Mind the gap – Wie doet iets aan de kloof? Interview met SCP-directeur Kim Putters

De pandemie heeft de toenemende tweedeling in de maatschappij nog zichtbaarder gemaakt. Grote groepen zijn steeds meer onzeker over werk, inkomen en wonen. Het SCP trekt al jaren aan de bel bij de politiek, maar luistert die wel? Een gesprek met SCP-directeur Kim Putters, die na het aflopen van zijn termijn in juni vertrekt, over de ongelijkheid in Nederland: "De overheid moet zich die veel meer aantrekken."

Terwijl velen met een vast arbeidscontract weer een aardige loonsverhoging tegemoet zien, zijn voor grote groepen Nederlanders eenvoudige zaken steeds moeilijker bereikbaar of te verwezenlijken. De tweedeling is weer helemaal terug in Nederland.
Begrippen als energiearmoede, woonarmoede en supermarktarmoede werden in korte tijd gemeengoed. Plaats er gerust vervoers- en recreatiearmoede bij. Het betekent dat je een onevenredig groot deel van je inkomen daaraan kwijt bent.

Hier tegenover staan juichend de jubelton, onbelaste huurinkomsten, gesubsidieerde zonnepanelen en elektrische auto van de zaak. Ook privéonderwijs voor rijke kinderen hoort erbij, en luxe recreatievilla’s waarvoor vakantiehuisjes van huurders moeten wijken. De sociale advocatuur was allang uitgekleed. Een dagje dierentuin? We hebben de foto’s nog. Zelfs het blad Quote merkt op ‘dat de kloof tussen rijk en arm in rap tempo groter wordt’.

Onlangs verscheen het rapport ‘Verschil in Nederland’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat continue onderzoekt hoe het met ons Nederlanders gaat en daarover rapporteert aan politiek en overheid. Wordt de tweedeling tussen mensen in Nederland werkelijk groter?

SCP-directeur Kim Putters:

‘Tweedeling is geen makkelijk begrip, want die kan over veel gaan. Over inkomen, over kansen in het onderwijs, of dat het Noorden anders behandeld wordt dan de Randstad. Feitelijk bestaan er allerlei ongelijkheden naast en door elkaar: bij werk en inkomen, tussen jong en oud, tussen mannen en vrouwen, qua vermogen, bij de toegang tot onderwijs, en zo meer. Ongelijkheid is dus meer dan rijk en arm. Ze wordt ook bepaald door verschillen in bijvoorbeeld het sociaal netwerk en hoe iemand eruit ziet. Die verschillen werken allemaal door in de levenskansen van mensen, in hun welbevinden en toekomstverwachtingen. Het is overigens niet zo dat mensen met een lager inkomen automatisch minder kansen hebben. dat hangt er maar net vanaf. Wie een vaste baan en een goed netwerk heeft, komt ook makkelijker vooruit. Maar wanneer het daaraan ontbreekt, wanneer mensen verstrikt raken in regels en systemen kunnen verschillende ongelijkheden samenkomen en elkaar versterken. Deze mensen raken dan al snel buiten beeld. Dit geldt voor ruim 20 procent van de bevolking.’

Los van het leed voor degenen die dit betreft, hoe zorgelijk is dit?
‘Verschillen tussen mensen zijn een gegeven, waar ter wereld je ook bent. Het SCP heeft er geen normatieve opvattingen over. Wij stellen niet dat verschillen goed of slecht zijn. Wel onderzoeken we waar, en hoe ongelijkheden problemen veroorzaken. Waar ze tot structurele achterstellingen of onrechtvaardigheid leiden, en misschien zelfs tot wrijving, conflicten en polarisatie. Kwetsbare sociale groepen zijn vaak negatiever gestemd over de Nederlandse samenleving en politiek dan mensen voor wie alles soepel verloopt. De sociale samenhang en het vertrouwen in instituties komen dan makkelijk onder druk te staan. Op den duur kan zo ook de steun voor de democratische rechtsstaat ondermijnd worden, maar dat is in Nederland nog niet echt aan de orde. Al onze bevindingen presenteren we aan de overheid. Het is aan de politiek of ze iets met die informatie doet, of niet.’

Welke ongelijkheid springt er duidelijk uit?
‘De huidige arbeidsmarkt werkt ongelijkheid sterk in de hand. Daar tekent zich een scherpe tweedeling af tussen mensen met een vast arbeidscontract enerzijds, en anderzijds zij die met veel meer, en grotere onzekerheden moeten leven, omdat ze zo’n contract niet hebben: de flexwerkers, zzp-ers, mensen met een 0-urencontract, of tijdelijk werk. In de afgelopen tien jaar is deze groep veel groter geworden.’ (In 2020 was 1 op de 3 werkenden flexwerker: 1,7 miljoen werknemers hadden een flexibele arbeidsrelatie; er waren 1,1 miljoen zzp-ers – bron CBS, red.).

‘Uit onderzoek weten we dat wie een onzekere positie op de arbeidsmarkt heeft vaak stress ontwikkelt door de vrees het hoofd niet boven water te kunnen houden, onvoldoende opdrachten te krijgen, of door letterlijk van het ene op het andere moment ‘niet meer nodig’ te zijn. Het volgende probleem dient zich dan al snel aan: stress leidt makkelijk tot allerlei gezondheidsklachten of een burn-out.’
‘Zekerheden over werk en inkomen verschillen fors als je naar opleidingsniveaus kijkt. Hbo-ers en wo-ers hebben vaker een vast contract dan mensen met minder opleiding. De laatsten verdienen weinig, wonen vaker in ongezondere wijken, hebben geen geld om hun woning te isoleren, en zo stapelen achterstanden op.’

Mensen met een lbo of mbo kunnen toch ook goed verdienen. Neem bouwvakkers, slagers, en allerlei technische beroepsgroepen.
‘Inderdaad zijn er binnen opleidingsniveaus ook grote verschillen. Dit laat opnieuw zien hoe lastig het begrip ‘tweedeling’ is. Toch zitten er in de bovenlaag van de samenleving relatief meer wo-ers en hbo-ers dan in andere groepen. Tot die bovenlaag horen dus ook de succesvolle ondernemers zonder opleiding. Het gaat om de relativiteit.’
‘In de agrarische omgeving waar ik woon, zijn ook rijke boeren. Agrarische gemeenschappen hebben vaak meer netwerken en gemeenschapszin. Ook als je minder geld hebt, of als het tegenzit, kan dat het verschil maken. Vergelijkbaar gebeurt binnen parochies en kerkgemeenschappen. Dat mensen soms wat minder kansen hebben, wordt dan met die sociale netwerken gecompenseerd.’

Vrijwel dagelijks berichten de media over tweedelingen: woningbezitters zagen hun vermogen de laatste acht jaar gestaag groeien, voor huurders bleef het vermogen gelijk. Ook hebben woningbezitters gemiddeld 14 keer zoveel spaargeld als huurders. Het vermogen van de rijkste 10 procent steeg in een jaar met 18 procent, tot ruim duizend miljard euro. Dit is anderhalf keer meer dan het totale bezit van de overige 90 procent Nederlanders. Waarom krijgen dit soort berichten nu zoveel aandacht, denkt u?
‘Dit vragen wij ons ook af, temeer omdat we tien jaar geleden ook al dergelijke trends signaleerden, maar die toen minder ophef veroorzaakten. Als ik het ontrafel, zie ik wel dat verschillen in de loop der jaren steeds zwaarder wegen, zelfs als de posities niet veranderd zijn. Recent nog berichtte het CBS dat de inkomensongelijkheid in Nederland al tien jaar gelijk is gebleven.’

‘Toch is dit CBS-bericht helemaal niet geruststellend, want het doel van de laatste kabinetten was juist om de verschillen tussen groepen te verkleinen. Ondanks veel economische voorspoed en allerlei beleidsmaatregelen is dat dus mislukt. Uit ons recente onderzoek blijkt zelfs dat mensen de achterstelling nu sterker ervaren dan tien jaar geleden. Gevoelens van ongelijkheid worden dus ook door andere factoren gevoed. Als ik het uitleg: het probleem van ongelijkheid is groter geworden, omdat het blijft pressen. Mensen zitten jarenlang in een bepaalde situatie en ervaren daar aanhoudend de nadelen van. Daarbij hebben ze het gevoel dat politiek en beleid er weinig aan doen, en dat maatregelen hen niet bereiken. Dat alles vergroot het probleem.’

Politiek en beleidsmakers hebben een overdreven vertrouwen in de zelfredzaamheid van mensen en in de maakbaarheid van de samenleving.

Politiek en beleid kunnen problemen en tegenstellingen zelfs verergeren, blijkt ook uit eerder SCP-onderzoek.
‘Inderdaad. Er zijn regelmatig voorbeelden waarbij het functioneren van de overheid, en de politieke beslissingen die daarachter liggen, zacht gezegd niet geholpen hebben om problemen op te lossen. Niet alleen in de toeslagenaffaire, het gebeurt veel vaker. Al jaren doet het SCP onderzoek in het sociaal domein, in de jeugdhulp. Ook daar leidden politieke besluiten er niet toe dat kinderen en jongeren met problemen sneller geholpen worden. De wachtlijsten zijn gegroeid, er zijn schrijnende toestanden. Dit wordt versterkt doordat groepen die op achterstand staan, doorgaans vaker met de overheid te maken krijgen, en zo ook vaker geconfronteerd worden met beleid dat negatief uitpakt. Een domino-effect.’
‘Als je een kwetsbare oudere bent, of eenzaam, moet je een beroep kunnen doen op de overheid. Een jongere met problemen, of iemand met een arbeidsbeperking die geen werk vindt, moet in onze sociale samenleving ergens kunnen aankloppen. Als dan de instanties niet functioneren, ze moeilijk bereikbaar zijn en bureaucratisch werken, verergert de overheid jouw probleem eerder dan dat ze helpt. Hier heeft de overheid echter te weinig oog voor.’

Veel overheidsbeleid vergroot zelfs de kloof, zoals de lage erfbelasting, de jubelton, en het niet belasten van huurinkomsten. Van subsidies voor zonnepanelen en elektrische auto’s profiteren vooral mensen die het al goed voor mekaar hebben. Of neem de tweespalt die ontstaat door maatregelen bij de energietransitie. Zo laten in de Veenkoloniën landeigenaren tientallen windturbines van 210 meter hoog op hun land toe, en krijgen hiervoor 45.000 euro per turbine, per jaar. Omwonenden concluderen bitter dat mensen met geld nu bepalen hoe hun leven eruit gaat zien. Ze voelen zich verraden door de overheid.
‘Afzonderlijke voorbeelden vind ik moeilijk zo te beoordelen. Ik breng ze terug naar conclusies in onze recente studie Verschil in Nederland. Het gaat altijd over vormen van ‘kapitaal’, ofwel de hulpbronnen waarover mensen beschikken. Daar kijken we als SCP naar én naar de vraag wat het doet voor het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben en in instituties. Niet alleen in de overheid, ook in het bedrijfsleven, vertrouwen in zorgaanbieders, in onderwijs, en meer.’

Wat leert uw recent verschenen rapport ‘Verschil in Nederland’ ons?
‘Grofweg zien we dat zo’n 75 procent van de bevolking voldoende tot veel hulpbronnen heeft. Ze hebben een redelijk goede positie in de samenleving met hun werk, opleidingsniveau en netwerken. Hier rekenen we ook een grote middengroep toe van ruim 45 procent.
Ruim 20 procent van de bevolking zit dus regelmatig of zelfs permanent in de problemen. Deze mensen beschikken over weinig hulpbronnen en worden getroffen door tal van ongelijkheden.’

Hard werken en leren blijken geen garantie meer te zijn voor een goede baan.

Wat is er over van het oude verheffingsideaal? Of wordt het kwartje weer een dubbeltje?
‘Als SCP benoemen we twee middenklassen: de ‘werkende middengroep’ en de ‘comfortabel gepensioneerden’. Zoals gezegd, samen goed voor ruim 45 procent van de Nederlanders. In de afgelopen decennia vormden ze de kern van de samenleving die met goed studeren en hard werken haar leven kon verbeteren. Echter, de jaren van opwaartse mobiliteit lijken grotendeels voorbij. Middengroepen schuiven op naar de randen en er hoeft weinig te gebeuren — noem ontslag, een scheiding, ziekte — of ze komen in de problemen.’
‘De middengroep heeft het dus niet slecht, maar het gevoel dat er iets mis kan gaan dringt zich op. Hard werken en leren blijken geen garantie meer te zijn voor een goede baan. Eerdere ‘zekerheden’ vallen weg, zoals nu in de woon- en energiecrisis, of bijvoorbeeld omdat hun kinderen tienduizenden euro’s moeten lenen om te kunnen studeren. Het is onzeker voor ze of er nog thuiszorg is voor hun ouders, en wie zal er later voor hen zorgen? De groep gepensioneerden is ook bezorgd, over de kinderen en kleinkinderen, over eenzaamheid en het pensioen dat al jaren niet geïndexeerd is.’

‘In het algemeen ervaren mensen op een gegeven moment dat anderen veel welvarender zijn, dat het leven voor buren of kennissen veel makkelijker verloopt, doordat die wel handige wegen weten te bewandelen, de juiste connecties hebben en toegang hebben tot systemen.
Des te meer valt het op dat het meritocratische ideaal — dat geluk en succes je eigen verdiensten zijn — in Nederland nog zo sterk is, en het geloof dat dit werkt eveneens. Zelfs bij degenen die over weinig hulpbronnen beschikken.’

Toch geven Nederlanders hun leven een hoog rapportcijfer.
‘Al jaren gemiddeld een 7,8 op een 10-puntsschaal. Maar als je inzoomt zie je iets opmerkelijks. Van álle groepen gaven tien jaar geleden veel meer mensen ongeveer een 7,5 aan hun leven. Nu niet meer. Nu liggen de uitersten verder uit elkaar. Wie veel hulpbronnen hebben, geven hun leven een hoger cijfer. Wie achterstelling ervaren, een lager. Anders gezegd, nu scoren meer mensen dan voorheen een 8 of hoger én er zijn veel meer mensen die lager dan 6 noteren. Daar ontstaat de polarisatie. Het klopt dat mensen vaker ervaren dat zij niet delen in geluk en de welvaart die er wel is.’

Dat die verschillen groter worden, dat er meer 8-plussen en meer 6-minnen zijn dan tien jaar geleden, trekt u hierover bij de politiek aan de bel?
‘We zien dat wie een laag cijfer aan zijn leven geeft pessimistischer is over de toekomst van zichzelf en zijn kinderen, en dat dit vaak samenhangt met werkonzekerheid. Dat moet de overheid zich veel meer aantrekken. Het SCP blijft de politiek wakker schudden: oké, het tevredenheidscijfer lijkt al tien jaar hetzelfde, maar dit betekent niet dat alle Nederlanders al ruim tien jaar een gelukkig volk vormen.’

De arbeidsmarkt blijft in uw verhaal terugkomen.
‘Zeker. Veel valt of staat met een grote hervorming van de arbeidsmarkt en zorgen voor meer werkzekerheid. Zo kan meer geluk en tevredenheid voor mensen bereikt worden, en kan de tweedeling minder scherp worden. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat de gezondheidszorg voor iedereen – ook voor zzp-ers – betaalbaar moet blijven, en dat er rekening wordt gehouden met pensioenopbouw. Onze onderzoeksgegevens zijn hierbij goed bruikbaar. Het SCP laat zien voor welke groepen iets een probleem is, wat het verband is met werkzekerheid van mensen en met hun toegang tot gezondheidszorg. Het is aan de overheid hoeveel waarde ze aan onze bevindingen hecht.’

‘Ik maak nu een kritische opmerking: dat de arbeidsmarkt hervormd moet worden, weten we al heel lang, maar het gebeurt steeds niet. Het is nu echt de hoogste tijd. Werk- en bestaanszekerheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er zijn veel te veel mensen die grote problemen door flexwerk ondervinden, waardoor hun de toegang tot bijvoorbeeld zorg, onderwijs en verder leren wordt belemmerd. De communis opinio van de SER (Sociaal-Economische Raad), WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) én het SCP is dat de meeste mensen niet in een tijdelijk werkcontract moeten zitten, en ook niet wíllen zitten – en dat ze er zelfs door benadeeld worden.’

Dat de arbeidsmarkt hervormd moet worden, weten we al heel lang, maar het gebeurt steeds niet.

Heeft de corona-uitbraak verschillen in de samenleving vergroot?
‘Iedere crisis kan een gat slaan tussen mensen met wie het goed gaat en zij die eronder lijden. De coronacrisis kan bovendien eerdergenoemde kwetsbaarheden van mensen versterken. De werkelijke effecten van de pandemie moeten nog uitkristalliseren. Sommige hulpbronnen — bijvoorbeeld sociale contacten, of voldoende opdrachten — zijn door de coronaperiode aangetast. Het ziet ernaar uit dat de pandemie vooral tegenstellingen tussen klassen bevordert.’

De toenemende tweedeling in de samenleving is ook een gevolg van de woningmarkt, die de aanjager zou zijn van woonarmoede en ongelijkheid volgens financieel journalist Hans de Geus. Columnist Sander Schimmelpenninck wijst naar vermogen dat niet door arbeid of verdienste is verkregen, zoals erfenissen en schenkingen. De duvel die altijd op de grootste hoop schijt.
‘Deze auteurs schetsen terecht die ontwikkelingen. Toch kun je die niet losweken van de andere kapitaalvormen. Zo wordt het persoonskapitaal — vooral gezondheid — steeds belangrijker in onze samenleving. En ook hierbij zie je eenzelfde patroon: wie in zijn leven meer hulpbronnen heeft, wordt doorgaans gezonder oud, en leeft langer. En als hij of zij op een gegeven moment toch ziek en eenzaam wordt, zijn de omstandigheden en consequenties vaak gunstiger.’

‘Toch vindt de politiek het lastig om goed naar persoonskapitaal kijken. Met als gevolg de oeverloze discussies over de pensioenen, over onderwijs en dat er onvoldoende personeel in de zorg is. De politiek speelt er gewoon niet tijdig op in. Terwijl, als er íets bekend is, zijn het wel de demografische gegevens van een land, buiten migratiecijfers. Die bevolkingscijfers kun je voor de komende 50 jaar uittekenen. Toch is de politiek er niet goed op voorbereid hoeveel kinderen er worden geboren, of hoe oud we worden en wat dat betekent voor zorg die nodig zal zijn.’

We zitten niet te wachten op het zoveelste politieke compromis dat in de praktijk niet uitvoerbaar blijkt.

Wat concludeert het SCP over het functioneren van de overheid?
‘We evalueren vaak het overheidsbeleid, en merken op dat er veel onrealistische aannames zijn. Politiek en beleidsmakers hebben een overdreven vertrouwen in de zelfredzaamheid van mensen en in de maakbaarheid van de samenleving. Wij proberen ze ervan te overtuigen dat ze tevoren goed moeten bedenken wat realistisch en haalbaar is, en wat de consequenties voor groepen kunnen zijn. Voordat iets wordt uitgevoerd, moet beleid getoetst worden. Dit betekent: praten met mensen, bij werkgevers nagaan wat wel en niet zal werken. Zolang de overheid dit nalaat, werkt ze eraan mee dat verschillen tussen mensen blijven bestaan, en zelfs groter worden.’

Is het tij van tweedelingen te keren?
‘Doordat ongelijkheid multidimensionaal is én een gelaagdheid heeft — wij benoemen zes sociale klassen — kan er niet aan één knop gedraaid worden. Er is integrale beleidsvorming nodig, omdat voor achtergestelde groepen verschillende soorten problemen samenkomen.
Overheidsbeleid strandt té vaak in de praktijk; de menselijke maat is regelmatig zoek. Ze moet meer rekening houden met wat mensen in hun leven ervaren, en daar reële oplossingen voor bieden. Hiervoor is een mens- en maatschappijvisie nodig, ook om het beleid voor de korte en lange termijn met elkaar te verbinden. Anders blijven dossiers los zand en bestaat de kans dat beslissingen niet op elkaar aansluiten, met als gevolg uitvoeringsproblemen, ongelijkheid en afbrokkelend vertrouwen. Terwijl vertrouwen juist zo nodig is voor de grote maatschappelijke opgaven, zoals de klimaat- en energietransitie.’

Wat doet de regering met SCP-bevindingen?
‘Ik ben er enerzijds kritisch over dat het allemaal zo traag gaat, anderzijds positief dát er iets gebeurt. Echter onze adviezen worden beperkt tot de verschillende beleidskokers. Het punt is echter dat het leven van mensen niet langs kokers van beleid loopt. Daarin gebeurt van alles tegelijk. Een beslissing op het gebied van de huizenmarkt heeft direct gevolgen voor het sociaal domein, voor recreatiemogelijkheden, vervoersmogelijkheden, en voor landbouw en voedselvoorziening.’
‘Mijn boodschap aan het nieuwe kabinet is: denk steeds vanuit burgers, en of het nu gaat over klimaat, woningen, ongelijkheid in het onderwijs, of discriminatie op de arbeidsmarkt, het zijn allemaal vraagstukken waar meerdere ministeries bij betrokken zijn. En vaak ook provincies en gemeenten. Tracht aan de voorkant te doorgronden welke de belangrijkste factoren zijn die mensen aangaat. Kijk eerst wat er aan de hand is en verdeel dan pas taken en verantwoordelijkheden. Heb de moed en het lef het ook op een andere manier te organiseren.’

Zouden beleidsmakers baat hebben bij inbreng van buiten, zodat het minder ambtelijke beslissingen zijn?
‘Ik draai het liever om. In de afgelopen twintig jaar is de inhoudelijke kennis over levensonderwerpen vaak uitbesteed aan adviesbureaus, waardoor die kennis binnenshuis verloren raakte. Ambtenaren moeten haar weer terughalen. Niet door die bureaus in te schakelen, maar door gebruik te maken van de ervaring en kennis van burgers en bedrijven. Vergelijk het met citizens science in de wetenschap (wetenschapsbeoefening door vrijwilligers – red.). Zo werkt het SCP ook. We halen voortdurend informatie op uit de samenleving, veel meer dan even een peiling, of meninkjes. Er zijn ambtenaren nodig die zich kunnen inleven en samenwerken. Het betekent echte dialogen, luisteren, oplossingen toetsen, kijken of het werkt, en bijsturen als dit niet het geval is. Een voorbeeld: Als groepen mensen digitale vaardigheden ontberen om zelf zorg te kunnen aanvragen, kan de overheid die vaardigheden bij ze proberen te bevorderen, ze kan mantelzorgers motiveren om te helpen. Ze kan ook bedenken dat het proces te complex is en het simpeler inrichten. Voortaan weer even bellen in plaats van digitaal afspreken.’

Wat is uw boodschap aan de nieuwe regering?
‘We zitten niet te wachten op tekentafelbeleid: het zoveelste politieke compromis dat in de praktijk niet uitvoerbaar blijkt. Weet wat er speelt in het leven van burgers, zeker als het over de ongelijkheid in Nederland gaat. Pak de werkelijke problemen van mensen aan.’
‘Dit vraagt een andere overheid, die investeert in de kwaliteit van ambtelijk vakmanschap. Wanneer die verdieping plaatsvind, kan de overheid ervoor zorgen dat tegenstellingen in de maatschappij minder groot worden. Dat lijkt me een mooie kerstgedachte.’

VERSCHIL IN NEDERLAND

Het recent verschenen SCP-rapport ‘Verschil in Nederland 2014-2020’ gaat uit van vier soorten ‘kapitaal’ die bijdragen aan de maatschappelijke positie van mensen en hun kansen: economisch, persoonskapitaal, sociaal en cultureel kapitaal.
Bij economisch kapitaal gaat het om opleiding, beroep, inkomen en vermogen. Persoonskapitaal zijn de fysieke en psychische gezondheid, de mate van zelfvertrouwen en het uiterlijk van mensen. Met sociaal kapitaal worden relaties met anderen bedoeld, mensen die je (vooruit) kunnen helpen. Tot het cultureel kapitaal tenslotte behoren maatschappelijke en culturele codes. Het SCP komt uit op zes sociale klassen: van de ‘gevestigde bovenlaag’ die op alle vier soorten kapitaal hoog scoort, tot het ’precariaat’ dat op alle soorten kapitaal achterblijft.

Mijn gekozen waardering € -