‘Mijn moeder moest huilen toen ik vertelde dat ik journalistiek had gestudeerd’

25 jaar lang was Stichting ONfile een thuishaven voor gevluchte mediamakers. Begin dit jaar werd de stichting ontbonden. Schrijver en documentairemaker Antonije Nino Žalica interviewde zes mensen die in de loop der jaren betrokken waren bij ONfile, als bestuurder, medewerker of lid. De interviews werden gepubliceerd in het boekje Het voelde als thuiskomen – Een terugblik op 25 jaar ONfile. De komende tijd publiceren we de gesprekken ook bij RFG. In deze tweede aflevering: journalist Opoka Christopher Arop Richard.

“Ik ben in 1983 geboren in wat toen Soedan was. Mijn moeder noemt me Opoka als ik iets heel goeds heb gedaan, als ik iets geks heb gedaan noemt ze me Chris. Vrienden noemen me Opoka, in een formele setting noemen ze me Christopher. Toen ik in Nederland aankwam, was het gemakkelijker om mensen me gewoon Chris te laten noemen, dat is korter en het is gebruikelijker hier.
Ik herinner me weinig van mijn jeugd, maar ik herinner me wel dat er geen vader was, hij stierf toen ik ongeveer 3 maanden oud was. In mijn kinderjaren waren er veel gevechten tussen Noord-Soedan en de bevrijdingsbewegingen in Zuid-Soedan. De regering in Khartoem, de regering van de voormalige president Bashir, voerde veel bombardementen uit op Juba, de grootste stad in het zuiden van het land, omdat rebellen die stad wilden innemen. Iedereen die langs de Nijl woonde werd beschouwd als sympathisant van de rebellenbeweging; er werd gezegd dat we hen voedsel gaven, of dat we hen voorzagen van informatie.

Ook langs de Nijl, waar wij woonden, werd door de regering veel gebombardeerd. Het werd steeds moeilijker om daar te wonen. Veel families die geld hadden en connecties, begonnen het land te verlaten. Maar je kon het land niet zomaar verlaten. Om richting Oeganda te vluchtten moest je eerst een brug over richting een gebied dat werd gecontroleerd door de rebellen. Als je probeerde de brug over te steken, openden regeringssoldaten uit Soedan het vuur. De enige andere manier om Soedan te verlaten was via de hoofdstad Khartoum in het noorden. Maar ook die routes werden geblokkeerd door regeringssoldaten.

Mijn oom, de man van mijn moeders zus, werd ervan verdacht met de rebellen samen te werken. Er was informatie dat hij vermoord zou worden. Hij werd gewaarschuwd door de VN, waarmee hij veel contact had. Hij wilde zichzelf en zijn familie in veiligheid brengen. Via zijn contacten bij de VN probeerde hij ook ons gezin te registeren voor evacuatie. Het bleek niet mogelijk om ons hele gezin op de lijst te plaatsen, mijn moeder kon er niet op.Dus moesten we een keuze maken. Ik was vijf jaar oud en ik zei: ‘Ik blijf hier niet.’Mijn moeder accepteerde het. Als vijfjarig kind vertrok ik met mijn tante met een Antonov-vliegtuig naar Khartoem en vandaar naar Uganda, rechtstreeks naar vluchtelingenkamp Ogujebe in het noorden van Uganda.

Jeugd in Oeganda

Van 1990 tot 1995-1996 woonde ik in het vluchtelingenkamp. Toen begonnen de VN de kampen in Oeganda te sluiten. Tegen die tijd was mijn grootmoeder overleden en de tante met wie ik naar Uganda was gereisd, was verdwenen. Later hoorden we dat ze was teruggekeerd naar Zuid-Soedan, waar ze en een nieuwe baan had gevonden bij de VN.
Gelukkig had ik een andere tante in Kampala, de hoofdstad van Uganda. Zij regelde dat ik me bij haar familie in kon voegen, waardoor ik in Kampala mijn lagere schoolopleiding kon afmaken. Ondanks een moeilijke start presteerde ik goed op de basisschool. Door mijn goede cijfers werkten kwam ik in aanmerking voor een studiebeurs. Ik kon naar een middelbare school in de stad Torit, op een school die werd geleid door de katholieke kerk. Daarna wilde ik naar de universiteit. Mijn eerste keuze was rechten. De tweede keuze was stedenbouw. Maar die studies ze waren erg duur, ongeveer 2000 – 2300 dollar per jaar. Dat geld had ik gewoon niet. Een opleiding journalistiek was erg goedkoop, 300 dollar per jaar. Perfect! Het niveau van de school was niet erg hoog, het was niet de beste school voor journalistiek. Maar je deed hetzelfde examen als iedereen in het land. Naast journalistiek studeerde ik ook personeelsmanagement. Ik wilde als ik journalist niet alleen schrijven, maar ook managen.

In 2005 werd een vredesakkoord getekend tussen de regering van Soedan en de Soedanese Volksbevrijdingsbeweging (SPLM). Van 1990 tot 2005 had ik mijn moeder en mijn broers niet gezien, zelfs niet gesproken. Toen het vredesakkoord was getekend, besloot ik terug te gaan naar Zuid-Soedan. Ik was net klaar met de universiteit. Ik pakte mijn spullen en ging. Ik was drie dagen onderweg met de bus van Oeganda naar Zuid-Soedan. Ik wist nog waar het huis stond, tegenover een van de beste middelbare scholen in Juba City en de grootste katholieke kerk van de stad.

Ik had niemand verteld dat ik kwam, mijn familie had geen telefoon in huis en mobiele telefoons waren nog niet zo gebruikelijk. Maar Ik kon het huis niet vinden. Ik zag de poort van de school zien, de kerk, maar niet ons huis. Dus, ik zie tegen mezelf: ‘OK, wat er ook gebeurt, ik ga gewoon hier in de buurt zijn. Ik ga hier rondlopen.’ Rond zes uur die avond zag ik een dame aankomen, ze zag me al, en ze wist dat ik haar zoon was.

Het beroep van mijn vader

De volgende ochtend vroeg ze me: ‘Wat heb je gestudeerd?’ Ik antwoordde: Journalistiek. Ze begon te huilen: ‘Waarom lieten mijn zussen je journalistiek studeren?’ Ik zei dat het de goedkoopste studie was. ‘Maar hebben ze je dan niet verteld dat je vader stierf vanwege zijn werk als journalist?’ Ik was net zo verbaasd als mijn moeder.

Toen ik opgroeide met mijn ooms en tantes van moederskant, werd er nooit gesproken over wie mijn vader was. Het onderwerp was taboe. Pas veel later hoorde ik meer verhalen over mijn vaders leven als journalist. Toen ik in 2014 en 2015 op reis was naar Peking, China voor een uitwisselingsprogramma van de Chinese regering voor Zuid-Sudanese journalisten, was een van de veteraan-journalisten in de delegatie nieuwsgierig naar mijn achternaam! Hij zei, ‘jij moet de zoon zijn van Lokang Richard’. Hij vertelde me dat mijn vader te jong was gestorven, onder mysterieuze omstandigheden. Hij beweerde dat er vals spel in het spel was. Mijn vader was ziek in de ochtend en klaagde over buikpijn; tegen de avond werd hij dood verklaard. Er was geen autopsie mogelijk in Zuid-Soedan in de jaren ’80, onze familie kon het zich niet veroorloven. We zullen nooit weten of er misschien vals spel is gespeeld bij de dood van mijn vader.
Ik hoop dat ik een goede journalist kan zijn, net als mijn vader. Hij had een interessante schrijfstijl; waarvan zijn vrienden zeggen dat ik die op de een of andere manier heb geërfd. Maar ik geloof niet in het erven van schrijfstijlen!

Mijn moeder was niet blij met mijn beroepskeuze, maar was wel bereid om voor te stellen aan vrienden van mijn vader die nog in de media werkten. Zo kreeg ik in Zuid-Soedan mijn eerste baan als verslaggever en redacteur. Ik kon goed schrijven en mijn beheersing van het Engels was ook goed. In die tijd was het moeilijk voor een Engelstalige krant om mensen te vinden die goed Engels spraken en schreven, omdat de meeste mensen in Soedan geen toegang hadden tot goed onderwijs in de Engelse taal. De meesten studeerden Arabisch.
Ik maakte snel promotie, maar journalistiek in Zuid-Soedan was moeilijk. Nadat de rebellen in aan de macht kwamen, gingen ze zich gedragen zoals de voormalige regering, zelfs erger. Je mocht niet schrijven over mensenrechten, of onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen.

Een nieuwe oorlog

In 2013 brak een burgeroorlog uit in Zuid-Soedan. De gevechten begonnen op 15 december in het zuiden van het land. De twee groepen die al vijf jaar noodgedwongen samen een regering vormden, konden het niet eens worden en begonnen te vechten. In de journalistengemeenschap wisten we al wat er ging gebeuren. In die tijd had ik veel ontmoetingen met de Nederlandse ambassade in Juba. Ik dineerde daar en we hadden discussies. Ze wilden weten wat er gebeurde, want ze wisten dat journalisten overal oren hebben. Ik wist toen al dat er spanningen waren tussen de vice-president en de president. Ik ben niet het type persoon dat bang is om mijn gedachten te delen op basis van wat ik gezien of gehoord heb. Dus vertelde ik hen dat er gevochten zou worden. Dat was ongeveer drie maanden voordat de oorlog begon. Die relatie met de Nederlandse regering heeft me later geholpen toen ik het land moest verlaten.

In 2013, toen de gevechten begonnen, gaf de president aan de veiligheidsdiensten de richtlijn dat alle professionals; journalisten, advocaten, artsen het land niet mochten verlaten. Ik wist dat ik het niet zou overleven als ik bleef. Ik verliet het land en ging opnieuw naar Oeganda. Daar was het moeilijk om een baan te vinden. Na korte tijd ging ik terug naar Zuid-Soedan. Werken als journalist was niet mogelijk. Ik kreeg een baan bij een klein adviesbureau van de Afrikaanse Unie.
Na drie maanden consultancy werd ik gebeld door een vriend van mijn vader die hoofdredacteur was van een Engelstalige krant. Hij zei: ‘Chris, ik wil dat je deze krant komt redden.’ Ik stelde mijn eigen team samen van vijf mensen die ik vertrouwde en met wie ik kon samenwerken, want in Zuid-Soedan waren er toen veel mensen die zich voordeden als journalist, maar in feite werkten voor de veiligheidsdiensten. Dus ik had een team nodig van mensen die ik 100% kon vertrouwen. Ik wilde geen public relations doen voor de regering, ik wilde onderzoek doen naar mensenrechten. We wilden onderzoek doen naar mensen die verdwenen. Wat gebeurt er in detentiecentra? Dat zijn de verhalen die we wilden vertellen.

Bedreigingen

Ik begon door mijn journalistieke werk veel vijanden te maken. Er kwamen steeds meer bedreigingen binnen. Ik vroeg mijn baas om mij te beschermen, want ik kan mijn werk niet doen als hij me niet beschermt. Hij zei dat het goed zou komen, maar hij nam het niet erg serieus. Mensen van de veiligheidsdienst wachtten me soms op buiten mijn kantoor. Ze deden alsof ze advertenties kwamen aanleveren, maar ze kwam voor mij. Een keer legden ze een pistool op tafel en zeiden: ‘We houden niet van het verhaal dat je laatst publiceerde. We weten welke route je moet gebruiken om naar huis te gaan. We weten waar je verblijft. We weten waar je broer werkt. We weten waar je zus loopt. We kennen jou. Je jongere broer heeft een baby.’

Het was duidelijk dat de regering mij als een probleem zag. Ik ging zoeken naar manieren om het land te verlaten. Ik reisde twee keer naar China, maar de Chinezen willen dat je na een tijdje vertrekt en verwachten dat je een mooi verhaal over hen schrijft – geen probleem, zolang ik maar veilig ben. Ik reisde voor tien dagen naar het Verenigd Koninkrijk, maar ik dacht niet aan asiel omdat ik toen nog geloofde dat de problemen in Zuid-Soedan van tijdelijke aard waren. Ik ging ook een week naar India, naar New Delhi. Maar na verloop realiseerde ik me dat ik een definitieve oplossing moest zoeken.

Weer verhuisde ik naar Oeganda. Ik kreeg steun van het Amerikaanse Freedom House en van internationale en Oegandese organisaties die journalisten in ballingschap helpen. Maar deze steun was tijdelijk, hooguit twee of drie maanden. Ondertussen moet je relevant blijven in de media, dus bleef ik posten op Twitter, schrijven op Facebook, en columns schrijven onder een andere naam die in Juba werden gepubliceerd. Het maakte mijn situatie erger. Ze stuurden mensen naar Oeganda om me te intimideren. Ik kreeg dreigende telefoontjes. Ze wisten specifieke dingen over mijn huis en mijn gezin. ‘Je kocht een nieuwe fiets voor je dochter…’

Shelter City

Ik heb meerdere mensenrechtenorganisaties benaderd en hun de situatie uitgelegd. Op aanvragen voor asielprogrammas in de VS, Canada of het Verenigd Koninkrijk kreeg ik geen reactie. Toen kreeg ik eindelijk een e-mail van een vriend die iemand kende op de Nederlandse ambassade: ‘Chris, we hebben een programma dat de Shelter City heet; het loopt via het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en de Justice and Peace Organization. We denken dat je ervoor in aanmerking komt.’ Ik meldde me en kreeg binnen twee weken positief te horen dat ze mijn aanvraag hadden geaccepteerd. Ze regelden een vervangend paspoort voor me (mijn paspoort lag nog in Zuid-Soedan) en regelden een visum. In februari 2016 kwam ik naar Nederland als gast van Shelter City. Het Shelter City programma is voor mensenrechtenverdedigers die het moeilijk hebben, zoals ik. Je mag deelnemen aan mensenrechtenactiviteiten, spreken op evenementen, spreken met studenten. Je krijgt ook mentale ondersteuning, psychosociale ondersteuning voor drie maanden, maar daarna moet je terug. Voor mij was dat geen optie. Wat moet ik doen? Een verontschuldiging schrijven aan de regering en zeggen dat het me spijt? Zullen ze me vergeven? Ik besloot om in Nederland asiel aan te vragen.

Milena Mulders

Op 20 maart 2017 kreeg ik asiel. Ik kreeg een huis en wat inkomen. Voordien, tijdens mijn asiel, verhuisde ik van het ene kamp naar het andere. In het kamp ben je een vluchteling. Als je je niet gedraagt als een vluchteling, zullen de mensen je gaan haten. Denk niet dat je speciaal bent. Dus moet je je gedragen als hen. Als je in het kamp bent en je hebt een laptop, je schrijft een blog, dan zie je er al heel vreemd uit. Je moet worden zoals zij. Je moet doen wat iedereen doet. Je moet gestrest zijn zoals zij allemaal. Je moet bier drinken, marihuana roken en alles doen wat iedereen doet.

Al tijdens mijn asielprocedure was ik in contact gekomen met Milena Mulders van ONfile. Elke kans die ik kreeg om naar een ONfile-evenement te komen, gaf me het gevoel een mens te worden, weer een journalist te worden die met mensen praat over journalistiek, over mensenrechtenkwesties, over nieuwe ontwikkelingen, over hoe onderzoek te doen. Maar natuurlijk moet je aan het eind van het evenement terug naar het AZC en moet je weer een vluchteling zijn.

Milena introduceerde mij ook bij het Incluusion-programma van de Universiteit Utrecht. Via dit programma worden vluchtelingen met academische kwalificaties en interesses uitgenodigd om zich aan te melden voor korte cursusvakken voor tal van opleidingen. De migranten- en vluchtelingenstudenten krijgen ook de kans om met docenten en studenten te communiceren en hun ervaringen te delen. Daardoor kon ik colleges bijwonen en uiteindelijk zelfs gastcolleges geven aan andere studenten, vooral op het gebied van journalistiek, conflictstudies en mensenrechten. Ik kon mijn kennis delen vanuit mijn persoonlijke ervaringen en ook vanuit mijn verslaggeving over conflicten. Ook al ging ik na de lezingen terug naar het vluchtelingenkamp, het voelde echt goed. Ik had het gevoel dat ik iets had bereikt als ik in Utrecht op de trein naar Echt stapte, waar mijn AZC was.
Het zette mij er toe aan om weer te gaan schrijven, kritisch te gaan denken en me te engageren. Ik ging weer dromen over het hervatten van mijn journalistieke beroep. Ook de interacties met collega-journalisten van ONfile gaven me een gevoel van verbondenheid en een honger om te schrijven, te lezen, en kennis te delen.

Vertrouwen

ONfile is altijd bereid geweest om een aanbevelingsbrief te schrijven voor het bijwonen van evenementen. Ik nam bijvoorbeeld deel aan het project Displaced in Media van de European Cultural Foundation. Een andere interessante kans was dat ik de Global Investigative Journalism Conference in Zuid-Afrika in Johannesburg mocht bijwonen. Maar helaas werd ik onderweg naar Zuid-Afrika, bij een overstap in Doha, samen met een vrouwelijke journalist Doha aangehouden. De regering van Zuid-Afrika: wilde niet dat we zouden komen. We werden teruggestuurd naar Nederland. Dat was erg jammer, maar het feit dat ONfile zoveel vertrouwen in mij stelde dat ze mij naar dezeconferentie wilde sturen om daar voor meer dan 3.000 mensen te spreken over mijn werk, over mensenrechtenkwesties en de uitdagingen waar ik als journalist voor stond, dat was heel belangrijk voor mij. Ik voelde me echt gewaardeerd. Ik denk dat het een van de dingen was die me stimuleerden om te blijven vechten voor een toekomst als journalist, want in die tijd werkte ik als schoonmaker.

Als je in Nederland als journalist wilt werken, moet je echt goed Nederlands spreken en schrijven. Voor mij is dat lastig, ik ben er nog steeds van overtuigd ben dat de manier waarop ik in het Engels kan schrijven of mezelf kan uitdrukken nooit hetzelfde zal zijn als in het Nederlands. Mijn moedertaal is Madi, een taal die wordt gesproken door de stam van mijn moeder, de Madi-stam in Westelijk Oeganda en delen van Zuid-Soedan, maar ik kan me beter uitdrukken in het Engels.

Vriendschappen en solidariteit

Nadat ik asiel kreeg vroeg ik gezinshereniging aan om mijn vrouw en dochter naar Nederland te laten komen. Maar ik werkte niet en had weinig geld. Vluchtelingenwerk kon slechts een deel van het ticket voor mijn familie betalen. Ik had heel snel geld nodig om de tickets te kunnen kopen. Dus schreef ik naar ONfile. Ze hadden er als organisatie geen budget voor, maar Milena en een paar andere mensen begonnen e-mails rond te sturen, privé, en binnen een week hadden ONfile en RFG 1200 euro verzameld en kon ik weer bij mijn familie zijn. Dit is een van de meest praktische waarden voor de vriendschap die ik heb gehad met de individuen, niet eens met de naam ONfile, maar met de mensen die ONfile vertegenwoordigen.

Vanwege mijn persoonlijke band met individuen binnen de organisatie heb ik het gevoel dat ONfile nooit vervangen kan worden. De herinneringen zullen me altijd bijblijven. Het maakt me ook een beetje verdrietig dat een organisatie die meer dan 25 jaar heeft bestaan, nu is gestopt. Ik denk dat organisaties die journalisten in ballingschap helpen heel belangrijk zijn. Het gaat om voor om meer dan het helpen van journalisten bij de voortzetting van hun beroep, ONfile bood ook een plek waar mensen verbondenheid voelen. Als ik bij bijeenkomsten van ONfile was, voelde ik me niet langer Soedanees, maar maakte ik deel uit van deze gemeenschap. Ik was in een ruimte waar ik me veilig voelde om mijn ideeën te delen. Dat RFG magazine de erfenis van ONfile gaat voortzetten is iets positiefs. Mijn advies aan hen zou zijn om te kijken naar wat er fout ging bij ONfile en het beter te doen. En om zoveel mogelijk leden te bereiken. Want dat deden de mensen van ONfile heel goed. Ze waren altijd bereid om te helpen.

Fotografie: Negin Zendegani

‘Het voelde als thuiskomen’ – Een terugblik op 25 jaar ONfile is te koop voor €10 (incl. verzendkosten binnen NL). Bestellen? Stuur een mail met uw adresgegevens naar redactie@rfgmagazine.nl o.v.v. ‘Jubileumboek ONfile’.

Mijn gekozen waardering € -