MILES DAVIS LEVENSLIJNEN – 1986

In deze tijd van corona en lockdown zitten we met zijn allen nog meer voor het scherm. Ter afleiding van social distancing en contactverboden plaats ik hier de komende tijd opvallende verhalen uit mijn tijd als muziekreporter. Those were the days. Veilig te lezen met en zonder mondkapje op.

Interviews met de 60-jarige trompettist Miles Davis zijn een zeldzaamheid. Hoe open hij de laatste jaren op het podium ook overkomt, The Prince Of Darkness blijft een in mysteriën gehulde persoonlijkheid. Ter gelegenheid van zijn nieuwe elpee Tutu werden schorre woorden gewisseld via de Transatlantische hotline.

door C. Cornell Evers, OOR 18 oktober 1986

Miles zou moeilijk zijn, volgens sommigen. Toch komt hij in het uitgebreide interview dat Cheryl McCall van het Amerikaanse tijdschrift People hem enkele jaren terug afnam (OOR 14, 1984) over als een uitermate sympathiek iemand: enigszins recalcitrant, dat wel, maar met een groot gevoel voor humor, vol zelfspot en niet afkerig van zelfrelativering. McCall schetste een bij vlagen ontroerend beeld van de mens achter de musicus Davis. Een tamelijk compleet beeld.

En misschien hadden we het daar wel bij moeten laten. Natuurlijk, er valt nog zoveel te vragen. Maar wie daar ook op zit te wachten, Miles Davis zelf zeker niet. Wat hij te melden heeft doet hij met zijn muziek. Daar komt bij dat de trompettist in de loop der jaren een afkeer van de pers aan de dag heeft gelegd die licht paranoïde trekjes vertoont.

Terecht misschien, als je bedenkt dat een heel legioen van voornamelijk jazz-critici hem zijn ‘collaboratie met de commercie’ en het gebruikmaken van ‘goedkope uit de popmuziek afkomstige geluidseffecten’ nooit echt ‘vergeven’ heeft en geen gelegenheid voorbij laat gaan om te verwijzen naar Davis’ klassieke kwintet uit de jaren zestig met daarin drummer Tony Williams, bassist Ron Carter, toetsenist Herbie Hancock en saxofonist Wayne Shorter. Voor hen begint Miles’ ‘verraad’ met het verschijnen in 1970 van het album Bitches Brew, de legendarische plaat die door vooral popliefhebbers als het beginpunt van de jazz-rock wordt gezien, maar die door vrijwel de gehele gevestigde orde veroordeeld werd. Een identiteitscrisis was het gevolg en na 1975 werd er gedurende vijf jaar niets meer van Davis vernomen.

COMEBACK

In 1981 verscheen onverwacht het sterk op de rock georiënteerde album The Man With The Horn, een plaat waarop Miles behalve trompet ook synthesizerpartijen speelt. Met We Want Miles (’82) en Star People (’83) was zijn comeback een feit. Zelfs ging de meester weer op wereldtournee en trad in het kader daarvan op tijdens het North Sea Jazz Festival 1984. De indruk die hij daar maakte valt louter in superlatieven te omschrijven. Miles was terug: een superster was herboren.

Lijkt Davis zich op Star People nog vooral op de combinatie van rock en jazz te richten, met een grote nadruk op de gitaarpartijen van Mike Stern en John Scofield, op Decoy (’84) lonkte de trompettist onverhuld in de richting van funk en pop, een trend die doorgezet werd op het uitermate commerciële You’re Under Arrest (’85) met daarop opvallende covers en popsongs als Cyndi Laupers Time After Time en Michael Jacksons Human Nature. Zelfs de voorman van The Police, Sting, leverde een kleine vocale bijdrage aan You’re Under Arrest en strikte vervolgens Miles’ bassist Daryl Jones en saxofonist BranfordMarsalis voor zijn eigen Dream Of The Blue Turtles-wereldtournee.

En nu is er dan Tutu, een plaat waarvoor Miles vooral zijn vroegere bassist Marcus Miller volledig de vrije hand lijkt te hebben gegeven. Tutu is een plaat waarop naast het karakteristiek geluid van de meestentijds gestopte trompet van Miles vooral de synthesizers in ruime mate aanwezig zijn, aangevuld met bijdragen van de Braziliaanse percussionist Paulinho da Costa en een enkele keer violist Michael Urbaniak (Don’t Lose Your Mind), toetsenist George Duke (Backyard Ritual) en slagwerker Omar Hakim (Tomaas). Op Tutu beweegt Miles zich evenals op Decoy en vooral You’re Under Arrest in een trendy funk-idioom maar weet tevens het begrip fusion een heel eigen lading mee te geven.

HET INTERVIEW

De regels zijn stringent. De trompettist wil met slechts twee journalisten praten en voor ieder is twintig minuten gereserveerd. Twintig minuten? Spookbeelden van Countdown-televisie-interviews dringen zich op en de zenuwen spelen me enigszins parten als een vertegenwoordiger van de platenmaatschappij de verbinding met New York tot stand probeert te brengen.

‘Mr. Davis?’ informeert de promo-man en wil de hoorn aan mij doorgeven. ‘Wait a minute man, damned, what’s wrong with you?’ kettert het van de andere kant van de Atlantische Oceaan. ‘Wacht tot ik klaar ben, niet jij.’ Schuifelgeluiden dringen door. ‘Yeah.’ Ik stel me voor en vraag of we kunnen beginnen. Geen antwoord. Ik herhaal mijn vraag en met die schorre, haast breekbare stem laat hij weten klaar te zijn.

U koestert bewondering voor bisschop Desmond Tutu?

‘Luister: ik heb die plaat alleen maar Tutu genoemd. Omdat hij zoveel gedaan heeft voor Zuid-Afrika… en hij is zwart. Het minste wat ik kon doen is die elpee Tutu noemen. Ik moet wel bewondering voor hem hebben. Anders zou ik dat ding niet Tutu genoemd hebben.’

Wat is de reden dat u Tutu niet met een band hebt opgenomen, maar het meeste aan Marcus Miller hebt overgelaten?

‘Omdat we dat toevallig wilden. Het is gemakkelijker en het is creatiever. Als je met een hele hoop muzikanten werkt zitten er altijd een paar bij die maar één stijl kunnen spelen. Muziek is alleen maar stijl, is opgebouwd uit verschillende stijlen. Werk je met meerdere musici, dan moet je geduld hebben, afwachten of ze ooit in staat zijn de stijl te spelen die jij in gedachten hebt. Maar dat duurt te lang, weet je. Dat kost enorm veel tijd en geld, vooral wanneer je niet zingt. Ik bedoel: als je niet zingt, dan moet je zelf je eigen sfeer creëren. Een zanger geeft houvast. Dus… je creëert je eigen sfeer… en dan kunnen de platenluisteraars hun sfeer creëren als ze de plaat draaien. Begrijp je wat ik bedoel?’

Maar toch: waarom Marcus Miller?

‘Waarom niet? Ik ben van plan van nu af aan voor mijn platen op die manier van componisten gebruik te maken. Zo ga ik waarschijnlijk een album met Herbie (Hancock-CE) opnemen, een met Joe Zawinul, een met Prince… Ik ga werken met componisten als Palle Mikkelborg…’

Als ik goed geïnformeerd ben hebt u al met de Deense componist Palle Mikkelborg gewerkt.

‘Ja.’

Ik doel op het Auro-project waarvoor vorig jaar in Kopenhagen opnamen zijn gemaakt. Wat kunt u mij over deze samenwerking vertellen?

‘Luister, je stelt de verkeerde eh… niet de goede vragen. Wat er gebeurde, was dat ik een nummer te pakken kreeg dat Palle Mikkelborg geschreven had voor het Deense Radio Orkest. Ik vond het heel goed en nam het op. Maar toen George Butler van Columbia het hoorde, kwam hij met de term contemporary jazz aanzetten. Dat is de reden waarom ik ze de tapes niet gegeven heb. Bij CBS hebben ze geen flauw benul van de waarde van Palle’s werk. Dus… Er zit reggae in, rock & roll, funky stuff, wat vrije dingen, ballads en duetten. Er doen vijf drummers aan mee, tien keyboardspelers, zangers… Dat project is één reden waarom ik bij Columbia ben weggegaan. Omdat ik geld heb moeten vragen aan The National Endowment Of Arts om het af te maken. CBS wilde niet.’

Er wordt u nogal eens verweten dat u te veel zou inspelen op wat het grote publiek wil horen.

‘Ik speel altijd wat ik wil spelen en ik doe wat ik wil doen. Als het publiek waardeert wat ik wil doen, fantastisch. Zo niet, dan vind ik het ook best. Er zijn een hoop goede musici die geen enkel instrument bespelen. Ze zitten in het publiek en weten precies waar ze van houden. Als ik iets speel waar ik zelf heel veel van hou, dan zal het publiek dat ook doen. Als je je eigen gevoelens kunt overbrengen, als je het op de juiste manier presenteert, dan doet het er niet toe wat het is… of welke stijl. Als je het op de juiste manier presenteert zullen ze ervan houden. Omdat het slechts een stijl is. Zo speel ik muziek. Ik speel verschillende stijlen: treurig, langzaam, moody of hoe je het allemaal noemen wilt.’

Zijn reactie op mijn volgende vraag zal me dagenlang achtervolgen. In de schreeuw zit woede opgesloten maar vooral pijn. De vraag was of hij, als hij nu aan het begin van carrière zou staan, pakweg veertig jaar jonger zou zijn, of hij dan andere muziek zou spelen, een andere benadering zou hebben. ‘Hoe moet ik dat verdomme weten? Waarom vraag je me zoiets? Het is waarvan je houdt en wat je wilt spelen. Of wat je kunt spelen. Het doet er niet toe hoe jong je bent… of hoe oud.’

Volkomen van de kaart door die uitval na een inderdaad wat tactloze opmerking besluit ik tot een duikvlucht in de popmuziek. Helaas, alle geruchten ten spijt, Miles Davis luistert niet uitzonderlijk veel naar de voortbrengselen van deze tak aan de muziekboom, ‘Ik luister naar alle typen van muziek’, en wanneer ik informeer naar zijn beweegredenen om voor Tutu een cover van Scritti Politti’s Perfect Way op te nemen, raast er voor de tweede keer in korte tijd een kleine storm.

‘Je kunt wel hetzelfde blijven vragen! Daar word ik nou zo moe van. Omdat het een racistische manier van vragen stellen is. Je vraagt nou naar Scritti Politti. Waarom niet naar George Gershwin? Niemand heeft me ooit gevraagd waarom ik Porgy And Bess deed. Of Sketches Of Spain. Het gaat niet om het waarom. Ik wou het gewoon doen. En dat heeft niets te maken met het feit dat het een jonge muzikant is en al die bullshit. Ik weet niet waarom je al die dingen zegt. Het maakt me kwaad als iemand dat soort dingen zegt. Ik ben een muzikant en ik speel wat ik voel. Of het nu Stockhausen is of Ravel of wat dan ook. Als ik Ravel speel vragen ze me toch ook niet of die man misschien heel jong was toen hij dat bewuste stuk schreef en of dat misschien de reden is waarom ik het speel? Het is idioot om daar zelfs maar aan te denken! Als je erop uit was om me op de kast te jagen, nou, dan is je dat gelukt. Niemand vraagt me dat soort dingen! Omdat ik niet weet wat ik daarop moet zeggen. Daar word ik gek van.’

Wat ik alleen maar wilde zeggen is dat het volgens mij een eer voor Scritti Politti is dat u een van hun songs wilde doen.

‘Het is een grote eer voor mij om zo’n song te doen, mijn arrangementen eraan toe te voegen. Ik hoop alleen dat ik het goed gedaan heb en dat ze niet achteraf zullen zeggen dat ik dat nummer volkomen verkloot heb.’

Ik hou van de song zoals hij nu is.

‘Dank je. Vertel ze dat maar als je ze ziet. (milder nu) Ik heb ook een nummer voor Toto gedaan. Dat vergeet iedereen.’

Hoe groot is de mogelijkheid dat u weer met Gil Evans gaat werken?

‘Wanneer Gil maar wil, sta ik klaar. Hij heeft me wel opgebeld en voorgesteld om samen Tosca te gaan doen. Wanneer weet ik niet. En of het doorgaat, weet ik ook niet. De mogelijkheid zit er altijd in dat we eraan beginnen en uiteindelijk op iets totaal anders uitkomen.’

Om nog even op Tutu terug te komen. Het plaatlabel vermeldt slechts bij één song, Tomaas, uw naam als componist. Het meeste materiaal is door Marcus Miller geschreven. Waarom niet meer eigen werk?

‘Ik kan niet schrijven als Marcus. Veel musici maken een grote fout door hun eigen materiaal te willen schrijven. Ik heb het pas nog tegen mijn zoon die ook muzikant wil worden gezegd: “Als jij naar school gaat om muziek te studeren, dan leren ze je hoe muziek van anderen te spelen. En hoe de muziek van anderen te interpreteren.” Dàt is wat ik doe. Ik interpreteer de muziek van andere mensen.’

Zijn er al concrete ideeën over een toekomstige samenwerking met Herbie Hancock?

‘Ik heb hem gezegd dat ik iets met hem wilde gaan doen. Hij had ook al iets voor me geschreven. Maar wat, dat kan ik je niet vertellen. Als ik je m’n hele hebben en houden aan de neus ga hangen blijft er voor mij geen moer meer over.’ Hij vangt mijn onderdrukte gegrinnik op. ‘Ha, dat vind je leuk, he?’

Om even van de muziek af te stappen. U speelde Ivory Jones in een aflevering van Miami Vice. Kunnen we nog meer activiteiten in die richting verwachten?

‘Ik heb drie of vier scripts hier.’

Wat voor soort?

‘Wel, terug naar hetzelfde onderwerp maar weer. Iedere rol die ik onder ogen krijg, iedere keer weer willen ze me een pooier laten spelen. Goddamned! Wat ik wil zien is een script over wat ik doe en wat ik wil zeggen. Over mijn levensstijl. Maar iedere keer weer willen ze me verdomme als pooier zien. Pooiers zijn niet allemaal zwart.’

Hebt u de film Round Midnight van Bertrand Tavernier al gezien, opgedragen aan onder anderen Lester Young en met Dexter Gordon?

‘Stukjes.’

Vond u het goed?

‘Zeker. Dexter is erg natuurlijk. Maar als je zwart bent, moet je je hele leven lang acteren. We moeten verschillende gezichten op kunnen zetten, een ingebouwd radarsysteem hebben dat ons waarschuwt zogauw er sprake is van vooroordelen… Ik ben gewend met die last te leven.’

Zou u bereid zijn uzelf te spelen in een film?

‘Graag. Maar dat gaat niet. Dus schrijf ik maar een boek.’

Als u in de gelegenheid zou zijn om te werken met hetzelfde kwartet dat Sting op zijn solo-elpee begeleidde, wat zou u dan met ze doen?

‘Ik zou doen wat ik doe. Maar ik zou ze niet gebruiken zoals Sting. Sting heeft ze gebruikt. Hij heeft ze niet laten doen waartoe ze in staat zijn.’

U maakte vroeger onderscheid tussen muziek maken en entertainment.

‘Voor mij is het hetzelfde. Als je van een stuk houdt en het publiek ook, dan voel je de vibraties. Dan ben je bezig met entertainen door te spelen. Als ik speel componeer ik de stukken iedere keer weer opnieuw. Iedere avond is het anders. Het is ook niet zo dat één man de nummers heeft geschreven. Marcus schreef het raamwerk en wij vullen de composities in. En dat kan sneller zijn, of langzamer. In Brazilië spelen we snel, terwijl in Duitsland de band juist erg traag speelt. Duitsers laten veel minder dan Brazilianen merken of ze de muziek goed vinden. De band kon dat heel goed voelen toen ze onlangs na Brazilië in Keulen een concert moest geven. Het gevoel bij het spelen blijft hetzelfde, maar de manier waarop daar uitdrukking aan wordt gegeven, die verandert, snap je, eh… hoe was je naam ook alweer?’

DE HAND

De elpee Tutu is gestoken in een door de Japanse Eiko Ishioka fraai vormgegeven hoes met zowel op de voor- als achterkant een schitterende close-up van Davis, gemaakt door fotograaf Irving Penn. Maar vooral de binnenhoes springt erg in het oog door de foto van een gekromde trompethand, doorgroefd met afgebrokkelde nagels.

‘Dat is mijn hand, ja. Eiko koos die foto. Eiko is een vriendin van me en was helemaal weg van het werk van Penn. Ik hou van de manier waarop zij denkt. Ze zegt dat mijn hand erg religieus overkomt.’

Het is een hand die een levensverhaal uitbeeldt.

‘Bedoel je mijn levenslijnen?’

Nee. Ik zie de hand van een man die zijn leven leefde zoals hij dat wilde leven.

‘Dat is Eiko. Ze ziet dingen. Ze weet dingen. Ze is geweldig. Als je haar ooit ontmoet of Irving Penn, dan moet je zeker zeggen hoe goed jij het vindt.’

TIEN MINUTEN

Net als ik het gevoel heb dat het gesprek een totaal andere wending krijgt en Miles zich vriendelijk en meegaand toont, krijg ik vanuit de burelen een sein dat mijn tijd voorbij is. De trompettist sputtert echter tegen. ‘Ik begin net. Je wordt verondersteld om als een bloedhond op m’n spoor te zitten en nu wil je ‘t er al bij laten!’

Wilt u verder praten dan?

‘Natuurlijk.’

U weet dat er een andere journalist zit te wachten?

‘Die vraagt toch hetzelfde als jij. Laat maar wachten. Ik wil verder praten. Tien minuten. Oké? Begin maar.’

Er waren geruchten dat Prince zou meewerken aan de opvolger van You’re Under Arrest. Wie er echter op Tutu meespelen, Prince is er niet bij. Waren er problemen?

‘Geen problemen, nee. Hij heeft me een brief geschreven en twee tapes gestuurd. Eén bevatte een song die helemaal af was en die ik zo mocht gebruiken, met of zonder vocalen, net wat ik verkoos. De andere tape bevatte stukjes van een compositie. Nadat hij dingen had gehoord die we al gedaan hadden, heeft hij alles teruggetrokken. Hij vond zijn eigen materiaal niet goed genoeg en zei dat we maar samen de studio in moesten, met z’n tweeën, de deur op slot. Ik kan dat wel waarderen.’

Een andere wens van u zou zijn om met Frank Sinatra samen te werken.

‘Daar weet ik niets van. Ik heb er ook niets over gehoord. Ik luister liever naar Frank, weet je. Ik heb tegen hem net zoiets gezegd als ooit tegen Duke Ellington: Ik luister liever naar je dan met je band te spelen. Dat was in 1949. Bovendien werkte ik toen nog aan Birth Of The Cool. Een van Franks mensen heeft me vroeger een keer gevraagd. Maar Frank heeft mij niet nodig. Als jongetje luisterde ik al naar hem, zong Night And Day en dat soort dingen en heb van hem geleerd hoe ik moest fraseren. En van Orson Welles, die had ook een uitzonderlijke manier van fraseren. Ongeveer zoals die rap-jongens dat nu doen.’

U hebt die ontwikkelingen gevolgd?

‘Ik wist dat dat zou gaan gebeuren. The Last Poets. Omdat dat de manier is waarop de Black Panthers… de rap komt daar vandaan. En nu moet ik weg. De tien minuten zijn op.’

Drieëntwintig minuten Miles Davis. Ze laten een voorlopig onuitwisbare indruk na.

WWW
milesdavis.com

Mijn gekozen waardering € -

Ex-muziekjournalist. Ruilde in de jaren 90 redactiestoel muziekblad OOR in voor een hangmat in de Amazone, Dancin' Fool.