro in 2002. Onkostendeclaraties waren niet langer tijdvretende speurtochten naar wisselkoersen, maar rechttoe rechtaan invuloefeningen. Zes portemonnees, ieder voordien met zijn eigen muntsoort, konden zo mijn prullenbak in. Voorbij was de tijd van verdampende valuta’s bij elke grensoverschrijdende geldtransactie.

Tegelijk bekropen de eerste twijfels me. Terwijl landen die de founding fathers van de EU waren elkaar nog voorzichtig besnuffelden en probeerden hun administraties en procedures op elkaar af te stemmen, kwamen er in korte tijd twaalf nieuwe lidstaten bij. Hoe meer EU er kwam, des te verder weg leek echter de Europese gedachte. Nationale overheden, hun ambtenaren, wantrouwden die nieuwe klasse van forensen waartoe ik mijzelf mocht rekenen. Ik zag het, maar hield mijn mond.

Wie als Belg in Nederland woonde, deed dat voor de belastingen. Wie als Nederlander in België woonde, deed dat voor de belastingen. Wie in Luxemburg woonde was sowieso verdacht. Om over mijn geval maar helemaal te zwijgen.

Haperende harmonisatie tussen langjarige bondgenoten en buurlanden aan de ene kant, integratie van Polen en Roemenen aan de andere kant: ging het nou te snel of juist te langzaam met die EU?

De bankencrisis van 2008, uitmondend in een economische crisis, hielp niet echt. De geglobaliseerde economie werd verantwoordelijk gehouden; internationale handel moest het ontgelden.

Als in het voorjaar van 2010 Griekenland van een bankroet gered moet worden, is voor menigeen de maat vol. Nu moest eindelijk maar eens het nationale belang voorop staan. Een echte Europeaan, dat klonk steeds meer als een verwensing, zoals internationalist of kosmopoliet. De tijd leek nu eerder rijp voor gordijnen, muren en Polen-meldpunten.

De migrantenstroom in 2015 deed de rest. Werken over de grens werd vanaf nu voorgoed geassocieerd met belastingontduikers, uitkeringsfraudeurs of potentiële terroristen. En weer hield ik mijn mond.

Voor de zon, tegen zwarte gaten

Zo weinig zijn we vandaag opgeschoten. Het bouwwerk-Europa brokkelt al af voordat het overeind staat. Eenwording is niet aan de orde, maar ook afstemming tussen de landen is ver te zoeken. Die kantoren in verschillende landen zijn nodig voor me, maar tegelijk een blok aan mijn been.

Wie in meer dan één land werkt, wordt eerst maar eens overal vol belast en nergens verzekerd, tegen alle EU-regels in. Loonkosten in Europa variëren van 5 €/uur in Bulgarije tot 43 €/uur in Denemarken. Nettosalarissen in buurlanden Nederland en België ontlopen elkaar niet veel. Maar een nettojaarsalaris van 30.000 € all-in kost een Nederlandse werkgever 51.000 € en een Belgische 59.000 €, een verschil van 16%. Bij een 50% hoger nettosalaris lopen die verschillen nog verder op: 84.000 € om 106.000 €, meer dan 26% verschil.

Intussen kan de EU politiek geen vuist maken. Het buitenlandbeleid wordt geparalyseerd door het unanimiteitsbeginsel en blijft steken in goede bedoelingen. De Europese economieën verliezen terrein. In 2030 hoort hooguit Duitsland nog bij de tien grootste ter wereld. Van de vijf meest waardevolle firma’s in Europa zijn er drie Zwitsers (Nestlé, Novartis en Roche). Van de twintig grootste technologiebedrijven ter wereld komt er welgeteld één uit Europa (SAP).

Europa glijdt af. Is dit niet het moment waarop we moeten toegeven dat de EU mislukt is? Dat we het project-EU maar beter kunnen afblazen, een kruis erover, een strik eromheen en archiveren voor het nageslacht? Is dit niet het moment waarop ik als euroscepticus uit de kast moet komen?

Nee. Het echte Europa, daar blijf ik mee worstelen. Maar tegen de EU zeg ik volmondig ja, hoe vaak ik ook op haar tekortkomingen gebotst ben.

Het leek een tegenspraak. Er was een praatprogramma van Eva Jinek voor nodig om dat scherp te krijgen. Op 10 april maakten Thierry Baudet, voorman van het Forum voor Democratie, en Derk-Jan Eppink, lijsttrekker voor de Europese verkiezingen van dezelfde partij, er hun opwachting. Het werd een wat tamme vertoning; de heren werden niet echt uitgedaagd. Maar toen Baudet de Europese visie van zijn partij samenvatte, veerde ik op. We zijn voor Europa, maar tegen de EU, klonk het. Helder geformuleerd, en complete kolder.

Hoe kun je nou voor Europa zijn? Europa is een afspraak in de aardrijkskunde. Hoeveel van die 140 miljoen Russen bij Europa gerekend moeten worden, weten we niet precies. Een deel van Istanboel hoort er bij, Carthago, ooit centraler in het Romeinse Rijk dan pakweg Milaan, dan weer niet. Het is allemaal wat willekeurig en veel belang heeft het niet. Voor Europa: je kunt net zo goed voor de zon of de maan zijn, en tegen zwarte gaten.

En hoe kun je tegen de EU zijn? Alle frustratie komt juist omdat de EU nog niet af is, vertraagd door de inertie en botweg tegenwerking van de eigen lidstaten en een parlement vol Trojaanse paarden. Eurosceptici bedienen zich hier van een logica die er bij mij niet in wil.  Eerst steek je spaken in de wielen van de EU. Dan, als je succesvol  de machinerie ontregeld hebt, roep je triomfantelijk: ‘kijk, het werkt niet! Altijd al gezegd dat die EU een slecht idee was.’

De voordelen nemen we voor lief zonder ze nog te benoemen. Grensobstakels kunnen we missen als kiespijn en hebben we uit ons geheugen gewist. Erasmusbeurzen zijn een vanzelfsprekendheid geworden.

Nog een stuk kaas misschien. Camembert, allicht de meest Franse aller kazen, vindt zijn oorsprong in het gelijknamige Franse dorp van een paar honderd zielen. Een echte camembert wordt voor minstens 50% bereid uit rauwe melk van Normandische koeien en verder luistert de receptuur nauw. Pas wie hieraan voldoet, mag zich van het keurmerk camembert de Normandie bedienen. Het probleem is dat dit keurmerk pas sinds 1983 bestaat. Grote merken hadden hier handig op ingespeeld. Zich niet storend aan de eisen van dat AOP-predikaat, hebben ze meer dan 95% van de markt in handen met hun camembert-varianten. Die voorzien ze van het bedrieglijke zinnetje “fabriqué en Normandie”, wat niets zegt over de bereidingswijze maar een zweem van authenticiteit moet verlenen.

Het is jarenlang een doorn in het oog geweest van de lokale kaasboeren. Vergeefs hebben ze zich tot de Franse overheid gewend. Gehoor kregen ze pas in het Europees Parlement. Dat heeft er nu voor gezorgd dat vanaf 2021 de toevoeging “fabriqué en Normandie”  verboden is. Bovendien komt er een soort super-AOP, waarvoor de eisen nog wat worden opgeschroefd.

De EU slaat zo twee vliegen in één klap. Ze beschermt de kleine ondernemer en ze beschermt een stuk cultureel erfgoed. Ziehier Europa als hoeder van lokale identiteit: daar hoor je verdomd weinig over.

Je kunt eindeloos debatteren over de EU, referenda houden en nostalgisch zwijmelen over vergane glorie, maar aan het eind van de rit zal blijken dat er geen levensvatbare alternatieven zijn, dat je stations bejubeld hebt die al gepasseerd waren voordat je aan de reis begon. Dus vóór de EU: ze is onontkoombaar, of we het nou leuk vinden of niet.

Uitgehold van binnen, bedreigd van buiten

Niet dat er niets aan te merken valt op de EU. Niet dat je de EU haar gang kunt laten gaan en dat alles op zijn pootjes terecht komt. De Europese Unie is een loodzwaar bureaucratisch complex geworden, waar verspilling regeert, waar parlementariërs te hoge salarissen en onkostenvergoedingen als schadeloosstelling zien. Op zich verschilt ze daarin niet van nationale overheidsorganen. De EU ligt echter veel meer onder het vergrootglas, groot en geconcentreerd als ze is in één stad, met hooguit wat dependances. Juist zij moet boven alle kritiek verheven zijn en het voorbeeld stellen.

Maar ze is vooral losgeslagen van de werkelijkheid. Geen zinnig praktijkmens zou bijvoorbeeld Griekenland in zijn staatsschuldencrisis zo de duimschroeven hebben aangedraaid. Je bent dolblij als je van een nagenoeg failliete club de helft van je vorderingen terugkrijgt. Over interesten maal je al helemaal niet. De EU heeft met haar rigide opstelling Griekenland in de armen van China gedreven, dat maar al te graag de portemonnee trok. De haven van Piraeus, de snelst groeiende haven van Europa, is vandaag in Chinese handen. De EU heeft haar eigen positie ondergraven.

Hoe komt ze zo wereldvreemd? Allereerst past het profiel van de hedendaagse politicus niet meer bij de eisen van een steeds meer verbonden wereld. Een onevenredig groot deel van de politici is opgeleid als jurist. Juristen trekken juristen aan als collega’s en opvolgers. En rechten is zo ongeveer het minst grensoverschrijdende vak dat je kunt bedenken. Maar ook andere politici lijken nauwelijks voorbereid op de internationale dimensie van hun baan. Het was al omineus dat Helmut Kohl en François Mitterand, aanjagers van de EU zoals we die vandaag kennen, allebei monoglot waren.

Profvoetballers, magazijnbeheerders van logistieke firma’s en eigenlijk een flink deel van de beroepsbevolking hebben vandaag meer buitenland in hun baan dan een politicus. Maar die politicus wil zich in het Europees Parlement laten verkiezen. Dat wringt.

Die kloof tussen politici en hun achterban wordt natuurlijk erkend. Er is een nieuwe kaste politici die daar vol op inspeelt. Eurosceptici, vrijwel zonder uitzondering. Ze financieren hun activiteiten met EU-gelden. Het Rassemblement National van Marine Le Pen deinst er niet voor terug spookbanen in het leven te roepen om zo nog wat meer fondsen van de EU los te peuteren en knoopt verder de eindjes aan elkaar met bijdragen uit Rusland.

Het stopt daar niet. De nauwe banden van Alternative für Deutschland, Vlaams Belang, de Oostenrijkse FPÖ en de Italiaanse Lega Nord met Poetin’s Rusland baren zorgen. Ook de goedwillende euroscepticus moet beseffen dat hij kwetsbaar is voor manipulaties die geen enkel ander doel dienen dan Europa uit elkaar te trekken.

Nigel Farage, euroscepticus van het eerste uur en ooit boegbeeld van de Brexit, spant de kroon. Farage viert dit jaar zijn twintigjarig jubileum als Europarlementariër. Al die jaren heeft Farage niet alleen een vorstelijk salaris en dito onkostenvergoeding opgestreken voor een parlementsjob waar hij schitterde door afwezigheid, hij heeft ook zijn vrouw een schimmige baan op kosten van de EU bezorgd en frauduleus EU-fondsen voor UKIP, zijn toenmalige partij, aangewend voor campagnes in zijn thuisland.

In een poging het teveel betaalde terug te krijgen heeft het Europees Parlement vanaf begin 2018 ruim 40.000 euro ingehouden op het salaris van Farage. Het zal hem weinig deren. Farage hoeft zich geen zorgen te maken. Hij kan na de Brexit rekenen op een EU-pensioen van zo’n 80.000 euro per jaar. Te elfder ure heeft Farage nog een nieuwe partij opgericht om aan de Europese verkiezingen mee te doen. In de ontredderde staat waarin de Britse politiek verkeert, gaat het The Brexit Party ogenschijnlijk voor de wind. Farage kan zo zijn EU-carrière nog wat verlengen en zijn pensioen opkrikken.

Wat voor Farage geldt, gaat voor nogal wat eurosceptici op. Frisse nieuwkomers vind je hier weinig, wel politici die een gat in de markt zagen en die nog verder van de realiteit staan dan de conventionele politici. Als Le Pen in 2017 met Macron in verkiezingsdebat gaat, meent ze bijvoorbeeld zeker te weten dat de euro al in 1990 een wettig betaalmiddel tussen bedrijven was. Twee jaar later vertelt Derk-Jan Eppink in Jinek dat de economie in Groot-Brittannië het uitstekend doet sinds het Brexit-referendum.

Hij slaat de plank niet één, maar drie, vier keer mis. Sinds juni 2016 daalt de groei van het Britse Bruto Nationaal Product voortdurend. Daarvoor kun je natuurlijk andere oorzaken dan Brexit vinden. Maar ook als je die cijfers in een gunstiger daglicht probeert voor te stellen, dan zie je dat de zonnestralen onder meer het gevolg zijn van de devaluatie van het Britse pond. Dat zou de export moeten stimuleren, precies omdat het Verenigd Koninkrijk nu nog wel in de EU zit. Tegelijk betekent die devaluatie voor de gewone Brit dat hij die vakantie op het dure continent maar beter uit zijn hoofd kan zetten. Verder is er sprake van schijngroei: firma’s hamsteren volop om zich op het post-Brexit tijdperk voor te bereiden. Al die inkoop suggereert een economische activiteit die er in werkelijkheid niet is.

Tot slot verwacht Eppink van een Brexit een wonderbaarlijke vermindering van regelgeving en papierwinkel. Het zal lang geleden zijn dat hij nog met iemand uit het bedrijfsleven gesproken heeft. Als ik vandaag een doos met een blik verf naar Oostenrijk of Frankrijk stuur, kost me dat 100 euro. Stuur ik diezelfde doos naar Zwitserland, dan betaal ik 250 euro. Die extra 150 euro gaan op aan alle papieren formaliteiten die nodig zijn omdat Zwitserland geen EU-lid is, en dat ondanks de prima afspraken die we hebben binnen de Europese Econmische Ruimte.

Eppink laat zich er op voorstaan dat hij insider is in de EU, op grond van zijn ervaringen in de Europese commissie en later als Europees parlementslid. Een insider in een ivoren toren, dat lijkt mij de beste beschrijving van een buitenstaander.

Politici als wereldvreemde buitenstaanders die de voortgang van het project-EU bepalen of beperken, dat verklaart veel van wat er vandaag aan schort. Maar politici zijn niet de enigen die verantwoordelijkheid dragen.

Het is voorbij met de Europese naïviteit, horen we sinds kort. De directe aanleiding vormt China, dat zijn zijderoute in steeds meer landen uitrolt. Met het Belt and Road Initiative (BRI) probeert het inmiddels in meer dan zestig landen zijn grip te vergroten op infrastructuur en stategische sectoren. Tegelijk probeert het zijn model van autoritaire, staatsgeleide economie te exporteren, als alternatief voor de westerse liberale democratie.

China gaat het liefst in zee met individuele landen. Het zijn geen overeenkomsten op basis van gelijkwaardigheid, ze dienen om China’s invloed te vergroten. Voor de benodigde investeringen verschaft China kredieten. Zo creëert het de ‘debt trap’: een groeiend aantal landen komt in een wurggreep terecht.

In Afrika is China al ver gevorderd. 25% van de Zambiaanse staatsschuld is bijvoorbeeld in handen van China. En Ethiopië is een modelleerling. De regeringspartij heeft de Chinese partijstructuur gekopieerd en voert strak de regie over de zakenwereld.

In de zogenaamde 16+1-groep heeft China met 11 Oost- en Middeneuropese EU-lidstaten en 5 Balkanlanden akkoorden afgesloten. Eendere afspraken hebben Griekenland, Portugal en recentelijk Italië met China gemaakt, ieder afzonderlijk.

Naïef, hoezo? Nog in 2017 koppen kranten enthousiast dat we nu zij aan zij met China gaan optrekken op weg naar nieuwe internationale samenwerkingsverbanden, misschien een nieuwe wereldorde. De directe aanleiding is Donald Trump, die de VS dan heeft teruggetrokken uit het klimaatakkoord van Parijs en ons woedend en verslagen achterlaat. Maar we zien dus een uitweg.

De kanarie in de kolenmijn, de ondernemer die in China actief is, weet dan al minstens vijftien jaar dat zoiets niet kan werken. Hij weet dat een win-winsituatie een uitgekauwd westers begrip is dat geen Chinees equivalent heeft. Je wordt afgeknepen, je sluit compromissen met je geweten, al is het alleen maar omdat je elke verwijzing naar een sympathiek land als Taiwan moet vermijden, en uiteindelijk verlies je, onherroepelijk. Maar de ondernemer heeft zich niet laten horen. De zangvogel is zijn stem kwijt.

Met buitenstaanders aan het roer en adviseurs of experts die geen kik geven zijn we in de aap gelogeerd.

Het spel en de knikkers

De Europeaan, oud, moe en mild geworden, dacht niet meer in machtsstructuren. Hij had geen leger meer nodig. Gedreven door zijn optimistische mensbeeld dacht hij dat het voldoende was om overal ter wereld win-winsituaties te creëren. Als iedereen er nou maar op vooruitging, dan zou hij zelf voor altijd gebeiteld zitten. Hij was vol vertrouwen. Het was buiten de mens gerekend. Die is van nature een spelbreker en wil de ander verslaan, ook al beschadigt hij zichzelf daarmee.

Then Europe’s long-restrained instinct for self-preservation kicked in.” Columnist Charlemagne zei het prachtig in The Economist toen hij de stemmingswisseling in Europa beschreef. De Europeaan is wakker geschrokken.

Europa glijdt af, het klopt, het zal achterop raken in de vaart der volkeren. Maar hoe erg is dat precies? De Gouden Eeuw ligt alweer een tijdje achter ons en toch boert Nederland nog best aardig. Dat verval kan zo nog eeuwen doorgaan zonder dat we er veel last van hebben. Zolang we maar geen desastreus domme dingen doen. Dat betekent dat we niet in paniek de nooduitgang van de EU moeten opzoeken om ons af te schermen in onze dwergstaten. In de steeds meer verbonden wereld waarin we leven is dat de sneltrein naar onbeduidendheid.

Internationalisering of globalisering is geen uitvinding geweest van neoliberalen of van welke andere economische stroming dan ook, het is een gevolg van technologische vooruitgang. In die wereld is het zaak dat we ons bewust worden van machtsfactor nummer 1: inwoners. Continenten groeien qua welvaartsniveau meer en meer naar elkaar toe. Het aantal inwoners van een land of groep landen bepaalt dan steeds meer de omvang van zijn markt, en daarmee zijn belang in de wereld.

De Europese Unie heeft 513 miljoen inwoners en is nu nog het grootste economische blok ter wereld. In 2050 zal Europa het enige continent ter wereld zijn waarvan de bevolking gekrompen is. De grootste stijger is Afrika: in 2050 zullen er 1,3 miljard Afrikanen bij gekomen zijn.

China heeft dat snel begrepen.  Maar het is niet de enige. Turkije heeft tussen 2010 en 2016 26 nieuwe ambassades geopend in Afrika. India voorziet nog 18 nieuwe ambassades. In oktober van dit jaar zal Vladimir Poetin in Sotsji gastheer zijn op de eerste Rusland-Afrika-top. China, India, Turkije, Rusland: sinds 2006 hebben ze allemaal hun handel met Afrika meer dan verdrievoudigd. In diezelfde periode steeg het handelsverkeer tussen de EU en Afrika met een magere 41%. De EU heeft deze boot grotendeels gemist.

We hebben nog een herkansing, maar die zien we niet. Immigratie uit Afrika wordt louter als probleem, als crisis behandeld. Eigenaardig daarbij is dat juist de landen die het hardst leeglopen (Oost-Europa, Italië), het felst gekant lijken tegen immigratie. Natuurlijk: immigratie moet legaal zijn en strikt gecontroleerd verlopen. Maar ook in ons belang moeten we niet beknibbelen op die quota, maar ze eerder flink optrekken. Het zou wel eens de beste kans kunnen zijn om ook in 2050 nog een aantrekkelijk en welvarend werelddeel te zijn.

De tweede remedie voor de EU lijkt op het oog ook wat controversieel: meer richtlijnen. Ik bedoel dan niet de kleine regels, zoals die – overigens bij elkaar gefantaseerde – richtlijn die de kromtegraad van bananen vastlegt. Ik bedoel de wetgeving op grote gebieden.

De EU heeft op dit punt flink het voortouw genomen. Ik denk aan de boetes die Google opgelegd werden vanwege misbruik van zijn marktpositie, aan de General Data Protection Regulation (GDPR) die de privacy van consumenten waarborgt, en aan de digitale regels die het auteursrecht beschermen. In mijn eigen branche is er REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals), de meest complexe wetgeving in de EU, een wetgeving die alle chemische stoffen die in de EU gebruikt worden betreft.

Het zijn bureaucratische gedrochten die voor alle mogelijke verbeteringen vatbaar zijn – geloof me, ik heb wat gefoeterd op REACH. Maar het initiatief is briljant. Zonder handelsoorlogen te riskeren pas je een subtiele vorm van protectionisme toe. Je dwingt iedereen die actief wil zijn op jouw markt strengere eisen te respecteren, hogere standaards na te streven. Het stimuleert innovatie in technologieondernemingen, versnelt de intrede van een nieuwe, respectvollere generatie social media. Het zet mensen aan om ideeën, producten en processen te ontwikkelen met een betere uitwerking op klimaat, gezondheid en milieu. Middelen voor onderzoek en ontwikkelingen zijn er genoeg. 95% van het geld dat de EU jaarlijks ter beschikking stelt aan regionale ontwikkelingsfondsen wordt niet opgehaald.

Als EU neem je zo het heft in handen. Andere machtsblokken zullen na aanvankelijk geaarzel je voorbeeld volgen. Die markt van 513 miljoen mensen is immers te groot om te negeren. Maar kunnen wij al die ambities realiseren met de EU in haar huidige gedaante, met haar huidige structuur?

Nauwelijks. Allereerst zal de Europese Raad zichzelf zo snel mogelijk moeten opheffen als hij niet langer de geloofwaardigheid van het Europees Parlement wil tarten. Die halfslachtige schaduwstructuur vergroot zo onwillekeurig nog het aantal inbreukprocedures tegen lidstaten en rechtszaken die bij het Europese Hof van Justitie worden aangespannen. Drie maal heeft het Europees Parlement de afgelopen jaren nog resoluties aangenomen om de lidstaten onder de neus te wrijven dat het menens is met dat vrije verkeer van personen.

Natuurlijk kunnen de Europese Commissie en het Europees Parlement kleiner, slanker, goedkoper, en daar moet werk van gemaakt worden. We hebben echter vooral een ander slag politici nodig. Geen gerecyclede Derk-Jan Eppink, maar een praktischere soort. Betekent dit dat we het parlement moeten bevolken met ondernemers en technocraten? Een onzalig idee. Zij zijn de natuurlijke vijand van politici en missen het zitvlees voor een zetel in een parlement. Ze moeten hun mond opendoen en hun ervaringen delen, we moeten naar ze luisteren, maar laten we vooral een nieuwe poel politici vormen. Meertalig het liefst, en met heuse internationale ervaring. Ervaring die niet is opgedaan in een of andere denktank of op het advieskantoor van een Brusselse lobbyist, maar buiten in het veld, waar je met de spreekwoordelijke laarzen in de modder de waarde van geld en de risico’s van je handelen leert inschatten.

Europa, althans een deel daarvan, is wakker geschrokken en heeft een onluisterende ontdekking gedaan: het draait om macht en knikkers, nog steeds. Het machtsblok-EU, met een half miljard mensen en meer, dat vol inzet op zijn economische politiek, dat moet onze hoogste prioriteit zijn. Alle andere kopzorgen die de EU-burger heeft komen zo vanzelf aan bod, ze zijn er de afgeleide van:

Sociale zekerheid vaart wel bij een florerende economie en kan, zoals Geert Van Istendael in een recent essay in het tijdschrift rekto:verso stelde, een jaloersmakend exportproduct zijn.

Klimaat, milieu en gezondheid zijn drijfveren voor onderzoek en essentiële pijlers voor een succesvol economisch beleid.

Immigratie, gecontroleerd, maar continu en stijgend, zorgt ervoor dat we in de tweede helft van deze eeuw geen wegkwijnend bejaardenhuis zijn.

Om je nationale identiteit veilig te stellen heb je een sterke EU nodig.  Het is de beste garantie dat je in de loop van deze eeuw niet kopje onder gaat en dat je natiestaat niet verwordt tot een leeggeplukte toeristische attractie. Er is ondertussen  niets wat je belet om kathedralen te bouwen, je kennis van vaderlandse geschiedenis bij te spijkeren of je eigen taal op peil te houden.

We komen alleen van die kopzorgen af als aan de beginvoorwaarde, een krachtige EU met een gezonde economie, voldaan is.

Het EU-bouwwerk staat nog in de steigers, maar moet nu echt af, en snel ook. Het had allemaal sneller gemoeten, hier en daar ook langzamer, in elk geval beter en slimmer. Soit. Laten we die voorgeschiedenis maar zien als onvermijdelijke groeistuipen. Zo goed als we ons ook niet gek moeten laten maken door incidenten van de dag, hoe vervelend ook. Als we ons door de opvliegingen van Donald Trump, immigratiegolven of een tegenvallend loonstrookje in de armen van China of charlatans storten, of isolement verkiezen, zijn dat beslissingen die we de rest van deze eeuw zullen bezuren.

The middle of nowhere, had ik mijn woonplek gedoopt. Door die cirkels in mijn hoofd zie ik dat nu anders. Midden in Europa, hartje EU, waarom ook niet, ik kan er vrede mee hebben. We zingen het hier nog wel even uit.

 

Een verkorte versie van dit artikel is verschenen in De Republikein, jaargang 15, nummer 2 (mei 2019);

https://www.derepublikein.nl/

Afbeelding vladm via Shutterstock

Mijn gekozen waardering € -